• No results found

Toetsing hypotheses en slotbeschouwing

5.1 Toetsing hypotheses

- ratio en modern wereldbeeld spelen op de achtergrond een belangrijke rol wanneer het vrijzinnig protestantisme zich met eschatologische vragen bezighoudt. De behoefte aan herinterpretatie en symbolische uitleg van eschatologische beelden en gedachten is dus steeds aanwezig.

In 5.1 worden deze hypotheses getoetst, waarbij gebruik wordt gemaakt van de conclusies, zoals getrokken in 3.3.3 naar aanleiding van het bestu-deerde materiaal. Dit impliceert dat de toetsing zich concentreert op het werk van Roessingh en zoon en vader Heering. Heel kort zal daarnaast ook de links-vrijzinnige inbreng worden verdisconteerd.

In een slotbeschouwing (5.) pogen we, in de geest van de onderzochte auteurs, een tweetal accenten aan te geven in een hedendaagse vrijzinni-ge kijk op de laatste dinvrijzinni-gen. We betrekken daarbij de in 006 vastvrijzinni-gestelde nieuwe remonstrantse Geloofsbelijdenis.

5.1 Toetsing hypotheses

5.1.1 Welk type eschatologie?

Na bestudering van het materiaal in hoofdstuk 3 trokken we de conclusie (3.3.3) dat bij de bestudeerde auteurs alle themata uit de eschatologie ter sprake komen, maar dat ze niet alle even belangrijk zijn. De universele overkoepelt de individuele voleinding, het gaat om vervulling én verwach-ting (er bestaat een verbinding tussen presente en toekomstige eschato-logie), en tenslotte: een realistische voorstelling van de eeuwigheid wordt niet uitgesloten maar bepaald ook niet omarmd.

Navolgend schema geeft in algemene zin aan welke accenten kunnen worden gelegd bij de doordenking van eschatologische vragen.

Vanzelf-18

18

sprekend hebben ook de door ons onderzochte auteurs die accenten ge-legd.

Nadruk kan bijvoorbeeld worden gelegd op het gerealiseerde/presente óf op het toekomstige karakter van het heil; op de individuele óf op de universele aspecten, en tenslotte op het realistische óf op het idealistische karakter van eschatologische begrippen en beelden.

Binnen het basisonderscheid ‘gerealiseerd/present’ en ‘toekomstig’ zijn na-dere accenten mogelijk. Zo is er een type ‘gerealiseerde/presente eschato-logie’ dat de nadruk legt op het individuele heil en de heilsverwachting re-alistisch formuleert. Er is ook een type gerealiseerde/presente eschatologie dat de nadruk legt op het individuele heil maar de verwachting idealistisch formuleert, enzovoort.

Te onderscheiden accenten in de doordenking van eschatologische vragen

Het heil is gerealiseerd/present, er is sprake van ‘eeuwigheid hier en nu’ (Bultmann).

Type

A 1 present individueel realistisch A  present universeel realistisch A 3 present individueel idealistisch A 4 present universeel idealistisch Het heil is toekomstig, Gods toekomst

ligt (grotendeels) nog in het verschiet (Moltmann).

Type

B 1 toekomstig individueel realistisch B  toekomstig universeel realistisch B 3 toekomstig individueel idealistisch B 4 toekomstig universeel idealistisch

Het gaat als gezegd om accenten. In alle typen A valt de nadruk op het reeds gerealiseerde/presente heil. Dat wil niet zeggen dat er dus helemaal niets meer wordt verwacht ten aanzien van de toekomst. In alle typen B valt de nadruk op het toekomstige heil. Dat wil niet zeggen dat Jezus’ komst in de wereld niet óók een vorm van presentie van het heil impli-ceert, maar het accent ligt hier op het belofte-karakter van zijn komst.436

436. Berkhof noemt Barth als voorbeeld van de eerste, Moltmann als voorbeeld van de laatste opvatting. Over Moltmann: ‘De samenhang met het midden (spec. de opstanding van Jezus) wordt niet geloochend, maar dit midden wordt geheel als verwijzende promissio opgevat’ (Berkhof, Christelijk geloof, 546). Van de Beek meent dat met de komst van Christus de tijd is vervuld en dat het einde der tijden is aangebroken. Maar als de nadruk valt ‘op de bekering van de mens’, dan wordt het accent naar de toekomst verschoven. Dat is precies wat het ‘arminianisme’ doet (God doet recht, 149).

Bij de begrippenparen individueel/universeel en realistisch/idealistisch gaat het eveneens om accenten.

Op grond van de eerste hypothese zouden we verwachten de behandel-de auteurs te kunnen plaatsen in het vierbehandel-de type eschatologisch ontwerp, A 4: de nadruk ligt op de presentie van het heil dat eerder in universele dan in individuele termen wordt geformuleerd en idealistisch van toonzet-ting is. Maar die verwachtoonzet-ting komt slechts gedeeltelijk uit.

Bij Roessingh is sprake van een combinatie van het vierde en het achtste type eschatologisch ontwerp, te weten A 4 en B 4. Er is aandacht voor de presente én toekomstige aspecten van het heil (voor het axiologische én het teleologische motief), dat vervolgens in alle voorlopigheid in voorna-melijk universele en idealistische termen nader wordt aangeduid.

Wat H.J. Heering betreft kan gesproken worden van een accent op het achtste type, B 4. Het toekomstige van het heil prevaleert, het wordt, ze-ker in zijn dissertatie, in nogal idealistische termen gevat en het universele aspect krijgt de meeste aandacht.

Bij G.J. Heering tenslotte gaat het om een combinatie van het vijfde en achtste type, B 1 en B 4. Ook hier prevaleert het toekomstige, dat gedeel-telijk in idealistische termen wordt geschilderd. Tegelijk spelen realistischer voorstellingen wel degelijk een rol, bijvoorbeeld als het individueel-escha-tologisch gaat om de onsterfelijkheid van de ziel en universeel-eschatolo-gisch om de uiteindelijke realiteit van het Godsrijk. Er is sprake van com-plementariteit van het universele en individuele aspect, geconcretiseerd in het tweeluik van De verwachting en De menselijke ziel.

Tegenover deze drie auteurs staan H.T. de Graaf en Faber duidelijk in een tradititie van ‘humanistische eschatologie’, waarbij het accent presen-tisch en universeel-idealispresen-tisch te noemen is (type A 4).437

437. Een goed voorbeeld is ook Van Holk, ‘Over de draagkracht der christelijke toekomst-verwachting’, in: Theologie en Practijk 1941 (4/7), met name 198-0. Hij ziet het als de enige mogelijkheid om voorbij het evolutionistisch model van de modernen te geraken en toch niet terug te vallen in het naïef bijbels realisme van de orthodoxie (198). Men noeme dat dan maar ‘“pantheïstische vervluchtiging” of spiritualistisch symbolisme’ (01).

184

184

5.1.2 Eschatologie en ethiek

In joden- en christendom hebben eschatologie en ethiek met elkaar van doen. Eschatologie motiveert ethiek en geeft ethiek doorzettingsvermo-gen (waarbij natuurlijk opnieuw onderscheiden kan worden tussen indi-viduele en universele eschatologie). Zo verbindt G.J. Heering in algemene zin de ‘wereldveroverende kracht der oude Christenen’ met het feit ‘dat zij leefden uit de opstanding en in de verwachting van het komende Ko-ninkrijk’438. Eschatologie maakt ethiek kritisch ten aanzien van bestaande verhoudingen en het komend (laatste) oordeel geeft aan het leven morele ernst.439 Zonder toekomstperspectief zou kunnen worden volstaan met een hedonistisch: ‘Laten we eten en drinken, want morgen sterven we’.440 We hoorden hierover het nodige bij J. de Graaf (zie slot 4.4.).

Overigens hoeft de invloed van eschatologie op ethiek niet alleen als positief te worden opgevat. Eschatologie kan mensen ook in het (trieste) leven hier en nu doen berusten op grond van de belofte van een gelukzalig leven na de dood. En in verkeerde handen kan een overspannen toekomst-verwachting uitnodigen tot gewelddadig activisme, waarbij de komst van het Godsrijk afgedwongen wordt.

In 3.3.3 concludeerden we dat ook bij de onderzochte auteurs eschato-logie en ethiek op elkaar betrokken zijn. Het rijk van God tot stand bren-gen, dat is mensen niet gegeven. Maar, geholpen door Gods Geest, een bijdrage leveren, dat kunnen mensen en dat moeten mensen dan ook. Gods rijk zet zich door, ook zonder ons, maar tegelijk is de komst ervan toch mede verbonden met onze bekering, met opstanding als actief begin-sel. De profetische houding, die omkeer als belangrijkste voorwaarde stelt voor de komst van de Messias, klinkt in de ontwerpen mee. In navolgend schema wordt getoond op welke wijze belangrijke eschatologische noties bij de betrokken auteurs ethische relevantie hebben:

438. De menselijke ziel, 176. In Hoe ik tot mijn geloof kwam heet het naar Jesaja 40: 31 dat zij die Gods koninkrijk verwachten nieuwe kracht ontvangen, ‘zij lopen en worden niet moede, zij wandelen en worden niet mat’ (81).

439. De Kruijf, ‘Eschatologie en ethiek’, in: Schepper naast God? Theologie, bio-ethiek en

plu-ralisme. Essays aangeboden aan Egbert Schroten, Assen 004, 99. Hij noemt dit overigens

een psychologisch aspect van het ethos (a.w., 94).

440. G.J. Heering citeert hier het bekende vers uit 1 Korintiërs 15: 3 (De menselijke ziel, 15).

Wijze waarop bij onder-zochte auteurs eschato-logische noties ethische relevantie hebben

Jezus Christus: door de blik op Christus’ leven, sterven en op-standing te richten ziet de mens wat hij zelf moet doen, hoe hij Hem kan navolgen.

Geest: ook zedelijk van aard; de daden van de mens, ge-richt op Gods rijk, dragen het zegel van de Heilige Geest (geest als ‘enabling grace’).

Rijk van God: impliceert richtlijnen voor ons individuele en collectieve gedrag in het heden, want het houdt gerechtigheid, broederschap en vrede in.* Stichten kunnen mensen het rijk niet, deze wereld ombui-gen in de goede richting wel.

Hiermee verbonden is de notie van theocratie als voorbereiding (niet: opbouw) van Gods rijk. Theo-cratie dient de eeuwige wetten van gerechtigheid, broederschap en barmhartigheid te kennen en de aardse wetten daaraan zoveel mogelijk te confor-meren.

Opstanding: opstanding is ook een actief beginsel. Zonder be-kering en wedergeboorte is er geen opstanding tot het rijk van God.

Gericht: Gods liefde gaat tot allen uit, maar niet allen beantwoorden die liefde. Terwille van de zedelijke wereldorde is vergelding en vereffening noodza-kelijk.

Eeuwig leven: wordt geschonken en vergt tegelijk bekering. Het christendom heeft het leven uit de dood aan ethi-sche voorwaarden gebonden.

Er is geen ‘goedkope’ onsterfelijkheid.

Antropologische noties: de zedelijke eis der voleinding, heimwee naar ver-loren gerechtigheid.

De bijdrage van de mens: ombuigen in de goede richting, indirect de weg bereiden.

Kerk: voorbode van het komende rijk van vrede en ge-rechtigheid.

* A. van den Beld noemt de Godsrijk-verwachting te ver weg voor de formulering van een sociale ethiek, maar toch van belang (‘Eschatologie en ethiek’, in: Is geloof een deugd? Studies over

God, deugd en het eeuwige leven, 57-59). In die lijn ook De Kruijf: de eschatologie bestrijkt

zeker niet systematisch alle velden van moreel handelen maar accentueert wel bepaalde ele-menten (‘Eschatologie en ethiek’, 94). De Kruijfs recente Ethiek onderweg. Acht adviezen, Zoe-termeer 008, is een poging om, eschatologisch geïnspireerd, zo concreet mogelijk te worden.

186

186

We veronderstelden dat bij de onderzochte auteurs grote aandacht uit zou gaan naar de verhouding tussen eschatologie en ethiek. Kwantitatief valt dat nog wel mee (of tegen), tegelijk toont het schema aan hoe op vele momenten eschatologie en ethiek in hun werk met elkaar verbonden zijn. Overigens leidt dit niet tot versmalling van eschatologie tot ethiek (‘mora-lisering van de eschatologie’). Daarvoor is de blik van de auteurs zoals we hebben gezien veel te breed gericht.

Tevens veronderstelden we dat in de relatie eschatologie-ethiek nadruk zou worden gelegd op de (negentiende-eeuwse) liberale gedachte van een zich mede door mensenhand in de geschiedenis realiserend rijk van God. De betrokken auteurs tonen zich voor die gedachte huiverig. Van semi-pelagianisme en activisme wensen zij niet te worden beschuldigd. Maar toch, de door Gods Geest geïnspireerde mens is bepaald niet afwezig als het gaat om de komst van het koninkrijk van God. Een gematigde vorm van synergisme is (ook bijbels) verantwoord. De mens wordt een (meer of minder) bescheiden rol toebedacht bij de verwerkelijking van Gods rijk. Ombuigen in de goede richting kan, indirect de weg bereiden is mogelijk, opstanding is óók een actief beginsel. H.J. Heering kan zelfs stellen dat de opstanding te maken heeft met het streven naar een internationale rechts-orde.

Wat tenslotte de links-vrijzinnige auteurs H.T. de Graaf en Faber betreft: ook bij hen speelt de ethiek een belangrijke rol. Het heeft te maken met hun identificatie van God en hoogste goed, van het rijk van God met het leven in goedheid, waarheid en schoonheid, en tenslotte met hun geloof in het vermogen van de mens om een rol te spelen in de komst van dat rijk.

5.1.3 Hermeneutische vragen

De derde hypothese veronderstelt dat er géén behoefte bestaat aan herin-terpretatie en symbolische uitleg van de ‘vormen der oud-Christelijke toe-komstverwachting’, als ratio en modern wereldbeeld inzake het geloof op grote afstand worden gehouden. Wordt die afstand echter kleiner, dan zal de behoefte navenant toenemen.

Hoewel de meeste van de besproken auteurs zich keren tegen een volko-men symbolische interpretatie van eschatologische begrippen en beelden, zijn zij zich zeer bewust van de nabijheid van ratio en modern wereldbeeld, ook inzake het geloof. Zij zien de kloof die veel (vrijzinnig) gelovigen erva-ren tussen historisch en wetenschappelijk bepaald wereldbeeld en gods-dienstige waarheid, juist ook in eschatologicis. Die kloof roept hermeneuti-sche vragen op, ratio en modern wereldbeeld kunnen inzake het geloof nu eenmaal niet buiten de deur worden gehouden. Maar hoe kan de bijbels-es-chatologische boodschap vandaag de dag dan zo worden verwoord dat de kern van die boodschap behouden blijft én verstaan wordt door mensen van nu?

Die vraag is het startpunt voor een zoektocht naar de verwoording en verbeelding van een geloofswaarheid die onze tijd-ruimtelijke werkelijk-heid te boven gaat, maar tegelijk op de aardse realiteit in wil gaan en er niet van mag worden ‘losgezongen’. Hoe worden daarbij de Scylla van re-ductionisme en de Charybdis van biblicisme vermeden?

Tijdens de zoektocht worden eschatologisch geladen termen als op-standing en rijk van God als ‘historische mythen’ betiteld en pneumatisch verstaan (H.J. Heering). Er wordt gesproken van ‘gebroken mythen’ (G.J. Heering). Zo worden de mogelijkheden afgetast om in een mythische, pneu-matische, dichterlijke taal van de bijbelse boodschap te getuigen zonder de relatie met ruimte en tijd geheel te verliezen. Over het eeuwige leven wordt terughoudend gesproken, en of bijvoorbeeld de parousie als een reële we-derkomst moet worden verstaan óf als de komst van Jezus’ geest, dat blijft een open vraag. Met hulp van het door G.J. Heering gemaakte onderscheid tussen eerste en tweede symbolen hóeven ook niet alle in de eschatologie gebruikte woorden en beelden over één kam te worden geschoren en óf altijd realistisch óf altijd idealistisch te worden uitgelegd. Misschien is er ook nog een ‘tussenvorm’ denkbaar. En daarnaast is er natuurlijk verwerpelijke speculatie.

Toch weerklinkt tijdens de tocht steeds de kritische vraag van De Haas naar een selectie-criterium: als bijvoorbeeld opstanding en wederkomst noch geheel geestelijk, noch geheel lichamelijk moeten worden opgevat, hoe dan wel? En... waarom gaat de ene bijbelse verwachting wel, de andere niet in vervulling? Wat is nu precies het verschil tussen realistisch en reëel (en evenzo tussen mythologisch en mythisch)?

Bij De Haas zelf en andere links-vrijzinnigen lijken deze vragen te ver-stommen als het hun eigen ontwerp betreft. Alles mag dan geestelijk en/of symbolisch worden opgevat. Maar de daarbij gebruikte idealistische noties staan evenzogoed op gespannen voet met het moderne, wetenschappelijk gevoede wereldbeeld.

5.2 Een vrijzinnige kijk op de opstanding en op de mens als