• No results found

Het Besluit bevat een nieuw beleidskader voor het toepassen van grond en baggerspecie Dit nieuwe beleidskader is consistenter en meer

In document Handreiking Besluit bodemkwaliteit (pagina 40-42)

samenhangend dan het voorgaande beleid, dat was versnipperd over

onder andere het Bouwstoff enbesluit en verschillende vrijstellingsrege-

lingen. Ook komt het nieuwe beleidskader tegemoet aan de wens voor

meer ruimte voor lokaal maatwerk. Hiervoor zijn de verantwoordelijk-

heden voor het bodembeleid gedecentraliseerd naar de lokale overheden.

4.1 Introductie en verdieping

Voor het onderdeel grond en baggerspecie verandert relatief veel op het gebied van beleidsvorming, normstelling en toepassingsmogelijkheden. We werken dit onderdeel daarom in meerdere hoofdstukken uit. Dit hoofdstuk begint met een toelichting op de reikwijdte van het Besluit voor grond en baggerspecie, de hoofdlijnen van het beleidskader en de betekenis voor de verschillende doelgroepen. In de hierop volgende hoofdstukken volgt een verdieping op verschillende onderdelen. In hoofdstuk 5 gaan we dieper in op de nieuwe normstelling en toetsingskaders. Vervolgens beschrijven we in hoofdstuk 6 vanuit het oogpunt van een toepasser hoe een partij grond of baggerspecie kan worden toegepast volgens de regels van het Besluit. In dit hoofdstuk lichten we ook de verschillende milieuhygiënische verklaringen en het melden

van grond en baggerspecie toe. Tot slot komen de beleids- makers aan bod. In de hoofdstukken 7, 8 en 9 bieden we stappenplannen die als hulpmiddel kunnen dienen bij het kiezen tussen generiek en gebiedsspecifi ek beleid en bij de implementatie van gebiedsspecifi ek en generiek beleid.

4.2 Wat is de reikwijdte van het onderdeel grond en bagger?

4.2.1 Defi nities van grond en baggerspecie

Het Besluit hanteert voor grond en baggerspecie de volgende defi nities (artikel 1 van het Besluit):

Grond is vast materiaal en bestaat uit minerale delen met een maximale korrelgrootte van 2 millimeter en organische stof in een verhouding en met een structuur zoals deze in de bodem van nature wordt aangetroff en, alsmede van nature in de bodem voorkomende schelpen en grind met een korrelgrootte van 2 tot 63 millimeter, met uitzondering van baggerspecie. Baggerspecie is materiaal, dat is vrijgekomen uit de bodem via het oppervlaktewater of de voor dat water bestemde ruimte en bestaat uit minerale delen met een maximale korrelgrootte van 2 millimeter en organische stof in een verhouding en met een structuur zoals deze in de bodem van nature worden aangetrof- fen, alsmede van nature in de bodem voorkomende schelpen en grind met een korrelgrootte van 2 tot 63 millimeter.

4.2.2 Bodemvreemd materiaal

Het Besluit stelt aanvullend op de defi nities dat een partij grond en baggerspecie maximaal 20 gewichtsprocent bodemvreemd materiaal mag bevatten. Het gaat hierbij nadrukkelijk niet om bijmengingen van bodemvreemd materiaal in grond of baggerspecie nadat het materiaal is afgegraven. Voor speci- fi eke toepassingen kan het bevoegd gezag de toegestane hoeveelheid bodemvreemd materiaal verlagen of nadere regels stellen over soorten bodemvreemd materiaal, bijvoorbeeld voor gebieden met een bijzonder beschermingsniveau. Wanneer niet aan de defi nitie van grond of baggerspecie wordt voldaan of wanneer het maximaal toegestane percentage bodemvreemd materiaal wordt overschreden, dan kan het materiaal niet worden toegepast als grond of baggerspecie in het kader van het Besluit. Door bijvoorbeeld te zeven kan het percentage bodemvreemd materiaal onder de 20 gewichts- procent worden gebracht, zodat alsnog sprake is van grond of baggerspecie.

4.2.3 Wanneer is sprake van een nuttige toepassing? Partijen grond en baggerspecie mogen alleen volgens de regels van het Besluit worden toegepast als sprake is van een nuttige toepassing. Is dit niet het geval, dan wordt de toepassing gezien als een middel om zich te ontdoen van afvalstoff en en gelden op grond van de Europese Kaderrichtlijn afvalstoff en strengere regels. Daarom is voor het onderdeel grond en baggerspecie precies aangegeven welke toepassingen als

40

Nuttige toepassingen van grond en baggerspecie De volgende toepassingen van grond en baggerspecie zijn een nuttige toepassing (op grond van artikel 35 van het Besluit): a) Toepassing in bouw- en wegconstructies, waaronder wegen,

spoorwegen en geluidswallen.

b) Toepassing in ophogingen van industrieterreinen, woning- bouwlocaties en landbouw- en natuurgronden, met het oog op het verbeteren van de bodemgesteldheid.

c) Toepassing voor het afdekken van een saneringslocatie of als bovenafdichting voor een stortplaats, met het oog op het voorkomen van nadelige gevolgen voor mens, plant of dier als gevolg van contact met het onderliggende materiaal. d) Toepassing in ophogingen in waterbouwkundige constructies

en voor het verondiepen en dempen van oppervlaktewater met het oog op de hoogwaterbescherming, de doelstellingen van de Kaderrichtlijn water, bevordering van natuurwaarden en de vlotte en veilige afwikkeling van de scheepvaart; e) Toepassing in aanvullingen, waaronder de herinrichting en

stabilisering van voormalige winplaatsen voor delfstoff en, of met het oog op onderhoud en herstel van de toepassingen bedoeld in a tot en met d.

f) Verspreiding van baggerspecie uit een watergang over de aan de watergang grenzende percelen, met het oog op het herstellen of verbeteren van de aan de watergang aangren- zende percelen.

g) Verspreiding van baggerspecie in oppervlaktewater, uitge- zonderd uiterwaarden, gorzen, slikken, stranden en platen, met het oog op de duurzame vervulling van de ecologische en morfologische functies van het sediment.

h) Tijdelijke opslag van grond en baggerspecie, bestemd voor de toepassingen bedoeld in onderdeel a tot en met e, gedurende maximaal drie jaar op landbodems of gedurende maximaal 10 jaar in oppervlaktewater.

i) Tijdelijke opslag van baggerspecie, bestemd voor toepassin- gen bedoeld in a tot en met f, gedurende maximaal drie jaar op percelen gelegen naast de watergang waaruit de bagger- specie afkomstig is.

Grond & baggerspecie: een eerste introductie

nuttig worden beschouwd in het kader van het Besluit. Dit is weergegeven in kader 4A. In de Nota van Toelichting wordt een nadere beschrijving gegeven van deze nuttige toepassingen.

4.3 Wat zijn de hoofdlijnen van het beleidskader voor grond en bagger?

In deze paragraaf geven we een samenvatting van de hoofd- lijnen van het onderdeel grond en baggerspecie. Zo krijgt u snel een indruk van de belangrijkste veranderingen.

4.3.1 Decentralisatie van verantwoordelijkheden Elke lokale (water)bodembeheerder is voortaan verantwoorde- lijk voor de bodem- en waterkwaliteit van zijn beheergebied. Zij kunnen ervoor kiezen om zelf normen vast te stellen die optimaal aansluiten bij de functies, kwaliteit en ontwikkelingen van een gebied. Hiermee is invulling gegeven aan de wens om meer lokaal maatwerk mogelijk te maken.

4.3.2 Transparante normen

De nieuwe normstellig is gebaseerd op een risicobenadering. Dit betekent dat voor situaties met een gering risico weinig regels en soepele normen gelden, terwijl in situaties met meer risico’s strengere normen en meer regels gelden. De norm- stelling legt een directe relatie tussen het gebruik (de functie) en de kwaliteit van de bodem. Uitgangspunt is dat de bodem geschikt moet blijven voor de functie die erop wordt uitge- oefend. Het Besluit geeft hiervoor generieke normen. Het lokale bevoegd gezag kan zelf andere normen vaststellen, mits deze worden onderbouwd en via de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van de Algemene wet bestuursrecht worden vastgesteld. De lokale normen staan open voor bezwaar en beroep.

4.3.3 Nieuwe toetsingskaders

De nieuwe normstelling is doorvertaald naar nieuwe toet- singskaders. Bij de algemene toetsingskaders (toepassing van grond en baggerspecie op of in de landbodem en in oppervlaktewater en verspreiding van baggerspecie in oppervlaktewater) kunnen lokale (water)bodembeheerders kiezen tussen gebiedsspecifi ek en generiek beleid. De nieuwe toetsingskaders lichten we hieronder op hoofdlijnen toe. Hierbij gaan we nog niet in op de bijbehorende normstelling en eventuele randvoorwaarden. Die zijn uitgewerkt in hoofdstuk 5.

Gebiedsspecifi ek en generiek beleid

Met gebiedsspecifi ek beleid kunnen lokale (water-)bodem- beheerders zelf bodemkwaliteitsnormen vaststellen. Hiermee biedt het gebiedsspecifi eke kader onder meer de mogelijk- heid om de bodemkwaliteit te verbeteren door strengere normen vast te stellen. Of om verontreinigde grond en baggerspecie toe te passen op plekken waar dit volgens het generieke kader niet mogelijk is, bijvoorbeeld om verontreini- gingen te concentreren op een plek waar minder blootstel- lingsrisico’s voor mensen of dieren zijn. Zo kan worden gestuurd op het beschermingsniveau en de toepassings- mogelijkheden voor grond en baggerspecie binnen het beheergebied. Als randvoorwaarde geldt dat sprake moet zijn van standstill op gebiedsniveau. Gebiedsspecifi ek beleid is mogelijk voor één of meerdere beheergebieden of voor delen van een beheergebied. Hierbij kunnen voor één of meerdere stoff en lokale normen worden vastgesteld.

Wanneer geen gebiedsspecifi ek beleid is vastgesteld, geldt automatisch het generieke beleid. Hiervoor zijn generieke normen vastgelegd in de Regeling. Het toetsingskader is gebaseerd op een klassenindeling voor kwaliteit en functie. Uitgangspunt van het generieke beleid is dat de bodem- kwaliteit moet aansluiten bij de functie van de bodem en dat de lokale (water)bodemkwaliteit op klasseniveau niet mag verslechteren en waar mogelijk verbetert.

Grootschalige toepassingen en verspreiding van baggerspecie over aangrenzende percelen

Naast de algemene toetsingskaders met onderscheid tussen generiek en gebiedsspecifi ek beleid, zijn er nog twee catego- rieën van toepassingen met een eigen kader: de grootschalige toepassingen en de verspreiding van baggerspecie. Het bijzondere aan deze toepassingen is dat niet hoeft te worden getoetst aan de kwaliteit van de ontvangende bodem. Wel moet worden voldaan aan de kwaliteitseisen en randvoor- waarden die het Besluit voor deze toepassingen stelt. Voor deze toetsingskaders is geen gebiedsspecifi ek beleid mogelijk. Bij grootschalige toepassingen kan worden gedacht aan

41

Met gebiedsspecifi ek beleid

In document Handreiking Besluit bodemkwaliteit (pagina 40-42)