• No results found

Deze bijlage geeft een kort overzicht van de in dit rapport gehanteerde indica- toren en kengetallen. Hierbij gaat het (1) om de indicatoren die zijn toegepast bij het weergeven van de resultaten van de bedrijven, per bedrijfstype en (2) om de indicatoren aangaande de resultaten van de gehele land- en tuinbouw, de sectorrekening.

De indicatoren voor de resultaten per bedrijf zijn met ingang van 2001 aangepast bij de introductie van de gewijzigde methoden en begrippen in het Bedrijven-Informatienet van het LEI (het Informatienet). Een uitgebreide toe- lichting is opgenomen in Poppe, 2003.

(1) Indicatoren per bedrijf Opbrengsten

De opbrengsten betreffen de verkoop van gewassen, dieren en veehouderij- producten (melk, eieren en dergelijke) en de verandering van de balanswaarde van biologische activa (vee en producten in bewerking per balansdatum). Bij de veehouderijbedrijven kan deze verandering van de balanswaarde een grote invloed hebben op de opbrengsten en dus op het inkomen. Er is echter geen directe geldstroom aan gebonden, waardoor boeren dit niet in de portemonnee voelen. Daarnaast worden ook de inkomsten uit toeslagen (zoals de bedrijfs- toeslagen en vergoedingen voor natuurbeheer), werk voor derden en andere opbrengsten van het bedrijf (zoals opbrengsten uit verbreding) meegerekend. Hierbij wordt uitgegaan van de werkelijke btw-situatie van het bedrijf.

Betaalde kosten en afschrijvingen

Onder de betaalde kosten worden naast de kosten voor de in de productie aangewende goederen, bijvoorbeeld brandstof en veevoer, en diensten, bij- voorbeeld voor diergezondheid, ook de betaalde lonen, rente en pacht meege- nomen.

Voorts worden afschrijvingen in rekening gebracht, maar niet op verhan- delbare productierechten, zoals melkquota. Er wordt degressief afgeschreven van de nieuwwaarde, zodanig dat op de helft van de verwachte economische levensduur tweederde is afgeschreven.

Bedrijfswinst uit normale bedrijfsvoering

De bedrijfswinst uit normale bedrijfsvoering wordt berekend door de op- brengsten te verminderen met de betaalde kosten en afschrijvingen. Het geeft een beeld van het gezinsinkomen dat vanuit de gewone bedrijfsvoering be- haald is.

Buitengewone baten en lasten

Dit betreft onder meer de boekverschillen die gerealiseerd worden bij verkoop van activa, incidentele schade-uitkeringen en verrekening van terugontvangen of te betalen btw. Deze post heeft per bedrijf per jaar een vrij incidenteel ka- rakter en wordt daarom buiten het inkomen uit normale bedrijfsvoering ge- houden.

Gezinsinkomen uit bedrijf

Het gezinsinkomen uit bedrijf resulteert uit de bedrijfswinst uit normale be- drijfsvoering en de buitengewone baten en lasten. Het geeft weer welk bedrag op jaarbasis als inkomen voor het gezin resteert vanuit de bedrijfsactiviteiten.

Berekende kosten arbeid en vermogen

Voor de ingezette arbeid van de ondernemer(s) en gezinsleden worden kosten op basis van cao-uurlonen (inclusief werkgeverslasten) in rekening gebracht. Voor het vermogen wordt per bedrijf een vermogenskostenvoet (rentepercen- tage) berekend, gebaseerd op de werkelijk betaalde rente over het vreemde vermogen en het rendement van staatsobligaties vermeerderd met een risico- opslag over het eigen vermogen. Deze vermogenskostenvoet wordt recht- streeks toegepast op de gemiddelde balanswaarde van biologische en mone- taire activa. Voor de andere activa (behalve grond) wordt deze vermogenskostenvoet gecorrigeerd met de inflatie. Voor grond wordt boven- dien 2 procentpunten extra in mindering gebracht, wat overeen komt met het langjarige verschil tussen inflatie en grondprijsontwikkeling. Als minimum- rentepercentage voor een individueel bedrijf is 0,5% aangehouden.

Totale kosten

De totale kosten van het bedrijf bestaan uit de betaalde kosten (exclusief be- taalde rente), afschrijvingen en de berekende kosten voor arbeid en vermogen. Een beloning voor bedrijfsleiding is niet in de kosten opgenomen.

Opbrengsten-kostenverhouding (rentabiliteit)

Het totaal van de opbrengsten die per 100 euro kosten wordt gerealiseerd. De kosten zijn inclusief berekende kosten voor de inzet van gezinsarbeid en eigen vermogen. Wanneer de totale kosten niet volledig door de opbrengsten wor- den goed gemaakt resulteert een cijfer beneden 100. Zijn de opbrengsten ho- ger dan de kosten dan is de rentabiliteit meer dan 100.

Nettobedrijfsresultaat

Het verschil tussen de opbrengsten en de totale kosten van het bedrijf. De kos- ten zijn inclusief berekende kosten voor arbeid, grond en vermogen van de ondernemer(s). Het nettobedrijfsresultaat is in veel gevallen negatief. Dat be- tekent dat de berekende kosten niet of niet volledig worden vergoed.

Totaal gezinsinkomen

Gezinsinkomen uit bedrijf plus het inkomen van buiten het bedrijf van de on- dernemer en zijn echtgenote. Tot het inkomen van buiten het bedrijf behoren vergoedingen voor arbeid buiten het bedrijf, uitkeringen sociale verzekerin- gen en opbrengsten van vermogen buiten het bedrijf.

Besparingen

Het deel van het inkomen dat niet in het huishouden is besteed en aan het ei- gen vermogen kan worden toegevoegd. Bij negatieve bedragen: de onttrek- king aan het eigen vermogen voor het doen van gezinsbestedingen en/of het dekken van tekorten in de bedrijfsexploitatie.

Figuur B1.1Inkomensvorming van het gemiddelde land- en tuinbouwbedrijf, 2006 (v)

Bron: Informatienet.

€ 18.200 Opbrengsten Gezinsinkomen Inkomsten van

(inclusief uit het bedrijf buiten het bedrijf

€ 300 € 51.600 Belastingen buitengewone en premies

baten en Betaalde

lasten) kosten Totaal gezinsinkomen € 3.700

€ 323.100 € 235.100 € 69.800 Gezins- bestedingen Afschrijvingen € 36.400 Besparingen € 44.000 € 22.100

(2) Indicatoren sectorrekening Brutoproductiewaarde

De opbrengstwaarde van de producten, inclusief bijproducten en de aan het product verbonden subsidies, zoals de EU premies per dier en per hectare.

Factorkosten

Kosten (beloningsaanspraken) van de productiefactoren arbeid en vermogen. In deze kosten is geen vergoeding begrepen voor bedrijfsleiding.

Non-factorkosten

Kosten van grondstoffen en diensten betrokken van andere sectoren, die in het productieproces zijn aangewend (inclusief afschrijvingen).

Netto toegevoegde waarde (sectorinkomen)

De opbrengstwaarde van de productie minus de non-factorkosten.

Resterend inkomen

Inkomen uit de land- en tuinbouw voor de niet- betaalde ondernemers en ge- zinsleden, dat bestaat uit de nettotoegevoegde waarde minus de betaalde lo- nen, rente en pacht.

Bijlage 2. Aanvullende gegevens akkerbouw- en