• No results found

Bekostiging

Het Rijk verstrekt schoolbesturen lumpsumbekostiging voor de personele kosten en materiële instandhouding. Deze bekostiging is grotendeels gebaseerd op het aantal leerlingen en de gemiddelde leeftijd van leraren.

Daarnaast wordt via de groeibekostiging en de directie- en de

kleinescho-lentoeslag rekening gehouden met de groei en grootte van de school. Met de groeibekostiging is circa € 60 miljoen gemoeid, met de directietoeslag (basisscholen, speciale scholen voor basisonderwijs en scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs) circa € 240 miljoen en met de kleinescho-lentoeslag circa € 130 miljoen. Dat laatste bedrag is inclusief de kleine-scholentoeslag die onderdeel is van het budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid; deze is met ingang van 1 augustus 2018 met € 20 miljoen verhoogd om kleine scholen extra armslag te geven om goed onderwijs te verzorgen. Tot slot wordt in de bekostiging rekening gehouden met een aantal specifieke kenmerken van leerlingen in het kader van het onderwijsachterstandenbeleid waar in totaal structureel circa € 285 miljoen voor wordt geraamd. Dit betreft het budget voor de nieuwe regeling ter verdeling van de aan de basisscholen te verstrekken middelen voor de bestrijding van onderwijsachterstanden, die vanaf 1 augustus 2019 zal gelden. Deze regeling vervangt de huidige gewichten- en impulsregeling.

In onderstaande tabel zijn de ondersteuningsmiddelen opgenomen die naast de basisbekostiging beschikbaar zijn voor de lichte en zware ondersteuning. Lichte ondersteuning betreft grotendeels middelen die naar de samenwerkingsverbanden po gaan en deels middelen die rechtstreeks naar de speciale scholen voor basisonderwijs gaan (sbao).

Bijdragen voor de zware ondersteuning zijn voor de samenwerkingsver-banden po en vo en het (voortgezet) speciaal onderwijs ((v)so), waaronder de clusters 1 en 2. Sinds de invoering van «passend onderwijs» besluiten de samenwerkingsverbanden (clusters 3 en 4) over de plaatsing van leerlingen in het (v)so.

Onderstaande tabel laat zien hoe de ondersteuningsmiddelen worden verdeeld.

Tabel 1.5 Ondersteuningsmiddelen (Bedragen x € 1 miljoen)

2019 2020 2021 2022 2023

Lichte ondersteuning – Samenwerkingsverbanden primair

onderwijs 385 385 380 375 375

Zware ondersteuning – Clusters 1 en 2 265 265 265 265 265

Zware ondersteuning – Samenwerkingsverbanden primair

onderwijs 560 560 555 555 555

Zware ondersteuning – Samenwerkingsverbanden voortgezet

onderwijs1 595 585 580 580 580

Lichte en zware ondersteuning – Totaal artikel 1 1.805 1.795 1.780 1.775 1.775

1 Samenwerkingsverbanden vo betreft alleen de middelen die op artikel 1 staan, en is inclusief een gedeelte dat rechtstreeks naar de WEC scholen gaat onder andere bestemd voor onderwijs in instellingen voor gesloten jeugdzorg en justitiële jeugdinrichtingen.

Bekostiging Caribisch Nederland

Het Rijk verstrekt bekostiging aan de schoolbesturen in Caribisch Nederland. Het betreft de schoolbesturen op de eilanden Bonaire, Sint-Eustatius en Saba.

Prestatiebox

Voor het realiseren van de afspraken in het bestuursakkoord met de PO-Raad ontvangen de schoolbesturen extra middelen via de presta-tiebox. Deze middelen zijn bedoeld om een impuls te geven aan het realiseren van de doelstellingen op het gebied van uitdagend onderwijs, vernieuwing en digitalisering, de brede aanpak onderwijsverbetering,

professionalisering van scholen en de doorgaande ontwikkellijnen. Deze middelen komen daarnaast ook ten goede aan de afspraken die zijn gemaakt in het «Techniekpact 2020» en het «Bestuurlijk kader Cultuur en Onderwijs».

Aanvullende bekostiging

Naast de reguliere bekostiging ontvangen de schoolbesturen middelen voor specifieke doeleinden. De aanvullende bekostiging voor 2019 bestaat uit de kosten voor tweetalig onderwijs, de regeling teambeurs voor professionalisering van teams van leerkrachten, de regeling tegemoet-koming vervangingskosten voor schoolleiders die een opleiding volgen, kosten voor het leraar ontwikkelfonds, de regeling voor hoogbegaafden.

Subsidies

Om verschillende beleidsdoelstellingen te behalen, worden subsidies verstrekt (zie de subsidiebijlage voor het totaaloverzicht). De belangrijkste subsidies zijn de Regeling onderwijsvoorziening jonggehandicapten, de Regeling Nederlands onderwijs in het buitenland en de subsidies voor het

«Techniekpact». De Regeling onderwijsvoorziening jonggehandicapten voorziet in diverse hulpmiddelen zodat deze leerlingen met goed gevolg onderwijs (van basisonderwijs tot en met hoger onderwijs) kunnen volgen. Voor de implementatie van het bestuursakkoord worden middelen verstrekt ten behoeve van een brede aanpak voor duurzame onderwijsver-betering en voor het project «Beter en slimmer leren met ict». Daarnaast worden er onder andere subsidies verstrekt voor humanistisch vormend en godsdienstonderwijs, onderwijs aan zieke leerlingen, het aanpassen van lesmateriaal ten behoeve van visueel gehandicapte en dyslectische leerlingen en het ontwikkelen van de (adaptieve) eindtoets.

Opdrachten

Dit betreft de middelen voor diverse beleidsgerichte activiteiten en evaluatie- en beleidsonderzoeken, onder andere voor passend onderwijs, voor- en vroegschoolse educatie (VVE). Verder betreft het uitgaven voor de uitvoeringskosten van de bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel en kosten van uitvoeringsorganisaties.

Bijdrage aan agentschappen

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van de bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatie-voorziening. Het betreft hier het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor begrotingsartikel 1.

Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s

De stichtingen Vervangingsfonds en Participatiefonds ontvangen middelen voor het beheren van de vervangings- en werkloosheidsuit-gaven in het primair onderwijs. De kosten die het Vervangings- en Participatiefonds vergoeden worden gedekt uit de premies die schoolbe-sturen afdragen. Het UWV ontvangt middelen voor de uitvoering van de Regeling onderwijsvoorziening jonggehandicapten.

Bijdrage aan medeoverheden

Gemeenten ontvangen middelen voor onderwijsachterstandenbeleid.

Gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid bestaat uit meerdere instrumenten, waaronder voorschoolse educatie, schakelklassen en zomerscholen.

Bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken

Jaarlijks worden aan het Gemeentefonds middelen ter beschikking gesteld ten behoeve van de «Brede impuls combinatiefuncties».

Bijdrage aan sociale fondsen

Deze reeks betreft de loonbijstelling 2017 over de middelen «Brede impuls combinatiefuncties».

Tabel 1.6 Overzicht Specifieke Uitkering (Bedragen in miljoen euro’s)

2018 2019 2020 2021 2022 2023

1 Ontvangende partij(en)

Diverse gemeenten1 366,5 462,0 492,1 492,1 492,1 492,1

Korte omschrijving uitkering

Het betreft de specifieke uitkeringen op onderwijsachterstandenbeleid (voor 2018 inclusief de aanvulling convenant G37, budget voor verhoging taalniveau pedagogisch medewerkers kleine gemeenten en budget voor middelgrote en kleine gemeenten om tenminste één groep te realiseren).

1 Kalenderjaar 2018: gemeenten waarbij de som schoolgewichten op 1-10-2009 groter is dan 0:

Kalenderjaren 2019 en volgende: gemeenten met ten minste één achterstandskind dat binnen de 15% doelgroep onderwijsachterstandenbeleid valt:

3.2 Art.nr. 3 Voortgezet onderwijs

A. Algemene doelstelling

Het voortgezet onderwijs zorgt dat leerlingen in deze fase van de doorlopende leerlijn hun talenten maximaal kunnen ontplooien en vervolgonderwijs kunnen volgen dat het beste past bij hun talenten. Het bereidt hen voor op volwaardige deelname aan de samenleving en een bij hun talenten passende (toekomstige) positie op de arbeidsmarkt.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor een voortgezet onderwijsstelsel dat zodanig functioneert, dat het onderwijs aansluit bij de talenten en de ambities van individuele leerlingen en bij de behoeftes van de maatschappij.

Financieren:

De Minister is verantwoordelijk voor de financiering van het voortgezet onderwijs door lumpsumbekostiging van de onderwijsinstellingen.

Hierdoor wordt de toegankelijkheid van het onderwijs gewaarborgd.

Stimuleren:

De Minister stimuleert specifieke onderwerpen door het verstrekken van (aanvullende) bekostiging, subsidies en de inzet van andere instrumenten zoals overleg, voorlichting, (prestatie)afspraken en wet- en regelgeving.

Regisseren:

De Minister vult zijn verantwoordelijkheid voor de onderwijskwaliteit van het onderwijs in via een regisserende rol. De normeisen van kwaliteit zijn vastgelegd in wet- en regelgeving; de Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de naleving.

Kengetallen Tabel 3.1 Kengetallen

2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022

1 Aandeel thuiszit-tende leerlingen dat drie of meer maanden thuis zit zonder passend

onderwijsaanbod1 % 0,17% 0,19% 0,19%2 Aantallen 1.605 1.873 1.8532 2 Aandeel

zitten-blijvers3 5,5% 5,7% 5,7%2

3 Aandeel lessen dat gegeven wordt door bevoegde en benoembare

leraren4 94,8% 95,2% n.n.b.

4 Aandeel startende leraren dat een begeleidingspro-gramma heeft

gevolgd5 85%

5 Aandeel leerlingen dat zich veilig

voelt6 7 95%

6 Aantal vsv’ers3 24.353 22.953 23.7932

7 Meer studenten volgen vakken op

hoger niveau3 0,96% 0,96% 1,20%2

1 Bron: leerplichttellingen

2 Dit is gemeten over schooljaar 2016–2017

3 Bron: DUO

4 Bron: IPTO en CenterData

5 De cijfers over 2017 worden in het najaar in de loopbaanmonitor bekend gemaakt.

6 Bron: ITS Monitor naar Sociale Veiligheid

7 Dit kengetal wordt twee jaarlijks gemeten

Tabel 3.2 Leerlingen voortgezet onderwijs

20171 2018 2019 2020 2021 2022 2023

1. Totaal aantal ingeschreven leerlingen2

Nader te verdelen in: 961.200 976.200 960.000 949.700 943.800 939.100 936.500

• Vmbo (incl. lwoo) 378.100 393.400 379.900 371.500 367.600 365.500 364.500

• Havo 261.300 262.200 261.300 260.200 259.000 257.800 257.200

• Vwo 286.000 285.100 284.100 284.000 283.500 282.400 281.300

• Pro 29.200 28.800 28.000 27.300 27.000 26.800 27.000

• Vavo 6.600 6.700 6.700 6.700 6.700 6.600 6.500

2. Totaal aantal scholen 644 652 652 652 652 652 652

3. Gemiddeld aantal leerlingen

per school 1.492 1.497 1.472 1.457 1.448 1.440 1.436

1 De cijfers over 2017 zijn gebaseerd op het DJV 2017 (exclusief groen onderwijs).

2 Ten behoeve van de nadere verdeling in de diverse schoolsoorten zijn de leerlingen uit de brugklassen toebedeeld.

Bron: DUO

Tabel 3.3 Uitgaven per leerling

20171 2018 2019 2020 2021 2022 2023

1. Voortgezet onderwijs2 8.360 8.746 8.791 8.852 8.869 8.859 8.872

2. Bekostiging3 8.609 8.644 8.711 8.726 8.715 8.727

3. Bekostiging exclusief

onder-steuningsmiddelen4 7.898 7.929 7.995 8.010 7.995 8.004

1 Het cijfer over 2017 is gebaseerd op het DJV 2017 (excl. groen onderwijs).

2 De totale uitgaven uit tabel 3.4, exclusief de bijdragen aan agentschappen (DUO), gedeeld door het aantal ingeschreven leerlingen op 1 oktober van het voorgaand jaar, zoals opgenomen in tabel 3.2.

3 De bekostiging uit tabel 3.4, gedeeld door het aantal ingeschreven leerlingen op 1 oktober van het voorgaand jaar, zoals opgenomen in tabel 3.2.

4 De bekostiging uit tabel 3.4, minus de ondersteuningsmiddelen zoals opgenomen in tabel 3.5, gedeeld door het aantal leerlingen van het voorgaand jaar, zoals opgenomen in tabel 3.2.

C. Beleidswijzigingen

De belangrijkste wijzigingen op het terrein van voortgezet onderwijs worden beschreven in de beleidsagenda.

Het sectorakkoord VO is in 2017 geëvalueerd. Daarnaast is in het Regeerakkoord »Vertrouwen in de toekomst» opgenomen dat de afspraken uit het sectorakkoord worden gehandhaafd. Op basis van de evaluatie is het sectorakkoord geactualiseerd. Het akkoord – dat doorloopt tot en met 2020 – bevat doelstellingen voor uitdagend onderwijs voor de leerlingen, de brede vormende taak van het onderwijs, regionale

samenwerking, scholen als lerende organisaties, strategisch personeels-beleid en verantwoording. De Tweede Kamer ontvangt in het voorjaar van 2019 de laatste voortgangsrapportage en in 2020 de evaluatie.

Daarnaast investeren wij vanaf 2022 structureel € 100 miljoen per jaar in een kwalitatief hoogstaand en dekkend aanbod van technisch vmbo. In 2019 is € 70 miljoen beschikbaar, grotendeels voor scholen met de technische profielen PIE (produceren, installeren en energie), BWI

(bouwen, wonen en interieur) en M&T (mobiliteit en transport). Daarnaast zijn deze middelen beschikbaar voor verdere professionalisering van vmbo-docenten en voor regionale planvorming voor de jaren erna. Om in 2020 en de jaren erna in aanmerking te blijven komen voor deze

middelen, moeten vmbo-scholen samen met het mbo en het bedrijfsleven gezamenlijk plannen maken voor toekomstbestendig technisch

vmbo-onderwijs in hun regio.