• No results found

XXIV. De datum van inwerkingtreding van dit besluit is 1 augustus 2007.

HET COLLEGE VAN DE ONAFHANKELIJKE POST EN TELECOMMUNICATIE AUTORITEIT, namens het college,

mr. C.A. Fonteijn voorzitter

Beroepsmogelijkheid

Belanghebbenden die zich met dit besluit niet kunnen verenigen, kunnen binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is bekendgemaakt beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven te Den Haag.

Het postadres is: College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.

Het beroepschrift moet zijn ondertekend en moet ten minste de naam en het adres van de indiener, de dagtekening en een omschrijving van het besluit waartegen het beroep is gericht bevatten. Voorts moet het beroepschrift de gronden van het beroep bevatten en dient een afschrift van het bestreden besluit te worden meegezonden.

Voor het instellen van beroep is griffierecht verschuldigd. Informatie hierover kan worden ingewonnen bij de griffie van het College, telefonisch bereikbaar op (070) 381 39 10 of (070) 381 39 30.

Annex A Kopersmachtonderzoek Oxera

‘Research on countervailing buyer power for mobile call termination; the Dutch case’ van Oxera Consulting Limited, april 2007.

Dit rapport van Oxera maakt integraal onderdeel uit van dit besluit en is beschikbaar op de website van OPTA (www.opta.nl).

Annex B Tariefregulering mobiele gespreksafgifte

B.1 Inleiding

1. In deze annex wordt de opgelegde tariefverplichting nader uitgewerkt. Bij deze uitwerking dient in de eerste plaats de vraag te worden beantwoord welke invulling van tariefregulering proportioneel moet worden geacht (paragraaf B.2). Vervolgens wordt een keuze gemaakt ten aanzien van de methodiek op basis waarvan het tarief wordt bepaald (paragraaf B.3) en de invulling van die methodiek (paragraaf B.4).

B.2 Proportionele invulling van tariefregulering

2. Bij de beantwoording van de vraag welke invulling van de tariefverplichting proportioneel (dat wil zeggen, geschikt en noodzakelijk) is, zijn de doelstellingen van de regulering van mobiele

gespreksafgifte het uitgangspunt. Zoals toegelicht in hoofdstuk van onderhavig besluit, is het

bevorderen van infrastructuur- of dienstenconcurrentie op de markt voor mobiele gespreksafgifte niet mogelijk. Een mobiele aanbieder controleert immers de voor het afleveren van telefoongesprekken benodigde toegang tot de eigen eindgebruikers. Daarnaast is duplicatie van de voor gespreksafgifte benodigde infrastructuur in functioneel en economisch opzicht niet haalbaar. Maatregelen die gericht zijn op het stimuleren van infrastructuur- en dienstenconcurrentie zijn daarom niet effectief. Het ingrijpen op de markt voor gespreksafgifte is primair gericht op de bescherming van de belangen van eindgebruikers.

3. Met de tariefverplichting wordt ingegrepen in de tariefvrijheid die een aanbieder op basis van zijn aanmerkelijke marktmacht kan uitoefenen. De grootte van die tariefvrijheid wordt daarbij bepaald door de aard en de grootte van die marktmacht: in een markt waar de marktmacht groot en absoluut is (te denken valt aan een natuurlijk monopolie) mag worden verwacht dat de tariefvrijheden aanzienlijk groter zijn dan in een markt waarin de aanbieder met aanmerkelijke marktmacht door bijvoorbeeld de werking van concurrentie reeds in zekere mate in zijn tariefvrijheid wordt beperkt. Hiermee verschilt voor beide situaties de mate waarin de aanbieder met aanmerkelijke marktmacht door middel van prijsbeheersing (verder) in zijn tariefvrijheden dient te worden beperkt. Een en ander betekent dat de mate waarin de aanbieder met aanmerkelijke marktmacht met de tariefverplichting in zijn tariefvrijheid dient te worden beperkt voor een groot deel wordt bepaald door de mate van (prospectieve)

concurrentie.

4. Gegeven dat de proportionaliteit van de nadere invulling van tariefregulering afhankelijk is van de in een markt bestaande mate van (prospectieve) concurrentie, geldt voor de markt voor mobiele gespreksafgifte de noodzaak dat met tariefregulering wordt zeker gesteld dat de tariefvrijheid van de mobiele aanbieder volledig wordt weggenomen. Het ontbreken van uitzicht op concurrentie betekent immers dat de bescherming van de belangen van eindgebruikers volledig afhankelijk is van de opgelegde vorm van tariefregulering.

Tariefregulering mobiele gespreksafgifte

5. Het voorgaande betekent in de eerste plaats dat de invulling van tariefregulering zodanig vorm gegeven moet worden dat ze resulteert in een uitkomst die representatief mag worden geacht voor een effectief concurrerende markt; alleen langs deze weg kan worden zeker gesteld dat elke

excessiviteit kan worden weggenomen. Op een effectief concurrerende markt heeft marktwerking zorg gedragen voor het verdwijnen van excessieve marges en het dalen van tarieven tot het niveau van de onderliggende efficiënte kosten plus een redelijke winstopslag. De tariefverplichting dient dan ook gericht te zijn op de bepaling van het kostenniveau dat representatief mag worden geacht voor de op een effectief concurrerende markt opererende aanbieder.

6. De noodzaak om de tariefvrijheid volledig weg te nemen rechtvaardigt in de tweede plaats een vorm van tariefregulering die over het algemeen als strikt wordt beschouwd. Dit komt voornamelijk tot uitdrukking in de mogelijkheid dat, door de invulling van tariefregulering te baseren op het

kostenniveau van een aanbieder opererend op een effectief concurrerende markt, het werkelijke kostenniveau van de gereguleerde aanbieder hoger ligt. De aard van de markt voor gespreksafgifte rechtvaardigt echter een uitkomst waarbij het werkelijke kostenniveau hoger ligt dan het door regulering opgelegde tarief; zonder deze invulling van tariefregulering wordt een mobiele aanbieder immers op geen enkele wijze beperkt in zijn vrijheid een tarief te hanteren dat boven de efficiënte kosten ligt.

7. Het college concludeert dat de proportionaliteit van de invulling van tariefregulering dient te worden gewaarborgd door een uitkomst die representatief mag worden geacht voor een effectief concurrerende markt. Deze uitkomst kan worden getypeerd als het kostenniveau van een efficiënt opererende aanbieder beschikkend over een efficiënte infrastructuur (hierna: het efficiënte

kostenniveau). De aard van de markt voor gespreksafgifte, gekenmerkt door het volledig ontbreken van (uitzicht op) concurrentie, rechtvaardigt een strikte invulling van tariefregulering.

8. In de volgende paragrafen zal het college bij de nadere invulling van tariefregulering zijn conclusies ten aanzien van proportionaliteit nadrukkelijk betrekken.

B.3 Geschikte vormen van tariefregulering

9. Voor de invulling van tariefregulering zijn verschillende methodieken denkbaar. Hierna zal het college de meest relevante methodieken beoordelen op geschiktheid en noodzakelijkheid om het voor mobiele gespreksafgifte relevante tariefniveau te bepalen. Daarbij geldt dat met de toepassing van de methodiek de proportionaliteit van tariefregulering dient te worden gewaarborgd. Het college

onderscheidt retail-minus, benchmarking en kostenoriëntatie als mogelijk toepasbare methodieken. Retail-minus

10. Bij de retail-minus methodiek wordt een wholesale tarief bepaald op basis van het tarief van de direct gerelateerde retaildienst. Daarbij wordt op het retailtarief een correctie aangebracht voor de kosten van de retaildienstverlening.

11. Het college acht deze methodiek niet geschikt voor de bepaling van het tarief van mobiele gespreksafgifte. Op retailniveau wordt gespreksafgifte namelijk niet als een (afzonderlijke) dienst aan eindgebruikers aangeboden waarvan het tarief als basis zou kunnen dienen om het wholesale tarief van gespreksafgifte af te leiden.