• No results found

685. Bij de vaststelling van passende verplichtingen houdt het college rekening met de door de minister vastgestelde beleidsregels. Relevant voor de verplichtingen in dit besluit zijn de beleidsregel inzake duurzame concurrentie, en de beleidsregel inzake kwaliteit en toegang. Deze zien toe op de mogelijkheid voor aanbieders te concurreren op basis van kwaliteit.241

686. Hoewel het college in dit besluit vastgesteld heeft dat aanbieders van mobiele gespreksafgifte niet met elkaar concurreren op de relevante markten voor mobiele gespreksafgifte op het eigen netwerk, zouden de beleidsregels toch toegepast moeten worden indien regulering van mobiele gespreksafgifte de mogelijkheden van gereguleerde partijen beïnvloedt om te concurreren op retailniveau.

687. Het college constateert dat de door hem opgelegde regulering, en in het bijzonder het tariefreguleringsmodel voldoet aan de eisen uit de beleidsregels. Het college heeft immers gekozen

241

Verplichtingen OPENBARE VERSIE

voor het ontwikkelen van een kostengeoriënteerd tarief van een efficiënte nieuwe toetreder, die kan concurreren met bestaande aanbieders. Het bijbehorende kwaliteitsniveau wordt daarom per definitie meegenomen in het kostentoerekeningsmodel242.

688. Op grond van bovenstaande concludeert het college dat de verplichtingen die hij oplegt aan aanbieders van mobiele gespreksafgifte niet tot effect hebben dat de ondernemingen beperkt worden in hun mogelijkheden om op retailniveau te concurreren op kwaliteit. Om die reden neemt het college de bestaande (beperkte) kwaliteitsverschillen van de netwerken niet mee bij de uitwerking van de verplichtingen.

8.9 Conclusie

689. In dit hoofdstuk heeft het college de proportionaliteit van de op te leggen verplichtingen op de markten voor mobiele gespreksafgifte nader onderbouwd. Daarbij is aangegeven met welk doel de specifieke verplichtingen worden opgelegd en waarom ze geschikt zijn om de mogelijke

mededingingsproblemen zo goed mogelijk te voorkomen. Om de noodzakelijkheid van de

verplichtingen te kunnen beoordelen heeft het college onderzocht of de beoogde resultaten van de verplichtingen ook gerealiseerd zouden kunnen worden met andere, lichtere verplichtingen. Tot slot worden de te verwachten effecten van de opgelegde verplichtingen beschreven.

690. Om de in hoofdstuk 7 geconstateerde mededingingsproblemen te adresseren verplicht het college de mobiele aanbieder ten aanzien van de toegang tot het mobiele netwerk voor het afgeven van gesprekken en de interconnectie ten behoeve van mobiele gespreksafgifte om:

- op grond van de artikelen 6a.7, eerste en tweede lid, van de Tw, kostengeoriënteerde tarieven te hanteren voor mobiele gespreksafgifte;

- op grond van de artikelen 6a.6, eerste en tweede lid sub g, van de Tw, te voldoen aan redelijke verzoeken tot toegang ten behoeve van mobiele gespreksafgifte;

- op grond van de artikelen 6a.6, eerste en tweede lid sub i, van de Tw, te voldoen aan redelijke verzoeken tot interconnectie ten behoeve van mobiele gespreksafgifte.

691. Ter ondersteuning van deze maatregelen verplicht het college aanbieders van mobiele gespreksafgifte voorts ten aanzien van de toegang tot het mobiele netwerk voor mobiele gespreksafgifte en de interconnectie ten behoeve van mobiele gespreksafgifte:

- op grond van artikel 6a.8 van de Tw, tegen non-discriminatoire voorwaarden te leveren. - op grond van artikel 6a.9, eerste lid, van de Tw, op transparante wijze te leveren.

692. Meer in het bijzonder bepaalt het college dat het aanbod tot interconnectie ten behoeve van mobiele gespreksafgifte in elk geval de volgende informatie dient te bevatten:

242

- een overzicht van diensten die de aanbieder van mobiele gespreksafgifte voor de interconnectie ten behoeve van mobiele gespreksafgifte kan aanbieden, met de daarbij behorende voorwaarden (onder andere technische voorwaarden), condities en tarieven; - de technische kenmerken en andere eigenschappen van het mobiele netwerk, voor zover de

afnemer deze informatie voor interconnectie nodig heeft;

- een overzicht van alle locaties van de toegangspunten van het mobiele netwerk waarop interconnectie kan worden afgenomen;

- de voorwaarden van betaling en facturering.

693. De verplichtingen zijn geschikt omdat de beoogde doelstellingen van de regulering hiermee bevorderd worden. Aangezien het bevorderen van infrastructuur- of dienstenconcurrentie niet mogelijk is op de markten voor mobiele gespreksafgifte, zijn de maatregelen primair gericht op het bevorderen van de belangen van eindgebruikers. Daarnaast zijn de maatregelen gericht op het voorkomen van de nadelige gevolgen die mededingingsbeperkende gedragingen kunnen hebben voor eindgebruikers en aanbieders op de retailmarkten voor vaste en mobiele telefonie, en de wholesalemarkt voor transit gespreksdoorgifte.

694. De verplichtingen zijn daarnaast noodzakelijk, omdat de doelstellingen niet door andere, minder vergaande verplichtingen kunnen worden bereikt. Het college concludeert daarom dat hij gekozen heeft voor een pakket verplichtingen waarmee de reguleringsdoelstellingen optimaal gewaarborgd worden.

695. Het college heeft naar aanleiding van de uitspraak van het CBb van 28 augustus 2006 een aanvullende onderzoek laten uitvoeren naar de mogelijke gevolgen van tariefregulering voor de totale welvaart. In dit onderzoek is nadrukkelijk aandacht geschonken aan de mogelijke gevolgen hiervan voor de vaste en de mobiele eindgebruikers, en voor de vaste en de mobiele aanbieders. Voorts is in dit onderzoek de uitkomst van zelfregulering meegenomen die aanbieders van mobiele

gespreksafgifte aan het college hebben voorgelegd.

696. Op grond van deze welvaartsanalyse en gegeven de zekerheid die gecreëerd wordt met het opleggen van een tariefverplichting op het zelfreguleringsniveau concludeert het college dat tariefregulering op het niveau van het convenant proportioneel is. Het college acht daarnaast een glijpad redelijk.

697. De verplichtingen die het college oplegt zijn in lijn met het standpunt van de ERG ten aanzien van de passende maatregelen die onder het nieuwe reguleringskader aan aanbieders met

aanmerkelijke marktmacht, met name ten aanzien van problemen bij mobiele gespreksafgifte, kunnen worden opgelegd.243 Aangezien de onderhavige markt niet afwijkt van de lijst behorende bij de aanbeveling, gaat het college nader in op het ERG standpunt in hoofdstuk 7 van dit besluit. De ERG heeft een analyse gemaakt van mededingingsproblemen die door aanmerkelijke marktmacht kunnen ontstaan. Voor mobiele gespreksafgifte identificeert de ERG als mogelijke problemen de ‘refusal to deal’ (weigering om toegang te leveren), ‘high charges’ (hoge tarieven) and ‘price discrimination’ (prijsdiscriminatie).

Europese notificatieprocedure OPENBARE VERSIE

243

Common position on the approach to appropriate remedies in the new regulatory framework”, ERG(03)30rev1, April 2004 http://www.erg.eu.int/doc).

9 Europese notificatieprocedure

698. Het college heef op 15 mei 2007 in het kader van de uitgebreide openbare

voorbereidingsprocedure het ontwerpbesluit genotificeerd bij de Europese Commissie en Nationale Toezichthouders uit de EU-lidstaten. De Europese Commissie heeft bij brief van 27 juni 2007 gereageerd.244 De volledige brief is opgenomen in annex H van dit besluit. Geen van de Nationale Toezichthouders heeft een reactie ingediend.

Opmerking Europese Commissie

699. Op basis van de notificatie en de bijkomende informatie verleend door het college, heeft de Europese Commissie de volgende opmerking bij het besluit, op grond van Artikel 7(3) van de kaderrichtlijn:

“OPTA rechtvaardigt de bepaling van maximum mobiele gespreksafgiftetarieven op een niveau hoger dan BULRIC door te stellen dat dit de totale welvaart niet reduceert. Hoewel het regelgevende kader niet verbiedt dat een dergelijke welvaartsanalyse gebruikt wordt als een instrument om na te gaan of de prijscontrole verplichtingen proportioneel zijn en

gerechtvaardigd kunnen worden in overeenstemming met Artikel 8(4) van de

Toegangsrichtlijn, wil de Commissie OPTA's aandacht vestigen op het feit dat de uitkomst van een welvaartsanalyse in hoge mate afhankelijk is van de gekozen parameters, in het bijzonder het percentage dat gebruikt wordt om het waterbed effect te berekenen. De Commissie is niettegenstaande van oordeel dat de significante reductie van de maximale mobiele gespreksafgiftetarieven zoals voorgesteld door OPTA en op basis van de

vaststellingsovereenkomst tussen de M(V)NOs zal bijdragen tot de promotie van concurrentie in de mobiele mobiele gespreksafgiftemarkten in Nederland. Gezien het EU-belang om mobiele gespreksafgiftetarieven effectief en op een consistente manier te reguleren, nodigt de Commissie OPTA uit om in de toekomst nauw samen te werken met de European Regulators Group met het oog op het komen tot een coherente EU aanpak. De Commissie nodigt OPTA tevens uit om te overwegen haar beschikking aan te passen op basis van de conclusie die de European Regulators Group aan zal nemen.

In overeenstemming met Artikel 7(5) van de Kaderrichtlijn, kan OPTA de uiteindelijke ontwerpmaatregel goedkeuren en, in voorkomend geval, aan de Commissie meedelen. Het standpunt van de Commissie betreft onderhavige kennisgeving, onverminderd de standpunten die zij zou kunnen aannemen ten aanzien van andere ter kennis gebrachte

ontwerpmaatregelen.”

244

Zaak NL/2007/0634 – Gespreksafgifte op afzonderlijke mobiele netwerken in Nederland; opmerkingen volgens Artikel 7(3) van Richtlijn 2002/21/EC. Brief van de Europese Commissie van 27 juni 2007 (http://circa.europa.eu).

Europese notificatieprocedure OPENBARE VERSIE

Reactie college

700. Het college neemt kennis van de opmerking van de Europese Commissie, en neemt mede op grond hiervan het definitieve besluit. Het college onderschrijft het belang van Europese samenwerking en een coherente EU aanpak en zal daarom ook in de toekomst ook actief blijven samenwerken met de ERG. Zoals aangegeven in randnummer 697 sluit het college in dit besluit aan bij de bestaande relevante ERG standpunten.

10 Nationale consultatieprocedure

10.1 Inleiding

701. Het college heeft op 15 mei 2007 het ontwerpbesluit van de marktanalyse mobiele gespreksafgifte bekendgemaakt (OPTA/TN/2007/200849). Overeenkomstig artikel 6b.1 van de Telecommunicatiewet (hierna: Tw) zijn belanghebbenden gedurende zes weken na de formele ter inzage legging van de ontwerpbesluiten op 16 mei 2007, in de gelegenheid gesteld hun schriftelijke zienswijze tegen het ontwerpbesluit bij het college kenbaar te maken.

702. De volgende belanghebbenden hebben hun zienswijze naar voren gebracht: Koninklijke KPN N.V., Orange Nederland N.V., Vodafone Libertel B.V., UPC Nederland B.V., T-Mobile Netherlands B.V., Versatel Nederland B.V en Tele2 Nederland B.V.

703. Hieronder zal het college achtereenvolgens ingaan op de zienswijze van partijen ten aanzien van de afbakening van de relevante markt, de vaststelling van de aanwezigheid van partijen met aanmerkelijke marktmacht en het opleggen van de verplichtingen.

704. Het college wijst erop dat de zienswijze van partijen voor hem aanleiding heeft gevormd zijn ontwerpbesluiten van 15 mei 2007 op een aantal onderdelen aan te passen. In deze gevallen heeft het college in zijn reactie op de betreffende zienswijze aangegeven hoe het definitieve besluit zal komen te luiden.

705. De openbare versies van de bedenkingen van marktpartijen maken geen onderdeel uit van dit besluit, maar zijn wel terug te vinden in het dossier op de website van het college (www.opta.nl).