• No results found

Toespraak van Leen van Dijck, aantredend voorzitter

7.4 Zaalgebruik door derden

8.1.2 Toespraak van Leen van Dijck, aantredend voorzitter

Ik moet bekennen dat ik geweldig vereerd en blij ben met het voorzitterschap van deze Academie. Het was geen brandende ambitie maar toen Frank me voorstelde om van stoel te wisselen, heb ik niet geweigerd. Ik voel de goesting om mij te ‘smijten’, want de Academie ligt me na aan het hart.

Het nieuwe decreet heeft de kaarten grondig geschud, u hoorde het al en ik kom daar straks nog op terug. Mijn voorganger-voorzitters Erik Vlaminck en Frank Willaert, onze vaste secretaris Willy Vandeweghe en last but not least directeur Bert Van Raemdonck en zijn team hebben er de nodige vaart achter gezet om dit genootschap een nieuwe decretale verankering te geven. Ze zijn er in geslaagd dit nog gedurende de lopende legislatuur rond te krijgen. En dat is belangrijk. Want, hoe vanzelfsprekend en incontournable wij onszelf misschien wanen, in deze eenentwintigsteeeuwis het noodzakelijk, vereist zelfs, de relevantie van je organisatie, het belang ervan voor de samenleving aan te tonen, altijd weer opnieuw. Anders dreigt onder meer de subsidiekraan, zonder welke de KANTL niet kan bestaan, te worden dichtgedraaid. In het licht van die relevantie was het van wezenlijk belang dat de KANTL zich de zorg voor de canon heeft toegeëigend: de canon is nu decretaal aan de KANTL toegewezen.

Meteen ben ik aanbeland bij een van de grote uitdagingen voor het vers aan-gesneden jaar en voor de komende jaren. Want het canonproject is ambitieus.

Wij willen een dynamische canon presenteren, de eerste versie wordt nog voor deze zomer ‘gedynamiseerd’, bijgewerkt, aangepast … Wij willen die ver-nieuwde canon ook opnieuw ‘visualiseren’ en concretiseren, niet alleen in een aangepaste website, maar ook in een ‘geïllustreerde bloemlezing’. En tenslotte willen we er ook in interactie mee gaan bij het publiek, bij de jongeren.

Dat laatste moet het canoncentrum worden, dat onvermijdelijk een meerjaren-project wordt, dat niet alleen veel creativiteit en flexibiliteit zal vergen, maar ook een heleboel centen, om te beginnen voor de infrastructurele omkadering.

Aangezien de KANTL als bouwheer optreedt, zullen wij die werken ook moe-ten prefinancieren waarna we de facturen kunnen terugvorderen. In de praktijk verloopt dat alles uiteraard gefaseerd, waarbij we bijvoorbeeld kunnen be-ginnen met het herdenken van de bestaande ruimtes en kamers in functie van een canonpresentatie. Subsidies voor de grote infrastructuurwerken zijn toege-zegd, aanvullend bij wat de KANTL zelf moet ophoesten. Binnen afzienbare tijd hoort en leest u daarover nog veel meer, want ook dit moeten we samen proberen aan te pakken.

Voor de uitstraling en de efficiëntie van het canonproject kunnen ook samen-werkingsverbanden worden opgezet of geïntensifieerd met externe partners.

De Raad voor Cultuur drong er tijdens haar debatten reeds op aan om met het Letterenhuis nauw samen te werken (iets wat ik graag heb gelezen!) maar er zijn natuurlijk nog andere spelers die aangesproken kunnen en willen worden.

Ten slotte is het natuurlijk ook essentieel om het beleid, de Vlaamse regering te blijven kennen en betrekken. Aangezien er een wissel van de wacht staat aan te komen na de verkiezingen van mei, impliceert dit ook nieuwe demarches naar de nieuwe beleidsmakers.

De KANTL moet zich blijven manifesteren, zichtbaar en zinvol blijven, voor het beleid en voor het publiek.

De canon, u weet het, is een project dat door het VFL werd doorgeschoven naar de KANTL en de KANTL doet daar haar profijt mee. Een ander ‘project’

dat het VFL, met instemming van de minister van Cultuur, aan de KANTL wil overdragen, is de betoelaging van de schrijversgenootschappen. Dat is nog veel complexer en heikeler omdat we met levende ‘fans’ en bezielers van die genootschappen van dode schrijvers te maken hebben. Toch denk ik dat we ook hier minstens ten gronde moeten overwegen om een verantwoordelijkheid daarvoor op te nemen, al was het maar om het voortbestaan van de

schrijvers-genootschappen te garanderen. Maar dit kan enkel en alleen als er duidelijke afspraken met het VFL worden gemaakt, zowel wat betreft transparantie als de overdracht van voldoende middelen. In ieder geval zou dit ook een opportuni-teit kunnen zijn om de werking van de schrijversgenootschappen te ondersteu-nen en sommige weer of meer leven in te blazen …

Bevorderlijk, wat zeg ik, onontbeerlijk voor de zichtbaarheid van de KANTL is een goede communicatiestrategie: waarmee komen we naar buiten, hoe wil-len we dat de samenleving ons ziet … Hier gebeuren zo veel mooie en interes-sante dingen, moeten we daar niet vaker een ruimer publiek bij betrekken? Een open vraag, waarover we graag met u, de leden, in discussie gaan.

En nog is dat niet alles waarvoor wij uw medewerking vragen. U hebt einde vorig jaar de statuten van de KANTL goedgekeurd. Hulde aan de vaste se-cretaris, die de redactie ervan op korte tijd rond heeft gekregen, weliswaar onder bloed, zweet en tranen. In die statuten staan de grote krijtlijnen van onze werking uitgetekend. De operationalisering ervan, de manier waarop we dat concreet gaan invullen, dat moet worden geëxpliciteerd in een huishoudelijk reglement. Om maar iets te noemen: hoe worden nieuwe leden geworven c.q.

benoemd? Moet er een leeftijdsgrens worden ingesteld voor werkende leden, zo ja, welke? Wat is het statuut van de werkingscommissie? En nog veel meer.

Het zou goed en zinvol zijn daarover met u te kunnen overleggen. Dat zou kunnen betekenen dat er occasioneel ‘themavergaderingen’ zouden kunnen plaatsvinden om te praten over dergelijke items.

Wat ook ter tafel moet komen, hoewel eerst op de bestuurstafel dunkt me: hoe verhouden zich de taken en opdrachten van respectievelijk vaste secretaris, voorzitter en ondervoorzitter, die alle drie een mandaat van 4 jaar hebben ge-kregen, maximaal eenmaal verlengbaar (ik hoop dat u dat beseft, dames en he-ren, collega’s, vrienden!). De vaste secretaris is voortaan dus net zo vast als de voorzitter en de ondervoorzitter, en dat heeft, dunkt me, consequenties voor de invulling van al die functies. Bovendien kunnen en mogen wij als bestuurders en bestuurscommissie een beroep doen op een competente en geëngageerde equi-pe medewerkers, onder de deskundige en bezielende coördinatie van Bert Van Raem donck, die eigenlijk directeur is of zou moeten worden. Ik denk dat we sa-men, bestuur en directeur, een soort van 4-jarig beleidsplan zouden moeten kun-nen voorleggen aan u, niet al te formalistisch met strategische en operationele liefst meetbare doelstellingen, ook geen bucketlist, maar een kader waarbinnen wij ons willen engageren voor 4 jaar. Vandaag kan ik dat nog niet aan u voor-stellen, maar ik leg dit alvast aan het bestuur voor op zijn volgende vergadering.

Een van de items in dat beleidsplan moet zeker de personeelskwestie zijn. Ik denk dat het de ambitie van de KANTL moet zijn om een deftig statuut voor haar medewerkers te bedingen, waarbij wij de vrijheid hebben om een organo-gram op te stellen, met functionele profielen en dito correcte verloningen. Het nieuwe decreet biedt daar ruimte voor en bij de Vlaamse administratie zijn er mensen die deze gedachte genegen zijn en eraan mee willen werken.

Dames en heren, collega’s, vrienden, tot zover enige voornemens of plannen die we willen realiseren. Echter in deze overtuiging:

U bent en blijft het kloppende hart van dit genootschap, met uw wetenschap-pelijke en literaire en taalkundige expertises. Met uw engagement om die expertise in te zetten voor zovele interessante en boeiende voordrachten en presentaties. Met uw enthousiasme om uw leeservaringen en deskundigheid te verzilveren in diverse jury’s.

Dat is en blijft wat dit genootschap uniek en bijzonder maakt. Laten we probe-ren daar meer mee naar buiten te komen, naar het publiek, naar de media, naar de politiek: we laten gewoon zien dat de KANTL belangrijk is!