• No results found

Toepassingsmogelijkheden van KRW organismegroepen

5 Het invullen van de maatlat

5.4 Milieufactoren en pressoren

5.5.1 Toepassingsmogelijkheden van KRW organismegroepen

Om de KRW organismegroepen optimaal te benutten is in eerste instantie een verkenning van beschikbare gegevens en ruimtelijke en temporele schaal van respons noodzakelijk. Tegelijk moet bepaald worden hoe iedere groep ingepast kan worden in een typologie omdat iedere groep een eigen typologie heeft. Belangrijke vragen zijn hierbij:

Welke gegevens zijn beschikbaar?

Is het werken met een typologie zinvol of kan beter vanuit de soort worden gedacht? Hoe past de groep in de KRW typologie en is verfijning mogelijk (zo ja, hoe)?

Op welke descriptoren en pressoren vertoont de groep respons en hoe (in ruimte en tijd) verloopt deze?

Fytobenthos and fytoplankton (inclusief kranswieren)

De kennis van de groep van microfyten of algen is wisselend maar vaak nog beperkt. De ‘aaibaarheid’ voor het beleid is laag. De microfyten of algen zijn dan ook nog niet opgenomen in de aquatische natuurdoeltypen. Bovendien kan de samenstelling zeer snel wisselen in de tijd maar kan ook sterk verschillen van microhabitat tot microhabitat (nauwelijks typologische waarde). Zo is deze organismegroep bijvoorbeeld sterk afhankelijk van het seizoen. Algen reageren snel op kleine veranderingen in het milieu (quick and local response; early warning), met name op veranderingen in stoffen (zuurgraad, nutriënten, chloride). Dit alles maakt het moeilijk een goede referentiebeschrijving te maken voor deze groep. Voor sommige ecosysteemkenmerken, met name stofgehalten, zijn het echter prima indicatoren.

Macrofyten

De kennis van de groep van macrofyten is zeer hoog. De ‘aaibaarheid’ voor het beleid is eveneens erg hoog. De samenstelling wisselt langzaam in de tijd maar is over middelgrote oppervlakken vergelijkbaar (redelijke typologische variatie). De organismegroep is seizoensafhankelijk in voorkomen maar reageert vaak langzaam op veranderingen (slow and regional response; late warning). Macrofyten zijn opgenomen in de natuurdoeltypen. De gegevens zijn echter kwalitatief. Om deze kwantitatief te maken kunnen bedekkingspercentages worden ingeschat aan de hand van opnamen van natuurlijke wateren in binnen- of buitenland. Gegevens van vegetatie-opnamen zijn meestal vrij goed vergelijkbaar. Het gaat met name om de totale bedekking met vegetatie, de aanwezigheid van bijzondere (indicator)soorten en om de verhouding tussen de verschillende lagen vegetatie (krooslaag, planten met drijfbladeren, submerse zwevende planten, submerse wortelende planten en emerse planten). Opnamen van natuurlijke wateren zijn schaars. Aan de hand van een lijst van natuurlijke wateren kan een inventarisatie worden gemaakt van beschikbare gegevens.

Vissen

De kennis van de groep van vissen is zeer hoog. De ‘aaibaarheid’ voor het beleid is eveneens erg hoog. De samenstelling kan redelijk snel wisselen in de tijd maar is over grote oppervlakken vergelijkbaar (lage typologische variatie). De organismegroep kan seizoensafhankelijk zijn in voorkomen (slow and regional response; late warning). Vissen zijn eveneens opgenomen in de natuurdoeltypen maar deze organismengroep vertoont niet zoveel verschillen tussen de natuurdoeltypen. Op hoofdniveau (bijvoorbeeld sloten, beken en meren) zijn wel karakteristieke vissen aan te wijzen maar op meer gedetailleerd niveau wordt het moeilijk. Kwantificering is moeilijker omdat dit gegevens omtrent populatiegrootte van de soorten vraagt. Deze populatiegrootte en verdeling van leeftijdsklassen worden vaak niet bepaald.

Macrofauna

De kennis van de groep van macrofauna is gemiddeld. De ‘aaibaarheid’ voor het beleid is zeer beperkt. De samenstelling wisselt in tijd en ruimte (hoge typologische variatie). De macrofauna is opgenomen in de natuurdoeltypen en in de watertypen van het Aquatisch Supplement. Er zijn wel veel gegevens beschikbaar maar slechts weinig zijn afkomstig van natuurlijke wateren. Een kwalitatieve beschrijving is mogelijk door het invullen van dominante soorten, indicatorsoorten en door het aangeven van de verhouding zeldzame versus algemene soorten. De aantallen van soorten zijn sterk afhankelijk van de gebruikte monster- en analysemethode en daardoor moeilijker in te vullen.

Het gebruik van bepaalde organismegroepen (tabel 15) is gerelateerd aan het doel en de schaal van de studie, de kennis over en de ecologische respons van de betreffende organismegroep, de aanwezigheid in een specifiek watertype, de verwachte informatie en het gebruikersgemak (tabel 16).

Tabel 15. Aantal malen dat een bepaalde organismegroep is gebruikt in 44 saprobie, diversiteit en biotische indexen (De Pauw et al., 1992)

macro-fauna diatomeeën en periphyton water-planten vis-sen macrofauna en vissen

aantal 29 9* 1 2 2

* plankton is ook meegenomen.

Tabel 16. Een aantal belangrijke karakteristieken van biotische onderdelen van beoordeling

schaal gebruikers-gemak beschikbare kennis

informatie over

structuur processen

taxonomische groep

algen laag nee weinig weinig matig

water- planten

hoog ja veel goed weinig/

matig macrofauna matig ja/nee matig/veel veel matig/veel

vissen matig/hoog ja veel matig weinig

determinatie niveau

hoog (soorten)

laag ja/nee matig veel veel

laag (familie)

hoog ja veel weinig weinig/matig

monster- frequentie

laag matig ja - matig/

weinig

matig

hoog laag nee - veel veel

Hellawell (1978) geeft in tabel 17 ook een aantal overwegingen bij de keuze van de organismegroep als leverancier van indicatoren gerelateerd aan pressoren en methodische overwegingen. Deze overwegingen zijn ook voor de indicatorenselectie van de KRW maatlat van belang.

Tabel 17. Overwegingen bij de keuze van organismegroepen als bouwsteen voor indicatorenselecties bij specifieke pressoren en uit methodisch oogpunt (bewerkt naar Hellawell, 1978)

algen macrofauna macrofyten vissen

eutrofiëring geschikt minder geschikt zeer geschikt geschikt vertroebeling sessiele geschikt weinig geschikt geschikt geschikt organische

vervuiling

niet direct geschikt geschikt niet goed beschreven en tolerantie hoog

gecshikt faecale belasting niet geschikt meer geschikt niet geschikt meer geschikt pesticiden minder gevoelig minder gevoelig nauwelijks gevoelig gevoelig zware metalen minder gevoelig minder gevoelig nauwelijks gevoelig gevoelig morfologische

aantasting

niet geschikt zeer geschikt minder geschikt (plaatselijk geschikt)

beperkt geschikt (grootschalig) respons zeer snel redelijk snel zeer langzaam langzamer multiple stress niet geschikt geschikt voor

integratie effecten verspreiding grote variatie milieus

en habitats gemeenschap als geheel gevoelige

indicator

methoden numerieke methoden

geschikt ruimtelijke schaal drift van

planktonische vormen probleem

geschikt voor localiseren vervuiling, probleem met drift treedt op

standplaatsgebonden alleen grovere schaal

voorkomen kosmopolitisch veel sedentaire vormen; afwezigheid kan ook levenscyclus gebonden zijn ruim mobiel, vermijdgedrag kwalitatieve bemonstering gemakkelijk, eenvoudige apparatuur eenvoudig gemakkelijk kwantitatieve bemonstering sessiele vormen moeilijk tellen gevoelig

moeilijk eenvoudig beschikbaar maar kostenintensief en moeilijk in diepe en snelstromende wateren constantie in bemonstering

moeilijk redelijk eenvoudig redelijk

herstel snel matig zeer langzaam matig

taxonomische kennis

experts nodig, dode en levende moeilijk te onderscheiden

ten dele goede identificatiesleutels beschikbaar, soms experts nodig

redelijk eenvoudig eenvoudig

informatie tav

vervuilingstolerantie veel info

veel info voldoende info voldoende info automatisering tellen aantallen is

mogelijk

De KRW organismegroepen verschillen sterk in ruimtelijke dekking, in respons op bepaalde milieuvariabelen en in snelheid van reageren op milieuveranderingen. Iedere groep is daarom complementair inzetbaar. De selectie van KRW indicatoren dient via een gedegen en doelgerichte selectieprocedure te verlopen. De toepassing van macrofauna in beoordeling is het verst ontwikkeld maar ook van de andere groepen is kennis beschikbaar.