De ouder(s) / begeleider(s) van
Naam: ………
Groep: …………
geven GEEN toestemming voor deelname aan het onderzoek van de Universiteit van Amsterdam.
Handtekening: ………
Bijlage 3 – Vragenlijsten
Leerling (RVL):
NEE, Dat is Dat is JA, dat is meestal SOMS meestal dat is niet zo niet zo wel zo zo
1. Ik voel me op mijn
gemak bij mijn mentor.
2. Ik zou willen dat mijn
mentor beter naar me luistert als ik iets wil zeggen of vertellen.
3 Als ik mij niet lekker
voel, ziet mijn mentor dit en vraagt ernaar.
4. Bij mijn mentor krijgen
andere leerlingen minder op hun kop.
5. Als ik me vervelend
voel, ga ik naar mijn mentor voor hulp en troost.
6. Als ik bij mijn mentor
ben, voel ik me
zenuwachtig.
7. Ik heb snel ruzie met
mijn mentor.
8. Mijn mentor zegt vooral
wat ik verkeerd doe en niet wat ik goed doe.
9. Ik vind het niet leuk als
mijn mentor aandacht heeft voor andere leerlingen.
10. Ik vertel mijn mentor
dingen die belangrijk voor mij zijn.
11. Mijn mentor begrijpt mij.
12. Mijn mentor behandelt
13. In de klas heeft mijn mentor niet door
hoe ik mij voel.
14. Ik denk dat mijn
mentor vindt dat ik erg kan zeuren.
15. Ik vind dat ik een
goede relatie heb met mijn mentor.
16. Mijn mentor denkt dat
ik dingen stiekem doe.
17. Ik ben wel eens bang
voor mijn mentor.
18. Ik zou willen dat mijn
mentor meer tijd voor me had.
19. Ik denk dat mijn mentor
moe wordt van mij in de klas.
20. Als ik een probleem heb,
kan ik hiermee bij mijn mentor terecht.
21. Ik heb het gevoel
dat mijn mentor mij niet vertrouwt.
22. Ik voel me verdrietig
als mijn mentor zegt dat ik iets niet goed doe.
23. Ik kan erg boos zijn
op mijn mentor.
24. Als mijn mentor zegt
dat iets niet mag,
dan doe ik het vaak toch.
25. Mijn mentor weet
meestal wel hoe ik mij voel.
Leerling (SVL):
“Dat is “Dat weet “Dat is niet zo.” ik niet.” zo.” 1. Ik ben blij dat ik hier op school zit
2. Ik maak mijn werk voor school vaak slordig
3. Ik heb geen zin om naar school te gaan
4. Ik houd ervan mijn werk op school goed te doen, ook al kost dat moeite
5. De meeste vakken op school vind ik vervelend
6. Ik wil graag veel leren op school
7. Ik vind dat we op deze school genoeg leuke dingen doen
8. Ik leer minder goed dan ik kan
9. Als ik mag kiezen, dan zit ik liever op een andere school
10. Ik werk hard voor alle vakken om goede cijfers te halen
11. Ik vind het best leuk op school
12. Aan hard werken op school
heb ik een hekel
13. Ik krijg slecht les op deze school
14. Ik vind het voor mijzelf belangrijk om naar school te gaan
15. Meestal heb ik plezier in het werk voor school
16. Ik vind van mezelf dat ik weinig mijn best doe op school
Leerkracht (TRF):
1. Onvoldoende 2. Bijna 3. Voldoende 4. Ruim 5. Goed/ voldoende voldoende Zeer goed
Begrijpend Lezen
Spelling
Technisch Lezen
Rekenen/Wiskunde
Leerkracht (TRF):
0= nooit, 1= bijna nooit, 2=soms, 3=geregeld, 4=redelijk vaak, 5=vaak, 6=heel vaak
Gedraagt zich uitdagend, geeft brutale antwoorden
0 1 2 3 4 5 6
Is wreed, pesterig of gemeen naar anderen
0 1 2 3 4 5 6
Eist veel aandacht op
0 1 2 3 4 5 6
Vernielt spullen
0 1 2 3 4 5 6
Is ongehoorzaam op school
0 1 2 3 4 5 6
Valt andere leerlingen of docenten lichamelijk aan
0 1 2 3 4 5 6
Gedraagt zich explosief of onvoorspelbaar
0 1 2 3 4 5 6
Bedreigt leerlingen of docenten
Bijlage 4 – Geroteerde Principale Componenten Analyse
Noot. (N) items hoorden in de oorspronkelijke vragenlijst bij de factor Nabijheid, (C) items hoorden in de oorspronkelijke vragenlijst bij de factor Conflict, (NV) items hoorden in de oorspronkelijke vragenlijst bij de factor Negatieve Verwachtingen. Aantal componenten teruggedrongen tot drie.
Componenten Items Nabijheid (N) Conflict (C) Negatieve verwachting en (NV) Communi -caliteiten
1 Ik voel me op mijn gemak bij mijn mentor. (N) ,78 ,62
2 Ik zou willen dat deze mijn mentor beter naar me
luistert als ik iets wil zeggen of vertellen. (NV) -,32 ,45 ,37 ,43 3 Als ik mij niet lekker voel, ziet mijn mentor dit
en vraagt ernaar. (N) ,74 ,57
4 Bij mijn mentor krijgen andere leerlingen minder
op hun kop.(C) ,41 ,31 ,30
5 Als ik me vervelend voel, ga ik naar mijn mentor
voor hulp en troost. (N) ,66 ,41 ,60
6 Als ik bij mijn mentor ben, voel ik me
zenuwachtig. (NV) ,76 ,60
7 Ik heb snel ruzie met mijn mentor . (C) -,43 ,58 ,35 ,65
8 Mijn mentor zegt vooral wat ik verkeerd doe en
niet wat ik goed doe. (C) ,53 ,33
9 Ik vind het niet leuk als mijn mentor aandacht
heeft voor andere leerlingen. (NV) ,72 ,53
10 Ik vertel mijn mentor dingen die belangrijk voor
mij zijn. (N) ,67 -,21 ,27 ,59
11 Mijn mentor begrijpt mij. (N) ,79 -,26 ,69
12 Mijn mentor behandelt mij oneerlijk. (C) -,54 ,38 ,34 ,56
13 In de klas heeft mijn mentor niet door hoe ik mij
voel. (NV) -,29 ,30 ,21
14 Ik denk dat mijn mentor vindt dat ik erg kan
zeuren. (C) ,79 ,65
15 Ik vind dat ik een goede relatie heb met mijn
mentor. (N) ,56 ,39
16 Mijn mentor denkt dat ik dingen stiekem doe.
(C) -,36 ,58 ,48
17 Ik ben wel eens bang voor mijn mentor. (NV) ,50 ,27
18 Ik zou willen dat mijn mentor meer tijd voor me
had. (NV) ,52 ,28
19 Ik denk dat mijn mentor moe wordt van mij in
de klas. (C) ,70 ,50
20 Als ik een probleem heb, kan ik hiermee bij
mijn mentor terecht. (N) ,64 ,44
21 Ik heb het gevoel dat mijn mentor mij niet
vertrouwt. (C) -,49 ,35 ,29 ,44
22 Ik voel me verdrietig als mijn mentor zegt dat ik
iets niet goed doe. (NV) ,32 ,54 ,40
23 Ik kan erg boos zijn op mijn mentor. (C) -,38 ,72 ,67
24 Als mijn mentor zegt dat iets niet mag, dan doe
ik het vaak toch. (C) ,63 ,45
25 Mijn mentor weet meestal wel hoe ik mij voel.
(N) ,72 ,52