• No results found

4. Belangrijkste maatregelen van Nederland om actieplan te implementeren

4.4 Toekomstige maatregelen

In het vorige hoofdstuk is duidelijk geworden dat de OESO streeft naar maatregelen op nationaal niveau om de effecten van fiscale mismatches te neutraliseren. Daarom wordt hier bekeken welke maatregelen Nederland kan nemen om, met in ogenschouw van het BEPS- actieplan, de effecten van fiscale mismatches te neutraliseren.

113 Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011, Kamerstukken II 2010/11, 25087, nr. 7, Bijlage, p. 71. 114 Besluit van 11 augustus 2004, nr. IFZ 2004/126M.

115 Verslag van een algemeen overleg van 23 januari 2013 met de commissie voor Financiën van de Tweede

Kamer over internationaal fiscaal (verdrags)beleid, Kamerstukken II 2012/13, 25087, nr. 48, p. 22.

116 Kamerstukken II 2013/14, 33753, nr. 5. 117 Besluit van 12 juni 2014, nr. DGB 2014/3101. 118

J. Kruithof, ‘Strategieën tegen belastingontwijking door multinationals’, WFR 2013/1418.

119

J. Kruithof, ‘Strategieën tegen belastingontwijking door multinationals’, WFR 2013/1418.

Aanpassen van de toepassing van de deelnemingsvrijstelling

Voor het opnemen van een eerste maatregel in het Nederlandse stelsel kan een aanpassing van de deelnemingsvrijstelling voldoen. Op dit moment zorgt de deelnemingsvrijstelling ervoor dat wanneer een in Nederland gevestigde moedervennootschap een deelnemerschapslening verstrekt aan een in het buitenland gevestigde vennootschap die kwalificeert als een

deelneming de rente is vrijgesteld op grond van artikel 13 wet Vpb 1969. Artikel 13 van de wet Vpb 1969 stelt namelijk niet de eis dat de belastingplichtige aannemelijk maakt dat de vergoeding niet in aftrek komt op de winst van dat andere lichaam. Dit is opmerkelijk aangezien de voorganger van artikel 13 deze eis wel stelde.120

Deelnemerschapsleningen zijn per 1 januari 2007 opgegaan in een andere specifieke vorm van geldlening: de hybride lening. Hybride leningen zijn leningen die feitelijk fungeren als eigen vermogen in de zin van de wet Vpb. Wanneer een lening wordt verstrekt aan een vennootschap waarin die vennootschap een deelneming heeft, wordt de hybride lening als deelneming beschouwd.121 Hierdoor is de deelnemingsvrijstelling van toepassing op waardeveranderingen van de vordering, maar dus ook op de ontvangen rente.

Op dit moment kan de deelnemingsvrijstelling dus ook van toepassing zijn, als de rente op een deelnemerschapslening bij de buitenlandse debiteur in aftrek is gekomen.122 In de situatie voor 2007 was het zo dat de bepaling als een specifieke antimisbruikregeling fungeerde. De wetgever wilde voorkomen dat de rente aftrekbaar was in het buitenland en hier vervolgens onbelast zou blijven. Zo werd voorkomen dat belastingplichtigen gebruik konden maken van de kwalificatieverschillen.123 Deze situatie is uiteindelijk ongedaan gemaakt met het argument, van de minister van financiën: “Wij belasten de rente op een deelnemerschapslening zoals wij vinden dat deze moet worden belast. Dat een ander land een andere kwalificatie kiest waardoor de rente aftrekbaar is, is de keus van het andere land. Ik wil geen belastinginspecteur voor de wereld hoeven te zijn”.124

Deze uitspraak is opmerkelijk te noemen, omdat Nederland de aftrekbare rente op een deelnemerschapslening door deze wijziging momenteel niet behandelt op een manier die in overeenstemming is met de doelstelling van de deelnemingsvrijstelling.125 Immers, de strekking van de deelnemingsvrijstelling werd duidelijk in hoofdstuk twee en is het

120 J. Vleggeert, ‘Maatregelen tegen dubbele niet-belasting door mismatches’, WFR 2013/1426, p. 2. 121 www.belastingdienst.nl 122 Kamerstukken II 2005/06, 30572, nr. 8, p. 89. 123 Kamerstukken II 2001/02, 28034, nr. 3, p. 28. 124 Handelingen II 2007/08, 57, p. 4049. 125

J. Vleggeert, ‘Maatregelen tegen dubbele niet-belasting door mismatches’, WFR 2013/1426, p. 2.

voorkomen van het dubbel belasten van de winst in een deelnemingsverhouding. Deze strekking geldt zowel voor binnenlandse verhoudingen als voor internationale

verhoudingen.126 Ook wordt door Nederland altijd kapitaalimportneutraliteit beoogd. Het doel is dus eveneens dat buitenlandse dochtervennootschappen van in Nederland gevestigde

moedervennootschappen op buitenlandse markten kunnen concurreren onder een gelijkwaardige fiscale positie.127

De vrijstelling in zijn huidige vorm zorgt er juist voor dat binnenlands opererende ondernemingen slechter af zijn, dan hun concurrenten die wel een buitenlandse dochter hebben. Hun concurrenten kunnen immers in het buitenland de rente in aftrek brengen. Bovendien kan er nooit sprake zijn van dubbele belasting over de rente als deze bij de buitenlandse debiteur al in aftrek is gebracht. Bovenstaande strookt dus zeker niet met de strekking van de deelnemingsvrijstelling.128

Wanneer aan artikel 13 lid 1 in de wet Vpb 1969 een toevoeging wordt gedaan zodat de deelnemingsvrijstelling niet langer van toepassing is op rente en dividend op preferente aandelen die elders al aftrekbaar zijn voor de betalende vennootschap, is deze maatregel (eenvoudig) in de Nederlandse wetgeving toepasbaar.

In het geval van “non-recognition” bij betalingen die aftrekbaar zijn voor de betaler, zijn er nationale regels nodig die ervoor zorgen dat deze betalingen wel worden herkend en niet worden genegeerd.129 Het gaat hier om de situatie waarin een belastingplichtige rente, royalty’s en andere betalingen ontvangt van een buitenlandse tegenpartij die deze betalingen in aftrek kan brengen. Als deze betalingen niet worden genegeerd behoren de betalingen tot de winst (en worden zo dus belast).

Door een bepaling in de wet Vpb 1969 op te nemen in de trant van dat rente, royalty’s en andere betalingen wel tot de winst dienen te worden gerekend wanneer deze bij het

bepalen van de winst in aftrek zijn gebracht voor de toepassing van de belastingheffing waaraan dat andere lichaam is onderworpen. Op deze manier kunnen mismatches als gevolg van niet-erkenning van elders aftrekbare betalingen worden gestopt.130

126

Kamerstukken II 2009/10, 32129, nr. 3, p. 15.

127 Kamerstukken II 2005/06, 30572, nr. 10, p. 6.

128 J. Vleggeert, ‘Maatregelen tegen dubbele niet-belasting door mismatches’, WFR 2013/1426, p. 2. 129

Action plan on BEPS, p. 15.

130

J. Vleggeert, ‘Maatregelen tegen dubbele niet-belasting door mismatches’, WFR 2013/1426, p. 4.

Renteaftrekbeperkingen

Ook heeft de OESO aangekondigd dat zij aanbevelingen gaat doen voor ‘best practices’ omtrent renteaftrekbeperkingen. Nederland lijkt hier zeker een aanbeveling te krijgen, gelet op het huidige Nederlandse renteaftreksysteem. Ons huidige systeem van

renteaftrekbeperkingen is het resultaat van de voorkeur voor specifieke aftrekbeperkingen. De keuze van het kabinet voor specifieke aftrekbeperkingen is gemaakt om ongewenste

renteaftrek zo te bestrijden. Gezien het feit dat specifieke aftrekbeperkingen verband houden met een specifiek fiscaal systeem is het waarschijnlijk dat de OESO met een aanbeveling komt voor generieke aftrekbeperkingen.131 Mijns inziens is hier een relatie te zien met de maatregelen die de OESO definieert om staten op nationaal niveau maatregelen te laten nemen om de effecten van hybrid mismatch arrangements langs de lijnen van het actieplan te neutraliseren. Immers, volgens de OESO zijn er nationale regels nodig die ervoor zorgen dat aftrek wordt geweigerd in de situatie waarin betalingen niet worden belast bij de ontvanger en dat de aftrek wordt geweigerd in het geval waarin betalingen ook aftrekbaar zijn in een andere jurisdictie. Het is gezien de positie waarin Nederland zich bevindt omtrent

renteaftrekbeperkingen goed mogelijk dat Nederland besluit om regels tegen hybrid

mismatches in te voeren voordat de OESO zelf met aanbevelingen komt.132 Hieronder wordt daarom gekeken welke maatregel in elk van de situaties door Nederland zou kunnen worden genomen.

Ten eerste dient er geen mogelijkheid te zijn om betalingen af te trekken die niet worden belast bij de ontvanger. De Wet Vpb 1969 kent hier momenteel geen algemene

aftrekbeperking voor. Wel zijn er specifieke aftrekbepalingen te vinden, onder andere artikel 10b. Dit artikel richt zich tegen internationale mismatches.133 Het gaat in dit artikel om de aftrek van rente en waardemutaties bij langlopende renteloze leningen of met een te lage rente, in situaties waarin partijen met elkaar gelieerd zijn in de zin van artikel 8b. Bij dergelijke leningen is het risico van internationale mismatches duidelijk aanwezig. Artikel 10b is daarom bedoeld om het verstrekken van geldleningen onder onzakelijke voorwaarden

131 O.C.R. Marres, ‘De duurzaamheid van belastingplanning’, NTFR 2013/1779, p. 2. 132

Vakstudie nieuws, OESO-rapport “Action plan on Base Erosion and Profit Shifting” BEPS, V-N 2013/35.15.

133

Kamerstukken II 2005/06, 30572, nr. 3, p. 50

in concernverband te ontmoedigen.134 Artikel 13l lid 6 heeft de bedoeling om in bepaalde gevallen mismatches tegen te gaan135 en ook artikel 10a in de wet Vpb 1969 heeft deze bedoeling.136 Artikel 13l is er om de aftrek van deelnemingsrente te beperken en poogt daarmee de bovenmatige financiering van deelnemingen met geldleningen te verminderen.137 In principe wordt volgens lid 5 wanneer door de verwerving van een deelneming sprake is van een uitbreiding in de operationele activiteiten de deelnemingsschuld niet meegeteld. Lid 6 geeft echter aan dat indien een dergelijke uitbreidingsinvestering leidt tot een meermalige renteaftrek, terwijl de rentebate niet dan wel onvoldoende kan worden belast of de

uitbreidingsinvestering is geplaatst onder een Nederlandse vennootschap met het oog op de mogelijkheid van renteaftrek, dat op lid 5 dan geen beroep kan worden gedaan. Door middel van artikel 10a wordt ongewenste uitholling van de Nederlandse belastinggrondslag

geprobeerd te voorkomen door constructies tegen te gaan waarin een renteaftrek in Nederland wordt gecreëerd. Het gaat hier om situaties waarin eigen vermogen wordt omgezet in vreemd vermogen zonder dat het werkzame vermogen van het concern verandert.138 Door

bovenstaande aftrekbeperkingen kan geconcludeerd worden dat Nederland zich actief opstelt met betrekking tot de aftrek van rente in gevallen waarbij er sprake is van mismatches.139

Maar ten aanzien van royalty’s is dit anders. Op dit gebied kan worden ingespeeld op de mismatches tussen het Nederlandse fiscale systeem en het fiscale systeem van het andere land. De fiscus geeft rulings af voor constructies waardoor belasting wordt bespaard (waarbij gebruik wordt gemaakt van mismatches).140 Er zijn drie categorieën waarbij

kwalificatieverschillen zich voor kunnen doen: bij belastbare entiteiten, bij contracten en bij een verschillende kwalificatie van belastbare feiten.141 Daarom dient een bepaling in de wet Vpb 1969 te worden opgenomen die erop toeziet dat rente, royalty’s en andere uitgaven die door een belastingplichtige worden betaald aan een gelieerd lichaam niet in aftrek komen bij het bepalen van de winst voor zover deze inkomensbestanddelen niet tot de winst behoren van dat andere lichaam.142

134 R. van Dam, commentaar bij: artikel 10b wet VPB 1969 Renteloze of onzakelijk rentende langlopende

leningen tussen gelieerde partijen, NDFR.

135

Kamerstukken II 2011/12, 33287, nr. 3, p. 34-35.

136 Besluit van 25 maart 2013, nr. BLKB 2013/110M.

137 A. J. van Ramele, commentaar bij: artikel 13l wet VPB 1969 Aftrekbeperking bovenmatige

deelnemingsrente, NDFR.

138 R. van Dam, commentaar bij: artikel 10a wet VPB 1969 Niet-aftrekbare rente, NDFR. 139

J. Vleggeert, ‘Maatregelen tegen dubbele niet-belasting door mismatches’, WFR 2013/1426 p. 5.

140 J. Vleggeert, ‘Maatregelen tegen dubbele niet-belasting door mismatches’, WFR 2013/1426 p. 5. 141 Brief staatssecretaris van Financiën, Belastingheffing internationale ondernemingen, 17 januari 2013, nr.

IFZ/2013/25/U.

142

J. Vleggeert, ‘Maatregelen tegen dubbele niet-belasting door mismatches’, WFR 2013/1426 p. 6.

Ten tweede moeten er volgens de OESO nationale regels zijn die aftrek van een betaling weigeren wanneer deze betaling wordt vrijgesteld bij de ontvanger. Deze situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen wanneer een buitenlandse moedermaatschappij lid is van een in Nederland gevestigde coöperatie die alle aandelen houdt in een Nederlandse

dochtermaatschappij. 143 Naar buitenlandse maatstaven is de coöperatie transparant. Als de coöperatie rente betaalt op een lening van een bank en de Nederlandse dochtermaatschappij en die coöperatie vormen een fiscale eenheid dan is deze rente in de huidige situatie zowel aftrekbaar bij de buitenlandse moedersmaatschappij als bij de fiscale eenheid, want op dit moment bestaat er in de wet Vpb 1969 geen algemene aftrekbeperking voor betalingen die ook aftrekbaar zijn in een andere jurisdictie. Een uitzondering hier is artikel 13l lid 6, maar dit is een specifieke aftrekbeperking die ziet op deelnemingsrente. Wanneer een aftrekbeperking wordt opgenomen die van toepassing is op alle uitgaven die (mogelijk) twee keer in aftrek komen, zou in bovenstaande situatie geen dubbele aftrek meer mogelijk zijn.

Country-by-country reporting

In hoofdstuk drie werd duidelijk dat Nederland verschillende initiatieven steunt die

betrekking hebben op het uitwisselen van fiscale informatie. Country-by-country reporting (hierna cbc-reporting) is één zo’n initiatief. Cbc-reporting is een maatregel die niet expliciet wordt genoemd in het Actierapport. Maar het is in feite een onderdeel van de versterking van de informatie-uitwisseling.144 Aangezien de Europese Commissie (hierna EC) naar cbc- reporting streeft en het goed aansluit bij de initiatieven die de OESO ontplooit, is het naar mijn mening een belangrijke maatregel om te bespreken. De kans is immers groot dat deze maatregel ingevoerd gaat worden.

Cbc-reporting is een systeem dat erop neer komt dat ondernemingen per land waar zij actief zijn aangeven hoeveel winst zij daar hebben behaald en wat de daarover betaalde belasting is.145 Door deze verhoudingen kenbaar te maken wordt duidelijk welke

ondernemingen de belasting ontwijken. De openbaarheid van deze gegevens zou kunnen leiden tot meer terughoudendheid van multinationale ondernemingen in het toepassen van belastingbesparende structuren.146 Cruciaal is dat het systeem alleen effectief is wanneer de

143 Dit voorbeeld komt uit Kamerstukken II 2011/12, 33287, nr. 3, p. 33-34. 144 Kavelaars, ‘ Afbouw van belastingontwijking’, TFO 2014/131.3.

145

Kavelaars, ‘ Afbouw van belastingontwijking’, TFO 2014/131.3.

146

J. Kruithof, ‘Strategieën tegen belastingontwijking door multinationals’, WFR 2013/1418.

fiscale winst wordt gerapporteerd. Er zit immers een substantieel verschil tussen de commerciële winst en de fiscale winst in de meeste landen.147

De vraag blijft wel in hoeverre openbaarmaking van fiscale gegevens zal leiden tot hogere belastingopbrengsten, aangezien de impact op de reputatie van ondernemingen afhankelijk is van het type onderneming en of die onderneming op lokaal/regionaal niveau aanwezig is.148 Ook zal de vrees voor imagoschade per lidstaat verschillend zijn en beïnvloed worden door de daar geldende publieke opinie.149 Het voorstel kan daarom naar mijn mening gezien worden als een aanvulling op het beleid dat gericht is op het aanpakken van de

oorzaken van belastingontwijking maar niet als een alternatief daarvoor.

4.5 Subconclusie

In dit hoofdstuk is antwoord gegeven op de vraag: Wat zijn de belangrijkste maatregelen die

Nederland zou kunnen nemen om het BEPS-actieplan te implementeren? Er zijn een aantal

belangrijke maatregelen die Nederland naar aanleiding van het BEPS-actieplan zou kunnen nemen. De al aangekondigde maatregelen door Nederland hebben vooral betrekking op het aanpakken van de doorstroomproblematiek door het toevoegen van antimisbruikmaatregelen aan verdragen en verdere versterking van de informatieverstrekking. Het is echter niet zo dat er nu zwaardere eisen aan doorstroomvennootschappen worden gesteld dan internationaal gebruikelijk is.

Voor maatregelen die in de toekomst worden verwacht, is als uitgangspunt genomen het standpunt van de OESO in het BEPS-actieplan. Op het gebied van fiscale mismatches, renteaftrekbeperkingen en het uitwisselen van informatie stelt de OESO maatregelen voor op het niveau van de lidstaten zelf. Daarom zijn op deze gebieden de mogelijkheden uitgewerkt die Nederland heeft om deze gebieden langs de lijnen van het actieplan van de OESO te kunnen verbeteren.

Voor fiscale mismatches zou dit een aanpassing betekenen in de toepassing van de deelnemingsvrijstelling en voor de ‘non-recognition’ situaties dient een bepaling in de wet Vpb 1969 te worden opgenomen waardoor rente, royalty’s en andere betalingen die een belastingplichtige ontvangt van een buitenlandse tegenpartij wel tot de belastbare winst worden gerekend. Op deze manier kunnen mismatches als gevolg van niet erkenning van elders aftrekbare betalingen worden gestopt. De aanpassing van de toepassing van de

147

Kavelaars, ‘ Afbouw van belastingontwijking’, TFO 2014/131.3

148 O.C.R. Marres, ‘De duurzaamheid van belastingplanning’, NTFR 2013/1779, p. 4. 149 J. Kruithof, ‘Strategieën tegen belastingontwijking door multinationals’, WFR 2013/1418.

deelnemingsvrijstelling zorgt ervoor dat de deelnemingsvrijstelling niet langer meer van toepassing is als rente op een deelnemerschapslening bij de buitenlandse debiteur al in aftrek is gekomen. Hierdoor is de deelnemingsvrijstelling ook meer in lijn met zijn eigen strekking.

Op het gebied van renteaftrekbeperkingen dienen meer generieke

renteaftrekbepalingen in de wet Vpb 1969 komen te staan om in lijn te zijn met de OESO. Ten eerste dient een renteaftrekbeperking te worden opgenomen die toeziet op rente, royalty’s en andere uitgaven die door de belastingplichtige worden betaald aan een gelieerd lichaam waarbij deze inkomensbestanddelen niet tot de winst worden gerekend van dat lichaam. Ten tweede moeten er volgens de OESO nationale regels zijn die de aftrek van betalingen weigeren wanneer deze worden vrijgesteld bij de ontvanger. Een aftrekbeperking die van toepassing is op alle uitgaven die (mogelijk) twee keer in aftrek komen (doordat deze ook in een andere jurisdictie aftrekbaar zijn) is hier een juiste oplossing.

Vervolgens wordt de maatregel cbc-reporting genoemd. Nederland staat welwillend tegenover dit initiatief. Cbc-reporting is in feite een onderdeel van de versterking van de informatie-uitwisseling. Door dit systeem wordt kenbaar hoeveel winst een onderneming in het land waar ze actief is, heeft behaald en hoeveel belasting daar over is betaald. De openbaarheid van dit soort gegevens kan leiden tot een meer terughoudende toepassing van belastingontwijkende structuren door multinationale ondernemingen.

5. Conclusie

5.1 Inleiding

Hoofdstuk vijf is het laatste hoofdstuk van het onderzoek naar de gevolgen voor Nederland van de implementatie van BEPS-actierapport. Allereerst worden de subvragen herhaald en nogmaals kort beantwoord. Daarna wordt antwoord gegeven op de centrale vraag van het onderzoek. Als laatste worden twee suggesties voor vervolgonderzoek geformuleerd.