A. Algemene doelstelling
Het stelsel van studiefinanciering biedt studenten in het hoger onderwijs en deelnemers in de beroepsopleidende leerweg de financiële mogelijk-heden om in Nederland en daarbuiten onderwijs te kunnen volgen.
B. Rol en verantwoordelijkheid
De Minister is verantwoordelijk voor de doeltreffende en doelmatige werking van het stelsel van studiefinanciering, zoals geregeld in de Wet studiefinanciering 2000.
Financieren: De Minister financiert het stelsel waarbij de financiële toegankelijkheid is gewaarborgd: er zijn geen onoverkomelijke financiële belemmeringen om te gaan studeren. Tegelijkertijd wordt recht gedaan aan het principe dat studeren ook een investering door de student zelf is.
Tevens wordt recht gedaan aan de bijdrage die ouders daaraan kunnen leveren.
Indicatoren/kengetallen
Voor indicatoren/kengetallen over studiefinanciering wordt verwezen naar Onderwijs in Cijfers
Tabel 11.1 Normbedragen studiefinanciering 2018 per maand in euro’s
Normbedragen ho Normbedragen mbo/bol
Uitwonend Thuiswonend Studie-voorschot
Uitwonend Thuiswonend
Basisbeurs € 291,61 € 104,73 n.v.t. Basisbeurs € 269,45 € 82,56
Aanvullende beurs € 279,25 € 257,41 € 391,00 Aanvullende beurs € 361,76 € 339,96
Maximaal leenbedrag € 299,60 € 299,60 € 479,46 Maximaal leenbedrag € 179,86 € 179,86
Collegegeldkrediet € 171,67 € 171,67 € 171,67 Collegegeldkrediet n.v.t. n.v.t.
Totaal € 1.042,13 € 833,41 € 1.042,13 Totaal € 811,07 € 602,38
Peildatum 1 september 2018
C. Beleidswijzigingen
Rondom het stopzetten van het studentenreisproduct, is in december 2017 een pakket maatregelen aangekondigd met als doel het aantal ov-boetes flink te laten afnemen. (Oud-)studenten lopen tegen zo’n ov-boete aan als ze hun studentenreisproduct te laat stopzetten wanneer zij daar geen recht meer op hebben. Voor een deel van de aangekondigde maatregelen is een wetswijziging nodig, die momenteel wordt voorbereid en wordt voorzien per 1 januari 2019. Een voorbeeld van zo’n maatregel is dat studenten straks alleen nog maar een boete hoeven te betalen als ze daadwerkelijk met hun studentenreisproduct hebben gereisd nadat het recht daarop is verlopen. Een ander voorbeeld is dat het boetebedrag (van € 97,– per halve maand) wordt aangepast naar € 75,– per halve kalendermaand over de eerste twee halve kalendermaanden en € 150 voor de daaropvolgende halve kalendermaanden.
D. Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit Tabel 11.2 Budgettaire gevolgen van beleid art. 11 (Bedragen x € 1.000)
2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023
Verplichtingen 4.563.829 6.366.611 5.602.726 5.205.161 5.268.330 5.771.030 5.842.009 Totale uitgaven 4.563.829 6.366.611 5.602.726 5.205.161 5.268.330 5.771.030 5.842.009
Waarvan juridisch verplicht (%) 100%
Inkomensoverdracht 1.496.930 3.140.876 2.220.767 1.739.603 1.723.781 2.157.234 2.163.739
• Basisbeurs 741.403 524.363 380.511 344.925 330.287 342.500 362.906
– Gift (R) 1.108.885 1.155.285 1.085.819 856.222 612.764 426.784 382.979
– Prestatiebeurs (NR) – 367.482 – 630.922 – 705.308 – 511.297 – 282.477 – 84.284 – 20.073
• Aanvullende beurs 777.233 820.399 834.064 834.773 836.856 832.746 824.541
– Gift (R) 608.481 638.027 661.126 681.149 700.255 710.348 713.681
– Prestatiebeurs (NR) 168.752 182.372 172.938 153.624 136.601 122.398 110.860
• Reisvoorziening 146.568 1.729.181 977.121 559.083 580.231 1.026.159 1.044.856
– Gift (R) 695.717 746.167 741.716 770.035 802.373 813.106 834.351
– Prestatiebeurs (NR) 187.869 142.061 150.076 139.401 123.157 128.260 121.032 – Bijdrage studerenden
aan OV-contract (R) – 859.409 – 863.612 – 866.639 – 883.638 – 899.046 – 914.184 – 927.555 – Kosten contract
OV-bedrijven (R) 122.391 1.704.565 951.968 533.285 553.747 998.977 1.017.028
• Overige uitgaven – 168.274 66.933 29.071 822 – 23.593 – 44.171 – 68.564
– Overige uitgaven
relevant (R) 285.356 105.352 90.082 92.110 99.137 111.165 118.192
– Caribisch Nederland
(R) 3.491 3.671 3.860 4.059 4.268 4.488 4.719
– Overige uitgaven
niet-relevant (NR) – 457.121 – 42.090 – 64.871 – 95.347 – 126.998 – 159.824 – 191.475
Leningen 2.934.328 3.124.063 3.284.173 3.364.876 3.442.892 3.511.301 3.574.979
– Rentedragende lening
(NR) 2.612.321 2.745.533 2.900.819 2.994.622 3.063.453 3.126.395 3.185.302 – Collegegeldkrediet
(NR) 322.007 378.530 383.354 370.254 379.439 384.906 389.677
Bijdrage aan agentschappen 132.571 101.672 97.786 100.682 101.657 102.495 103.291 – Dienst Uitvoering
Onderwijs 132.571 101.672 97.786 100.682 101.657 102.495 103.291
Ontvangsten 826.628 850.274 893.224 948.557 1.015.860 1.087.009 1.155.007
– Ontvangen rente en
relevant hoofdsom (R) 106.887 96.527 91.550 96.535 110.808 126.955 137.656 – Kortlopende
vorde-ringen (R) 93.778 81.545 81.045 80.545 80.045 78.545 76.045
– Terugontvangen
hoofdsom (NR) 625.963 672.202 720.629 771.477 825.007 881.509 941.306
Toelichting: R = relevant, NR = niet-relevant
Tabel 11.3 Indeling Budgettaire gevolgen van beleid naar Relevant en Niet-relevant (Bedragen x € 1.000)
2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023
relevante uitgaven: 2.097.483 3.591.127 2.765.718 2.153.904 1.975.154 2.253.179 2.246.686 niet relevante uitgaven: 2.466.346 2.775.484 2.837.008 3.051.257 3.293.176 3.517.851 3.595.323
relevante ontvangsten: 200.665 178.072 172.595 177.080 190.853 205.500 213.701
niet relevante ontvangsten: 625.963 672.202 720.629 771.477 825.007 881.509 941.306
Budgetflexibiliteit
Van het totale budget voor artikel 11 is voor 2019 100 procent juridisch verplicht op basis van de Wet studiefinanciering 2000. Alternatieve aanwending vereist wijziging van wet- en regelgeving. De geraamde DUO-uitgaven zijn volledig benodigd voor de uitvoering van de Wet.
Toelichting:
Zowel voor de uitgaven als de ontvangsten wordt een onderscheid gemaakt tussen relevant en niet-relevant. Relevant betekent: relevant voor het EMU-saldo en daarmee relevant voor het uitgavenplafond. De
relevante uitgaven worden hoofdzakelijk gevormd door studiefinanciering die meteen als gift wordt toegekend en uitgekeerde prestatiebeurs die wordt omgezet in een gift (na behalen diploma binnen tien jaar). Onder de niet-relevante uitgaven vallen vooral de prestatiebeurs (zolang die nog niet is omgezet in een gift) en de rentedragende leningen. Deze uitgaven zijn niet-relevant voor het uitgavenplafond, maar worden wel meege-rekend in de EMU-schuld. De relevante ontvangsten worden vooral gevormd door de ontvangen rente op leningen. De niet-relevante ontvangsten betreffen hoofdzakelijk aflossingen op de hoofdsom van de rentedragende leningen.
In tabel 11.2 «Budgettaire gevolgen voor beleid en budgetflexibiliteit» is vanaf dit jaar gekozen voor een verhelderende opzet voor de uitgaven aan de reisvoorziening. De reisvoorziening wordt nu op vergelijkbare manier weergegeven als de basisbeurs en de aanvullende beurs. De boekings-wijze van de reisvoorziening is complex, omdat het naast de prestatie-beurssystematiek, ook gaat over betalingen aan de OV-bedrijven en werkt met tegenboekingen om te voorkomen dat middelen twee keer worden geboekt (als uitgave aan het OV en als uitgave aan de student).
Het betreft vier wijzigingen. Ten eerste zijn de uitgaven die betrekking hebben op het reisproduct nu geheel zichtbaar onder de post reisvoor-ziening. Voorheen zat een deel van de reisvoorziening in de overige uitgaven niet-relevant. Het betrof de niet-relevante uitgaven op de toekenningen en de niet-relevante tegenboeking van de omzettingen. Dit bedrag is nu zichtbaar onder de post prestatiebeurs (NR) zoals dit ook is opgezet bij de basisbeurs en de aanvullende beurs.
Ten tweede is de post die voorheen prestatiebeurs (R) werd genoemd, nu zichtbaar onder de post bijdrage studerenden aan OV-contract. Hiermee wordt duidelijker aangegeven welk bedrag studenten krijgen opgeboekt voor het gebruik van het reisproduct en dus welk bedrag zij indirect voor het reisproduct betalen aan de OV-bedrijven. Voor studenten die binnen de prestatiebeurstermijn een diploma behalen, wordt dit bedrag omgezet in een gift.
In de derde plaats is ook voor bolstudenten van niveau 1 en 2 het bedrag dat zij bijdragen aan het OV-contract negatief in deze post opgenomen.
Aangezien deze studenten de reisvoorziening als gift krijgen zit dit bedrag tevens positief in de post reisvoorziening gift. Tot slot is de boekingsgang
van de reisvoorziening buitenland studerenden (RBS) aangepast. Het bedrag aan RBS staat weliswaar niet apart in de tabel budgettaire gevolgen van beleid, maar in tabel 11.11. Voorheen bedroeg dit een relevant bedrag waarmee de suggestie kon worden gewekt dat RBS direct een gift is. RBS is echter een prestatiebeurs, behalve voor bolstudenten van niveau 1 en 2. Omdat voorheen de RBS ook werd tegengeboekt en niet-relevant werd geboekt, waren de prestatiebeursuitgaven per saldo wel correct. In het nieuwe schema zijn de prestatiebeursuitgaven RBS opgenomen onder de niet- relevante uitgaven aan de reisvoorziening.
Hieronder zijn de veranderingen schematisch weergegeven:
Was Wordt
Overige uitgaven (NR) Reisvoorziening prestatiebeurs (NR) Overige uitgaven (NR)
Reisvoorziening prestatiebeurs (R) Bijdrage studerenden aan OV-contract (R) Reisvoorziening gift (R) exclusief bol 1–2
studenten
Reisvoorziening gift (R) inclusief bol 1–2 studenten
Reisvoorziening prestatiebeurs (R) exclusief bol 1–2 studenten
Bijdrage studerenden aan OV contract (R) inclusief bol 1–2 studenten
Reisvoorziening gift (R) inclusief boeking RBS
Reisvoorziening gift (R) exclusief boeking RBS
Reisvoorziening prestatiebeurs (R) inclusief boeking RBS
Bijdrage studerenden aan OV contract (R) exclusief boeking RBS
E. Toelichting op de financiële instrumenten