• No results found

Agrarisch inkomen in Europees perspectief

8. Agrarische sector

8.4 Agrarisch inkomen in Europees perspectief

Op basis van de eerste ramingen van Eurostat wordt in deze paragraaf zicht gegeven op de ontwikkeling van het agrarisch inkomen in de EU-lidstaten in 2007. Eurostat benut hiervoor als indicator de reële netto toegevoegde waarde per arbeidskracht, waarbij het arbeidsvolume betrekking heeft op alle arbeid, zowel gezinsarbeid als betaald personeel. Deze indicator neemt in de gehele nieuwe Europese Unie (EU-27) in 2007 naar verwachting met ongeveer 5% toe. Ook dit jaar lopen de uitkomsten in de verschillende landen in de Europe-

se Unie sterk uiteen. De groei van het aldus gedefinieerde inkomen is met 58,5% veruit het sterkst in Litouwen, terwijl de daling in Bulgarije met 18,6% het grootst is (figuur 8.2). Genoemde inkomensindicator wordt door een aan- tal factoren beïnvloed. Allereerst zijn de opbrengsten en kosten van groot be- lang. Maar omdat er sprake is van reële ontwikkelingen bepaald de inflatie in de diverse landen samen met de ontwikkelingen van de arbeidskrachten ook een groot deel van de indicator.

Nederland zit met een toename van ruim 4% een half procent onder het gemiddelde van de EU-27. Het gemiddelde van de EU wordt mede beïnvloed door de ontwikkelingen in de twee laatst toegetreden landen Bulgarije en Roemenie. In beide landen daalde de toegevoegde waarde met meer dan 10%. In Bulgarije volgt dit op een groei van de toegevoegde waarde in 2006, maar in Roemenie daalde deze vorig jaar ook al met een kwart. Bulgarije heeft door de droogte vooral last gehad van een lage productie in de plantaardige sector. De daling van ongeveer een kwart kon niet worden gecompenseerd door de hogere prijzen. Bovendien zijn de kosten dit jaar 10% gestegen. Hetzelfde deed zich voor in Roemenie waar de daling van de productiewaarde ook gro- tendeels voor rekening komt van slechte oogsten van graan en oliezaden.

In de EU-27 veroorzaken vooral de hogere prijzen van granen en olieza- den de stijging van de productiewaarde. Bovendien kent een aantal landen nog een recordoogst aan graan. Daar staat echter in de zuidelijke landen een duidelijk lagere productie tegenover. In de veehouderij is dit jaar sprake van duidelijke verschillen. Bij de hogere prijzen van melk en de lage prijzen van biggen en varkens moet er in alle lidstaten aanzienlijk meer betaald worden voor de veevoeders. Gemiddeld neemt de veevoerprijs in de EU-27 met ruim 20% toe. Dit is vooral het gevolg van de hogere prijzen voor granen en olie- zaden.

In Duitsland neemt van de ons omringende landen het agrarisch inkomen in 2007 het sterkst toe. Met 50% hogere graanprijzen ligt het prijsniveau in de plantaardige sector gemiddeld 15% hoger dan in 2006. Ook in Duitsland is de melkveehouderij in de dierlijke sector de belangrijkste tak en juist hier namen de prijzen ook fors toe. Opvallend is dat de prijs voor veevoeders bij onze oosterburen slechts met 12% toenam, terwijl de stijging in Nederland (22%) en Denemarken (18%) aanmerkelijk hoger was. Ook in Frankrijk is de helft van de stijging van de inkomens veroorzaakt door de prijsstijging in de plant- aardige sector. De stijging van de melkprijs in Frankrijk bleef met 6% beperkt in vergelijking tot het gemiddelde van de EU-27 (+11%). Ook de bijna 10% hogere wijnprijzen (goed voor ruim 11% van de productiewaarde in Frank- rijk) droeg bij aan de relatief sterke stijging van de netto toegevoegde waarde

in Frankrijk. In het Verenigd Koninkrijk was de stijging van de productie- waarde in de plantaardige sector (17%) hard nodig om de ontwikkeling een positieve impuls te geven. De dierlijke productie, vooral de melk- en rund- veehouderij, nam weliswaar ook met 3% toe in waarde, maar hier stond een sterke kostenstijging van veevoeders tegenover. Deze stijging bedroeg onder invloed van de hoge graanprijzen een derde.

In Nederland en Denemarken en in iets mindere mate in Oostenrijk is de ontwikkeling in de veehouderij vooral bepalend voor het beeld. De stijging van de graanprijs is dat veel minder gezien het geringe aandeel in de produc- tiewaarde van de agrarische sector in deze landen. Hetzelfde beeld zien we in België. De stijging van de productiewaarde wordt er vrijwel volledig teniet gedaan door de toename van het bedrag aan aangekochte goederen en dien- sten. De lage inflatie in Nederland en een relatief sterk aandeel van de tuin- bouw zorgt er voor dat de reële netto toegevoegde waarde in Nederland ten opzichte van verder vergelijkbare landen als Denemarken en België iets meer stijgt.

In alle landen van de EU-27 stijgen de kosten in de vorm van de aange- kochte goederen en diensten. Dat is vooral het gevolg van de gestegen prijzen van veevoer. Het volume van de door de agrarische sector verbruikte goede- ren is in vrijwel alle landen gedaald. De prijsverhouding tussen de productie en de aangekochte goederen lijkt iets in het voordeel van de productie uit te pakken. Dat geldt echter niet voor die landen waar de productie van granen en oliezaden een relatief klein aandeel in de totale productiewaarde heeft, zoals in Nederland.

Het totale subsidiebedrag dat aan de Europese landbouw wordt uitge- keerd en dat niet direct aan producten gekoppeld is neemt verder toe (+ 4%), maar de daling van de productgebonden subsidies is vrijwel even groot qua omvang. Uiteindelijk blijft het totale subsidiebedrag in de EU-27 in 2007 met ruim 51 miljard euro vrijwel gelijk.

De toegevoegde waarde van de agrarische sector in de EU-27 neemt met bijna 6% toe. In reële termen, rekening houdend met de inflatie, is de stijging ongeveer 3%. Opvallend hierbij is het grote verschil in inflatie binnen de Eu- ropese Unie. Waar Nederland met 1,2% de laagste inflatie heeft wordt in de Baltische staten een inflatie gemeld van circa 8%, met zelfs een uitschieter van ruim 15% voor Letland. Dit volgt op een zelfde ontwikkeling uit 2006, toen de inflatie in Letland met bijna 9% ook al het hoogste was in de EU.

De hoeveelheid arbeid in de landbouw van de de EU-27 daalt in 2007 opnieuw. Dit keer is de gemiddelde daling ruim 2%. Opvallend is dat de werkgelegenheid in de Poolse landbouw in 2007 toeneemt, terwijl een deel

van de Poolse werknemers werkzaam is in de agrarische sector buiten de Poolse landgrenzen. Net als in 2006 was de daling van de arbeid het grootst (9%) in Litouwen. +4,7 +58,5 +20,6 +19,4 +16,2 +14,7 +12,5 +11,9 +11,9 +10,4 +10,2 +8,9 +7,5 +6,8 +6,3 +4,9 +4,8 +4,3 +2,0 +1,2 +1,1 -0,5 -0,9 -1,1 -1,6 -5,8 -16,1 -18,6 -30 -20 -10 0 10 20 30 40 50 60 70 EU-27 Litouwen Tsjechie Estland Luxemburg Finland Duitsland Polen Slovenie Spanje Letland Slowakije Frankrijk Ver.Koninkrijk Zweden Oostenrijk Ierland Nederland Hongarije Belgie Cyprus Denemarken Italie Malta Griekenland Portugal Roemenie Bulgarije

Figuur 8.2 Ontwikkeling van de reële netto toegevoegde waarde per arbeidskracht in 2007 vergeleken met 2006 (procentuele mutatie)

Literatuur

Berkhout, P. en C. van Bruchem (red.), Landbouw-Economisch Bericht 2007. Periodieke Rapportage 07.01. LEI, Den Haag, 2007.

Bont, C.J.A.M. de, S. van Berkum, J.H. Jager en J.F.M. Helming, Suikerbe- leid; Gevolgen van de Europese besluiten voor de Nederlandse akkerbouw en de Europese suikermarkt. Rapport 6.06.06. LEI, Den Haag, 2006.

Bont, C.J.A.M. de, J. Bolhuis en W.H. van Everdingen, Ontwikkeling land- bouwprijzen en enkele gevolgen. Notitie. LEI, Den Haag, oktober 2007. Everdingen, W.H. van en J.P.P.J. Welten, Berekening en toepassing van Ne- derlands grootte-eenheden en standaardbedrijfseenheden (nge 1994 en sbe 1997). Periodieke Rapportage 63-94. LEI, Den Haag, 1998.

Everdingen, W.H. van en C.J.A.M. de Bont, 'Aanpassing normen voor be- drijfsgrootte en typologie bedrijven'. In: Agrimonitor (2007).

EIM, Kleinschalig ondernemen 2007. EIM, Zoetermeer, 2007.

EIM, Prognoses voor het Nederlandse mkb over de jaren 2007 en 2008. EIM, Zoetermeer, 2007.

Eurostat, Statistics in focus. Diverse edities. Eurostat, Luxemburg, 2007.

Ham, A. van den en D.W. de Hoop, Varkens- en pluimveerechten voor 2015 afschaffen of niet?; Studie het kader van de Evaluatie Meststoffen 2007. Rap- port 3.07.06. LEI, Den Haag, 2007.

Poppe, K.J. (red.), Het Bedrijven-Informatienet A tot Z. Rapport 1.03.06. LEI, Den Haag, 2003.

Velden, N.J.A. van der en P.X. Smit, Energiemonitor van de Nederlandse glastuinbouw 2000 – 2006. Rapport 2.07.15. LEI, Den Haag, 2007.

Vrolijk, H.C.J., H.B. van der Veen en J.P.M. van Dijk, Sample of Dutch FADN 2005; Design principles and quality of the sample of agricultural and horticultural holdings. LEI, Den Haag, binnenkort te verschijnen.

Aanvullend kan naast de in deze publicatie opgenomen informatie over be- drijfsuitkomsten, informatie worden verschaft door de per hoofdstuk genoem- de auteurs.

Regelmatig verschijnt er actuele informatie van het LEI over bedrijfsontwik- kelingen en prijzen in land- en in tuinbouw in Agrimonitor en op de website van het LEI (www.lei.wag-ur.nl).