• No results found

4. Openheid naar de samenleving

4.5 Toekomstige openbaarmaking: wetswijziging Gezondheidswet

4.5.1 Doel

Op 1 november 2016 heeft de Eerste Kamer ingestemd met een wetsvoorstel tot wijziging van de Gezondheidswet, waardoor dit voorstel binnenkort in werking zal treden. Deze wetswijziging 173

creëert een grondslag en verplichting voor de IGZ om actief toezichtgegevens openbaar te maken. Met deze openheid beoogt de wetgever naleving van regelgeving door zorgaanbieders te bevorderen en het publiek inzicht te verschaffen in de wijze waarop de toezichthouder haar taak uitvoert. 174

4.5.2 Inhoud

De op handen zijnde wijziging van de Gezondheidswet bepaalt niet welke informatie door de IGZ dient te worden gedeeld; dat zal middels een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) nader moeten worden ingevuld. De minister van VWS heeft aangegeven dat zij voornemens is een jaar 175

na inwerkingtreding van het wetsvoorstel een AMvB uit te vaardigen die de openbaarmaking van calamiteitenrapporten zal gaan regelen. Hoewel de wettekst zich richt tot de IGZ, kunnen ook 176

rapporten opgesteld door ondertoezichtgestelden (zijnde zorgaanbieders) door de toezichthouder worden geopenbaard. Daarbij zijn maatregelen getroffen om de privacy van zorgaanbieders, 177

zorgverleners en patiënten te waarborgen. Zo dient het rapport bij openbaarmaking te zijn ontdaan van persoonsgegevens, tenzij deze gerelateerd zijn aan het beroeps- of bedrijfsmatig functioneren van de zorgaanbieder of deze gegevens uitdrukkelijk door hemzelf openbaar zijn gemaakt. 178

Daarnaast mag het rapport bij openbaarmaking uiteraard geen gegevens bevatten die beschermd worden door het (afgeleid) beroepsgeheim. Tenslotte kent de gewijzigde Gezondheidswet nog 179

Handelingen I 2016/17, nr. 5, item 5.

173

Stb. 2016, 448, p. 2 (art. 44 lid 1 Gezw).

174

Stb. 2016, 448, p. 2 (art. 44 lid 1 Gezw).

175

Handelingen II 2016/17, nr. 9, item 7, p. 15.

176

Stb. 2016, 448, p. 2 (art. 44 lid 3 sub c Gezw).

177

Stb. 2016, 448, p. 3 (art. 44 lid 6 Gezw).

178

Stb. 2016, 448, p. 3 (art. 44 lid 5 sub c Gezw).

enkele procedurele eisen; zo dienen betrokkenen van het besluit tot openbaarmaking op de hoogte te worden gebracht, dienen eventuele reacties van betrokkenen samen met het besluit te worden

geopenbaard en dienen twee weken te verstrijken tussen het besluit en de daadwerkelijke

openbaarmaking. Deze ‘standstill periode’ van twee weken is in het wetsvoorstel opgenomen om 180

betrokkenen de mogelijkheid te bieden een reactie te formuleren en eventueel juridische stappen te ondernemen tegen de openbaarmaking. Er geldt geen algemene plicht belanghebbenden

voorafgaand aan het besluit te horen. De standstill periode hoeft niet in acht te worden genomen 181

indien er noodzaak bestaat het publiek spoedig te informeren, bijvoorbeeld indien aan een

zorgaanbieder of zorgverlener een beperkende maatregel is opgelegd of een zorgaanbieder door de IGZ onder toezicht wordt gesteld. 182

4.5.3 Verhouding WOB

Met deze wetswijziging wordt een extra basis gecreëerd voor openbaarmaking van

toezichtsgegevens door de IGZ, bovenop de actieve en passieve openbaarmaking die reeds golden op basis van de WOB. Het grootste verschil met de WOB is dat die wet een belangenafweging kent; in de nieuwe Gezondheidswet spelen belangen van partijen geen rol. Enkel indien openbaarmaking strijdig zou zijn met het doel van de wet, dient deze achterwege te blijven. Na inwerktreding van 183

het wetsvoorstel zal toepassing van de WOB zich beperken tot gevallen waarin de nieuwe

Gezondheidswet niet voorziet. Hierbij zal met name gedacht moeten worden aan situaties waarin openbaarmaking niet zinvol is zonder ook persoonsgegevens van derden te openbaren; het wetsvoorstel kent immers beperkte gronden voor het openbaar maken van persoonsgegevens. In deze gevallen zal moeten worden teruggevallen op de WOB, om een individuele afweging te maken tussen het maatschappelijk belang van openbaarmaking en het privacybelang van de betrokkenen. 184

Stb. 2016, 448, p. 3 (art. 44a lid 1 jo lid 2 Gezw).

180

Stb. 2016, 448, p. 3 (art. 44a lid 3 Gezw).

181

Stb. 2016, 448, p. 4 (art. 44a lid 6 Gezw).

182

Stb. 2016, 448, p. 4 (art. 44a lid 9 Gezw).

183

Kamerstukken II 2014/15, 34 111, 3, p. 15.

4.5.4 Invulling IGZ

Recentelijk heeft de IGZ vooruitlopend op de wetswijziging geaggregeerde informatie gepubliceerd om een eerste stap te zetten naar toegenomen openheid. Dit document bevat onder meer gegevens 185

over de hoeveelheid meldingen die de IGZ ontvangt, het aantal boetes dat zij heeft opgelegd en in welke mate patiënt en zorgverlener in het natraject worden betrokken. Ook geeft het document 186

inzicht in de afwegingen die een rol spelen in de beslissing van de toezichthouder om over te gaan tot handhaving. Niet eerder maakte de IGZ zulke gegevens in deze omvang openbaar. 187

4.6 Conclusies en aanbevelingen

De patiënt is in beginsel vrij om alle informatie over incidenten waarover hij beschikt met eenieder te delen. Dit wordt anders indien er een vaststellingsovereenkomst wordt gesloten, waarin partijen overeenkomen dat de patiënt of diens nabestaanden bepaalde informatie niet mogen delen.

Dergelijke bedingen zijn zuiver juridisch toelaatbaar, maar soms onwenselijk. Een beding waarin wordt opgenomen dat de patiënt niet met derden of de media mag spreken, valt te verdedigen. De minnelijke schikking dient er immers toe om het geschil te beëindigen en ‘de strijdbijl te begraven’. Als de patiënt vervolgens de media opzoekt om na een minnelijke schikking de zorgaanbieder in een kwaad daglicht te stellen, verhoudt zich dat slecht tot het doel van de schikking. Daarbij kan de zorgaanbieder zich hier slecht tegen verdedigen, omdat deze wordt beperkt door het beroepsgeheim. Het beding waarin is opgenomen dat de patiënt geen melding zal maken bij de IGZ, geen

tuchtklacht in zal dienen of geen aangifte zal doen bij het OM, verdient echter geen

schoonheidsprijs. In een aantal gevallen zal een dergelijke afspraak hoe dan ook rechtsgeldigheid ontberen, doordat de patiënt deze overeenkomst niet uit vrije wil gesloten heeft. Maar ook indien er wel sprake is van een vrije wilsovereenkomst zijn dit soort afspraken onwenselijk. Een dergelijk beding begrenst de rechtspositie van de patiënt en bedreigt de waarborging van de kwaliteit van zorg, doordat het de IGZ, de tuchtrechter of het OM beperkt in het uitvoeren van hun taak. Ook de minister van VWS heeft aangegeven dat zij dergelijke afspraken zeer onwenselijk acht en heeft nu de zorgsector zelf de ruimte geboden adequate maatregelen te treffen om dit in de toekomst te voorkomen. Indien deze maatregelen achterwege blijven wordt aanbevolen het beding waarin wordt

Kamerstukken II 2014/15, 34 111, 21. 185 IGZ 2016. 186 IGZ 2016, p. 7-8. 187

overeengekomen dat de patiënt afziet van het melden bij de IGZ, het indienen van een tuchtklacht of het doen van aangifte bij het OM, bij wet nietig te verklaren.

De IGZ kan een tuchtklacht baseren op de bij haar bekende gegevens, voor zover deze niet met het medisch beroepsgeheim zijn belast. Deze openbaarmaking van gegevens is in het belang van de gedeelde doelstelling van de IGZ en het medisch tuchtrecht om de kwaliteit van de individuele gezondheidszorg te beschermen en te bevorderen. In het strafrecht ligt dat anders; de IGZ heeft een wezenlijk andere taak dan het OM. Het is daardoor goed te begrijpen dat de gegevensuitwisseling tussen het OM en de IGZ strenge waarborgen kent. Zo dient gegevensverstrekking te voldoen aan de eisen van proportionaliteit en noodzakelijkheid en worden gegevens onder de afgeleide

geheimhoudingsplicht slechts door de IGZ gedeeld in zeer uitzonderlijke omstandigheden, om de privacy van betrokkenen te beschermen en de meldingsbereidheid niet onder druk te zetten. Het is daarnaast terecht dat het nemo tenetur-beginsel de interne incidentenmelding en de wettelijke calamiteitenmelding niet beperkt; dit zijn middelen ter kwaliteitsbevordering, die slechts in uitzonderlijke omstandigheden een rol zullen spelen binnen het strafrecht. In die situaties zal individueel moeten worden bekeken of de desbetreffende zorgverlener of zorgaanbieder onder dwang melding heeft gemaakt.

De IGZ is krachtens de WOB verplicht tot actieve en passieve openbaarmaking. Aan actieve openbaarmaking komt zij met betrekking tot incidenten en calamiteiten slechts toe in situaties met grote politieke of maatschappelijke aandacht. Dat is wat mager; ook in situaties waar geen sprake is van dergelijke aandacht, hebben patiënt, zorgaanbieder en samenleving baat bij kennisname van calamiteitenrapporten. De patiënt, voortvloeiend uit zijn recht op mededeling over calamiteiten (zoals beschreven in 2.2). De zorgaanbieder omdat het diens lerend vermogen kan bevorderen, zowel intern als extern tussen instellingen. En tenslotte de samenleving: niet enkel om aan de doelstelling van de WOB te voldoen door de toezichthouder te controleren, maar ook om een open beeld te kunnen vormen over het functioneren van zorginstellingen. Uiteindelijk is deze openheid beter voor alle partijen. Uiteraard dienen hiertoe procedurele waarborgen in acht te worden

genomen zodat het medisch geheim en de privacy van betrokkenen niet onnodig worden geschaad.

De aankomende wijziging van de Gezondheidswet maakt hier een grote stap in de goede richting. Met deze wetswijziging wordt een kader gecreëerd waarin geleidelijk wordt toegewerkt naar toegenomen openheid van de IGZ, met als belangrijk onderdeel de openbaarmaking van

van persoonsgegevens; dit is passend voor een regeling die geen afweging kent van de betrokken belangen. Situaties waarin de privacy van betrokkenen in het geding is, dienen terecht beoordeeld te worden in een uitgebreide WOB-procedure. Daarnaast kent de nieuwe regeling enkele belangrijke procedurele waarborgen zoals de standstill periode en het reactierecht, waardoor betrokkenen tijd wordt gegeven om een reactie te formuleren zonder dat het systeem extra wordt belast met een uitgebreide hoorplicht van belanghebbenden. Tenslotte wordt door het openbaar maken van calamiteitenrapporten aan de IGZ over te laten in plaats van aan de zorgaanbieders zelf, een gelijk speelveld gecreëerd waarbinnen objectiviteit van informatie wordt gewaarborgd. Daarmee is automatische openbaarmaking van calamiteitenrapporten op grond van de nieuwe Gezondheidswet een belangrijke en zeer welkome stap richting toegenomen openheid naar de samenleving.