• No results found

5.4

In paragraaf 5.3.1 en 5.3.2 zijn de resultaten van de correlatieanalyse en de regressieanalyse getoond. De resultaten in de vorm van het accepteren of verwerpen van de hypotheses, worden in deze paragraaf behandeld. Hieronder wordt een overzicht opgenomen van de hypotheses, de bijbehorende variabelen, de verwachting op basis van de literatuur en de uitkomst van de analyse:

40 Tabel 6: Uitkomstenoverzicht Hypothese nummer Onafhankelijke variabele

Verwachting Uitkomst correlatie analyse

Uitkomst hypothese op basis van regressie

H 1 Soort pensioenfonds Positieve correlatie Positieve correlatie* aangenomen

H 2 Omvang Positieve correlatie Positieve correlatie* aangenomen

H 3 Aanwezigheid van

deelnemersraad

Positieve correlatie Positieve correlatie verworpen

H 4 BIG 4 Positieve correlatie Positieve correlatie verworpen

H 5 Volledige outsourcing Positieve correlatie Negatieve correlatie verworpen

*= Correlatie is significant Soort pensioenfonds 5.4.1

Op basis van de literatuurstudie is de veronderstelling gemaakt dat er een significant verband is tussen de beroepspensioenfondsen en bedrijfstakpensioenfondsen samen en de kwaliteit van de

verslaggeving ten aanzien van de uitvoeringskosten.

Uit de regressieanalyse (tabel 4) blijkt dat beroepspensioenfondsen en bedrijfstakpensioenfondsen samen significante (Sig < 0.05) invloed hebben op de behaalde score op de disclosure index. Op basis hiervan kan de hypothese H1, zoals geformuleerd in paragraaf 3.4.1, aangenomen worden en is aangetoond dat beroepspensioenfondsen en bedrijfstakpensioenfondsen samen de kwaliteit significant beïnvloeden.

Omvang van het pensioenfonds 5.4.2

Uit de analyse (tabel 4) blijkt dat het verband tussen de behaalde score op de disclosure index en de omvang van het pensioenfonds significant is (Sig < 0.05). Op basis hiervan kan de hypothese H2, zoals geformuleerd is in paragraaf 3.4.2, aangenomen worden en derhalve is aangetoond dat de omvang van een pensioenfonds de kwaliteit van financiële verslaggeving ten aanzien van de uitvoeringskosten significant beïnvloedt. De uitkomst is in lijn met de verwachting op basis van de literatuurstudie.

De aanwezigheid van de deelnemersraad 5.4.3

Vanuit de literatuur wordt gesuggereerd dat een sterk verband bestaat tussen de mate van verslaggeving inzake de disclosures en de aanwezigheid van onafhankelijke toezichthoudende bestuursleden (in dit onderzoek: deelnemersraad) (Forker, 1992, Gul and Leung, 2004). Daarnaast blijkt uit onderzoek van Beasley (1996) dat de aanwezigheid van onafhankelijke adviseurs leidt tot kwalitatief betere disclosures in de verslaggeving. Op basis hiervan was de verwachting dat er een positieve correlatie bestaat tussen de afhankelijke variabele (de score) en de aanwezigheid van de deelnemersraad bij een pensioenfonds als adviserend en toezichthoudend orgaan.

Uit de regressieanalyse (tabel 4) blijkt echter dat het verband tussen de afhankelijke variabele en de aanwezigheid van een deelnemersraad bij een pensioenfonds positief is, maar niet significant. Op basis hiervan kan de hypothese H3, zoals geformuleerd is in paragraaf 3.4.3, verworpen worden en derhalve is niet aangetoond dat de aanwezigheid van een deelnemersraad bij een pensioenfonds de kwaliteit van financiële verslaggeving significant beïnvloedt.

Het constateren van geen significantie in dit onderzoek kan deels verklaard worden door het soort onderneming. De literatuurstudie waarop de verwachting is gebaseerd, heeft betrekking op ondernemingen met winstoogmerk en deze zijn veelal beursgenoteerde ondernemingen, in tegenstelling tot de Nederlandse pensioenfondsen die geen winstoogmerk hebben en niet

41

beursgenoteerd zijn. Daarnaast ligt de verantwoordelijkheid voor het opstellen van de verslaggeving bij het bestuur. De deelnemersraad heeft slechts adviesrecht als het gaat om vaststelling van de verslaggeving en raakt pas in een later stadium betrokken bij het traject inzake de verslaggeving. Daarnaast is het advies van de deelnemersraad niet dwingend. Op basis hiervan kan het bestuur het advies aannemen of verwerpen. Op basis van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat de deelnemersraad een beperkt mate van invloed heeft op het opstellen van de jaarverslaggeving wat, de uitkomst van geen significantie in dit onderzoek kan verklaren.

BIG4 accountantskantoor 5.4.4

Op basis van de verrichte literatuurstudie is de veronderstelling gemaakt dat de ondernemingen die door een BIG4 accountantskantoor worden gecontroleerd een betere verslaggeving hebben (Becker et al., 1998 en Francis et al., 2009). Op basis hiervan was de verwachting dat er een positief verband bestaat tussen de afhankelijke variabele (de score) en de BIG4.

Uit de analyse (tabel 4) blijkt dat het verband tussen de afhankelijke variabele (score) en het BIG4 accountantskantoor positief is maar niet significant (Sig > 0.05). Op basis hiervan kan de hypothese H4, zoals geformuleerd is in paragraaf 3.4.4, verworpen worden en derhalve is niet aangetoond dat een BIG4 accountantskantoor de kwaliteit van financiële verslaggeving ten aanzien van de uitvoeringskosten significant beïnvloedt.

Het constateren van geen significantie in dit onderzoek kan verklaard worden door de geringe variatie in de controlerende accountants bij de geselecteerde pensioenfondsen. Bijna alle pensioenfondsen in de steekproef (93%) worden gecontroleerd door een BIG4 accountantskantoor.

Volledige outsourcing 5.4.5

Op basis van de verrichte literatuurstudie is de veronderstelling gemaakt dat de outsourcing aan externe organisatie de kwaliteit van de verslaggeving positief beïnvloed (Ball et al 2000). Op basis hiervan was de verwachting dat er een positief verband bestaat tussen de afhankelijke variabele (de score) en de volledige uitbesteding van de pensioenadministratie en het vermogensbeheer aan dezelfde organisatie.

Uit de analyse (tabel 4) blijkt dat het verband tussen de behaalde score en de volledige uitbesteding aan dezelfde uitvoerder negatief is maar niet significant. Op basis hiervan kan de hypothese H5, zoals geformuleerd in paragraaf 3.4.5, verworpen worden en is niet aangetoond dat de volledige uitbesteding aan dezelfde uitvoerder de kwaliteit van de financiële verslaggeving ten aanzien van de uitvoeringskosten significant beïnvloedt.

Het constateren van geen significantie in dit onderzoek kan deels verklaard worden door de omvang van de steekproef. Slechts 104 pensioenfondsen van de 454 zijn geselecteerd voor het onderzoek, waarvan slechts 39 van de 104 de bedrijfsprocessen aan dezelfde uitvoerder hebben uitbesteed. Een grotere steekproef had wellicht geleid tot een ander resultaat. De literatuurstudie is gebaseerd op de uitgevoerde onderzoeken in het buitenland en niet specifiek voor de pensioenfondsen wat de uitkomst van het onderzoek deels kan verklaren.

42

6 Conclusie

In dit hoofdstuk wordt de hoofdvraag beantwoord in paragraaf 6.2. Het geven van antwoord op de hoofdvraag, wordt voorbereid door de deelvragen van het onderzoek te beantwoorden in paragraaf 6.1. In paragraaf 6.3 komen de beperkingen van het onderzoek aan bod en uiteindelijk worden de aanbevelingen voor vervolgonderzoek besproken in 6.4.