• No results found

Toetsing hypothese 2

In document Resultaatsturing bij gemeenten (pagina 30-34)

Voor de toetsing van hypothese 2 zijn de toetsen (gepaarde t-toets en Wilcoxon Signed Ranks toets) uitgevoerd over de volgende steekproeven:

- Saldo van de reserves, uitgedrukt in het effect op het resultaat, van de geselecteerde gemeenten waar een wijziging in de politieke signatuur van de gemeenteraad heeft plaatsgevonden (n=13);

- Saldo van de reserves, uitgedrukt in het effect op het resultaat, van de geselecteerde gemeenten waar geen wijziging in de politieke signatuur van de gemeenteraad heeft plaatsgevonden (n=20).

Master’s thesis: Resultaatsturing bij gemeenten | Onderzoeksresultaten 31

In onderstaand overzicht zijn aanvullend de beschrijvende statistieken opgenomen die zijn gehanteerd bij het analyseren van de uitkomsten van het toetsen van deze hypothese. Ook hierin is de in paragraaf 5.2 beschreven uitbijters analyse toegepast waardoor de gegevens van de gemeente Vlieland niet zijn opgenomen.

Figuur 5.5 Beschrijvende statistieken gehanteerde onderzoeksgegevens ná uitbijters analyse t.b.v. hypothese 2 Omdat ook voor het toetsen van hypothese 2 wordt voldaan aan de voorwaarden van de gepaarde t-toets, verdient ook die toets hier de voorkeur boven de Wilcoxon Signed Ranks toets. De uitkomsten van de Wilcoxon Signed Ranks toets zullen hier tevens worden gehanteerd om de uitkomsten van de gepaarde t-toets te onderschrijven.

Uit de uitgevoerde toetsen ten behoeve van het toetsen van hypothese 2 zijn de volgende overschrijdingskansen (significantieniveaus) naar voren gekomen.

Figuur 5.6 Uitkomsten t-toets en Wilcoxon Signed Ranks toets t.b.v. hypothese 2

In vergelijking met figuur 5.3 komen ook uit figuur 5.6 een aantal overschrijdingskansen naar voren die significant zijn op het niveau van respectievelijk 5% of 10%. We zien dit onder andere terug bij de steekproef waarin geen wijziging van de politieke signatuur heeft plaatsgevonden in de jaren t en t+1. Uit de onderliggende onderzoeksgegevens in figuur 5.5 blijkt dat de gemiddelde mutatie in de reserves, uitgedrukt in het effect op het resultaat, in jaar t 35,2 bedraagt. In jaar t+1 is dit minus 134,6 en het gemiddelde over de vier geselecteerde jaren bedraagt volgens dit figuur minus 38,0. Voor jaar t betekent dit dat het resultaat significant negatief is beïnvloed en in jaar t+1 significant positief, in vergelijking met het gemiddelde over de geselecteerde jaren. De uitkomsten van de Wilcoxon Signed Ranks toets in de jaren t

(0,002) en t+1 (0,030) onderschrijven deze uitkomsten.

De uitkomsten in de jaren t en t+1 zijn voor wat betreft de richting van resultaatsturing tegenstrijdig aan elkaar en worden daarin ook niet ondersteund door de verwachtingen zoals deze zijn beschreven in paragraaf 3.2. Een verklaring hiervoor kan met dit onderzoek niet worden gegeven, maar geconcludeerd kan worden dat ook bij het toetsen van hypothese 2 op een aantal onderdelen de nulhypotheses verworpen worden en de alternatieve hypotheses (hypothese 2 in dit onderzoek) aangenomen worden.

x € 1.000

Gemeenten N Gemiddeld Mediaan Gemiddeld Mediaan Gemiddeld Mediaan Gemiddeld Mediaan Gemiddeld Mediaan Wel wijziging 13 -39,9 -28,0 -32,0 -25,0 21,5 25,0 -59,3 -42,0 -27,4 -20,0

Geen wijziging 20 -15,4 -8,5 35,2 21,5 -134,6 -48,5 -37,4 -53,5 -38,0 -37,4

t-1 - t+2 Saldo van de reserves

t-1 t t+1 t+2

Sig. (2-tailed)

Gemeenten N t-toets Wilcoxon t-toets Wilcoxon t-toets Wilcoxon t-toets Wilcoxon

Wel wijziging 13 0,592 0,507 0,814 0,221 0,101 0,093** 0,170 0,221

Geen wijziging 20 0,378 0,490 0,022* 0,002* 0,029* 0,030* 0,983 0,765

* uitkomsten met significantieniveau van 5% ** uitkomsten met significantieniveau van 10%

Saldo van de reserves

Master’s thesis: Resultaatsturing bij gemeenten | Onderzoeksresultaten 32

5.5 Conclusies praktijkonderzoek

Uit de voorgaande paragrafen komt naar voren dat op een aantal onderdelen van de uitgevoerde toetsen de nulhypotheses verworpen dienen te worden en de alternatieve hypotheses aangenomen moeten worden. In paragraaf 4.3 is beschreven dat de

veronderstelling vanuit de nulhypothese is dat er geen verschillen tussen de steekproeven bestaan. De alternatieve hypothese luidt dan automatisch dat er wel verschillen bestaan. Met deze hypothese kan worden aangesloten bij de hypotheses voor dit onderzoek zoals deze zijn geformuleerd in paragraaf 3.2.1.

Omdat in een aantal gevallen geconstateerd is dat de nulhypothese verworpen dient te worden, kan geconcludeerd worden dat in deze gevallen sprake is van een significant verschil in de mutatie van de reserve, uitgedrukt in het effect op het resultaat, ten opzichte van het gemiddelde over de geselecteerde jaren. Dit geldt voor zowel de toetsen die zijn uitgevoerd ten behoeve van hypothese 1 en ten behoeve van hypothese 2. Ook geldt voor beide hypotheses dat in een aantal gevallen de uitkomsten van de toetsen in lijn liggen met de verwachtingen zoals deze zijn beschreven in paragraaf 3.2. In het volgende hoofdstuk zal verder worden ingegaan op deze uitkomsten .

Master’s thesis: Resultaatsturing bij gemeenten | Conclusie 33

6 Conclusie

Kan met de uitkomsten zoals die in de paragrafen 5.3 en 5.4 zijn beschreven worden geconcludeerd dat er sprake is van resultaatsturing bij de vorming van een nieuwe gemeenteraad? En is hiermee de probleemstelling van dit onderzoek beantwoord en de doelstelling bereikt?

Daarvoor moeten we terugkijken naar de in de inleiding gevormde probleem- en doelstelling. De probleemstelling voor dit onderzoek luidde:

“Leidt de vorming van een nieuwe gemeenteraad tot het toepassen van resultaatsturing?”

Het doel van dit onderzoek dat hiervan is afgeleid was het aantonen van de relatie tussen de vorming van een nieuwe gemeenteraad en resultaatsturing in de jaren rondom een wisseling in de gemeenteraad. Specifiek in de jaren t, t+1 en t+2 waarbij er vanuit werd gegaan dat er in jaar t gemeenteraadsverkiezingen en de installatie van een nieuwe gemeenteraad

plaatsvonden. Is deze vraag en doelstelling dan beantwoord? Ja, juist omdat er in deze paragrafen 5.3 en 5.4 significante verschillen zijn geconstateerd en juist omdat deze verschillen (deels) in lijn liggen met de verwachtingen zoals deze voor het uitvoeren van de analyses en toetsen zijn opgesteld en zijn toegelicht in met name paragraaf 3.2 van dit rapport.

De conclusie luidt dus dat wanneer er sprake is van een nieuwe gemeenteraad er significante verschillen optreden in de mutaties in de reserves, uitgedrukt in het effect op het resultaat, ten opzichte van een periode (cyclische periode van vier jaar) die als normaal kan worden beschouwd. Specifiek gaat het in dit geval om de hoogte van de dotaties aan en onttrekkingen uit de reserves die leiden tot een effect op het resultaat; resultaatsturing.

Master’s thesis: Resultaatsturing bij gemeenten | Beperkingen en vervolgonderzoek 34

7 Beperkingen en vervolgonderzoek

In dit laatste hoofdstuk zijn de beperkingen van dit onderzoek beschreven en daarnaast zijn er aanbevelingen gedaan voor vervolgonderzoek.

In document Resultaatsturing bij gemeenten (pagina 30-34)