• No results found

6. Conclusies

6.2. Theoretische reflectie

De beantwoording van de onderzoeksvraag leidt tot meer kennis en nieuwe inzichten over de noodzakelijkheid en geschiktheid van burgerparticipatie als instrument om de bezuinigingen binnen de Nederlandse brandweer op te vangen. Aangezien de relatie tussen succesvolle burgerparticipatie en het opvangen van de eventueel verminderde publieke dienstverlening van de brandweer als gevolg van bezuinigingen niet eerder concreet is onderzocht, bood enkel de bestaande literatuur onvoldoende basis om gegronde uitspraken te kunnen doen. Dit onderzoek levert een bijdrage aan de wetenschappelijke kennis door de geconstateerde kennisleemte in te vullen.

De gebruikte theorie, betreffende de gevolgen van de bezuinigingen, blijkt binnen dit onderzoek niet stand te houden. Volgens de theorie is het aannemelijk dat een organisatie in geval van bezuinigingen onderzoekt welke taken gestopt of minder intensief uitgevoerd kunnen worden (Van der Voet & Vermeeren, 2016: 3). Dit doet niks af aan de juistheid van deze theorie, maar op basis van de empirische bevindingen kan worden gesteld dat de brandweerkorpsen op een andere wijze invulling hebben kunnen geven aan de bezuinigingsopdracht. Zo bleek het besparingspotentieel van het efficiënter kunnen indelen van de organisatie, en door het optreden van schaalvoordelen als gevolg van de regionalisatie aanzienlijk. Hierdoor dient hypothese H(1) te worden verworpen. In geval van extra bezuinigingen, zal de theorie waarschijnlijk wel standhouden, aangezien dan gesneden dient te worden in de operationele brandweerzorg.

Daarnaast bood de bestaande literatuur onvoldoende handvatten om beleid gezamenlijk succesvol uit te kunnen voeren. Dit onderzoek vult de kennisleemte door de geschiktheid van burgerparticipatie, en onder welke condities participatie succesvol kan zijn, empirisch te onderzoeken. Bestaand onderzoek richtte zich op burgerhulp bij rampen. In dit onderzoek is onderzocht in hoeverre burgerparticipatie bij zowel de “warme” als bij “koude” taken van de dagelijkse brandweerzorg geschikt is. Uit de literatuur zijn verschillende universele voorwaarden voor succesvolle burgerparticipatie gedestilleerd. Deze voorwaarden zijn vervolgens empirisch getoetst. De geselecteerde voorwaarden blijken relevante condities te zijn die burgerparticipatie kunnen belemmeren of stimuleren.

Daarentegen is in de literatuur wel veel aandacht voor interactieve beleidsvorming en de nieuwe rol van ambtenaren in de New Public Service (Denhardt & Denhardt 2000, Edelenbos

134 e.a., 2006; Perry, 2007: 10-11). Het zo vroeg mogelijk betrekken van de burger bij de totstandkoming van beleid staat hierin centraal. In de praktijk blijkt dat binnen de onderzochte regio’s maar zeer beperkt sprake was van interactieve beleidsvorming. Het gegeven dat het actief betrekken van burgers en bedrijven door de brandweer nog in de kinderschoenen staat kan hiervan de reden zijn. Ook is de brandweer van oudsher een naar binnen gekeerde organisatie, waardoor een cultuurverandering binnen de organisatie noodzakelijk is (Projectteam Strategische Reis Brandweer, 2010: 72).

Opvallend is dat het belang van burgerparticipatie, als gevolg van de bezuinigingen, volgens de organisatie niet stijgt, omdat de brandweerkorpsen kunnen blijven voldoen aan de wettelijke taken en het stimuleren en coördineren van burgerparticipatie meestal als een extra taak beschouwen. Dit ligt in lijn met de gebruikte theorie, waaruit blijkt dat het coördineren van processen met veel betrokkenen tijdrovend is (Olde Scholtenhuis & Doreé, 2012: 2-3). Als gevolg van nieuwe wet- en regelgeving, verleggen de regio’s daarentegen wel meer de aandacht naar het hogere risicosegment. Zo wordt in het lagere risicosegment meer gewezen op de eigen verantwoordelijkheid van burgers en bedrijven. Ondanks het feit dat dit mede is ingegeven door nieuwe wet- en regelgeving en dus een politieke keuze is, hebben de bezuinigen een versterkend effect op de denkwijze over verantwoordelijkheden binnen de regio’s. Het belang van burgerparticipatie lijkt in dit geval dus wel degelijk te stijgen. Hierdoor kan hypothese H(2) gedeeltelijk worden aangenomen.

Zoals eerder beschreven, zal in geval van nieuwe bezuinigingsrondes binnen de brandweer waarschijnlijk moeten worden gesneden in de operationele brandweerzorg. De verwachting van de regio Haaglanden is dat burgerparticipatie, gezien de benodigde specialistische kennis en materieel, dit negatieve effect vrijwel niet kan opvangen. Hierbij is de mate van geschiktheid van participatie een belemmerende factor. Daarentegen is de veronderstelling dat burgerparticipatie bij kan dragen aan het voorkomen van incidenten, maar het effect van burgerparticipatie op het maatschappelijk rendement is tot dusver niet aangetoond. Hierdoor kan hypothese H(3) slechts gedeeltelijk worden aangenomen.

135

6.3. Discussie

Binnen de vergelijkende casestudy zijn de brandweerregio’s geselecteerd op basis van de variatie in de mate van bezuinigingen. In de periode 2015-2018 hebben de regio’s Zuid- Holland Zuid en Noord-Holland Noord de grootste bezuinigingsopdracht, met een vastgestelde budgetreductie van respectievelijk 12,6% en 16,8%. Daartegenover zijn de regio’s Haaglanden en Brabant-Noord onderzocht, die in deze periode geen taakstelling hebben. Uit het onderzoek blijkt dat deze twee regio’s in de periode 2009-2015 wel een budgetreductie van respectievelijk circa 10% en 24% hebben moeten bereiken. In de eerste oogopslag lijkt hierdoor de gewenste vergelijking tussen de regio’s waar niet en waar het meest is bezuinigd mank te gaan. Anderzijds biedt dit de mogelijkheid om de effecten op de onderzoeksvariabelen te vergelijken tussen regio’s die de bezuinigingen (bestuurlijk) hebben afgerond en de regio’s die nog bezig zijn om de taakstelling te realiseren.

Uit het onderzoek blijkt dat de demografische kenmerken van een regio zeer bepalend zijn voor de mate van burgerparticipatie. In dit onderzoek is enkel geselecteerd op basis van variatie in de mate van bezuinigingen. Mogelijk zou een selectie op variatie van de demografische kenmerken andere onderzoeksresultaten opleveren. Ook blijken de regionale brandweerkorpsen de bezuinigingstaakstelling zoveel als mogelijk te kunnen te realiseren door het geregionaliseerde brandweerkorps efficiënter in te richten. In geval van nieuwe bezuinigingen of bij andere brandweerregio’s waar deze werkwijze niet mogelijk is, kan dit leiden tot andere onderzoeksresultaten. Hierdoor wordt de landelijke generaliseerbaarheid van de onderzoeksresultaten beperkt.

Een andere kwetsbaarheid van het onderzoek, is het gebrek aan onderbouwde empirische informatie voorafgaand aan het onderzoek. Zo is nog geen enkele regio in staat om het effect van burgerparticipatie te meten. Hierdoor vindt de beleidsvorming en beleidsuitoefening voornamelijk plaats op basis van verwachtingen. Tevens richt het onderwerp van dit onderzoek zich op onderbelicht terrein. Het gevolg hiervan is dat, bij een gebrek aan feitelijke informatie, de percepties van de regionale brandweerkorpsen zijn gemeten. Het meten van percepties heeft negatieve implicaties voor de conclusies van het onderzoek. Zo zijn percepties tijdsafhankelijk en per individu verschillend. Anderzijds bieden de percepties van de regio’s wel een verklaring voor het handelen van de organisaties.

136 Opgetekend dient te worden dat niet alle regionaal commandanten konden worden geïnterviewd. Bij twee van de vier regio’s bleek dit niet mogelijk. Vervolgens zijn interviews afgenomen met de vervangers van de twee regionaal commandanten, weke relevante functies bekleden. Ondanks dat met waardige vervangers is gesproken, kunnen de percepties van de vervangers van de regionaal commandanten verschillen ten opzichte van de regionaal commandant zelf. Dit is zoveel als mogelijk opgevangen, door voorafgaand aan het interview aan te geven dat de respondent namens de organisatie spreekt.

6.4. Aanbevelingen

In de voorgaande paragrafen zijn de reflectie op de theorie, de hiaten en kwetsbaarheden van het onderzoek uiteengezet. Vervolgens kan kort stil worden gestaan bij enkele aanbevelingen die uit dit onderzoek voortvloeien.

Uit dit onderzoek blijkt dat de bezuinigingen vrijwel geen directe invloed hebben op de publieke dienstverlening van de brandweer. Toch laten de bezuinigingen hun sporen na, waardoor op lange termijn een negatief effect op de publieke dienstverlening kan ontstaan. Hierbij dient te worden gedacht aan stagnatie van de doorontwikkeling van de brandweerorganisatie. Er is dus alertheid geboden voor de mogelijke lange termijn effecten van de bezuinigingen. Een landelijk longitudinaal onderzoek kan deze effecten in kaart brengen.

Ook blijkt dat de onderzochte regio’s nog niet in staat zijn om het effect van burgerparticipatie te meten, aangezien een valide meetinstrument ontbreekt. Een valide meetinstrument is noodzakelijk om het maatschappelijk rendement gericht te kunnen verhogen; hetgeen een speerpunt binnen de Nederlandse brandweer is. Een samenwerking om het meetinstrument te ontwikkelen op landelijk niveau is gewenst. Gezien de complexiteit van het ontwikkelen van het meetinstrument, is het raadzaam om deskundigen uit andere vakgebieden te betrekken, zoals geografen en sociaal-cultureel antropologen.

In de literatuur wordt gesteld dat burgers meer de drang krijgen om direct invloed uit te kunnen oefenen in de eigen omgeving (Boutellier & Van der Klein, 2014:10). Op basis van de empirische bevindingen kan deze aanname niet worden onderbouwd. Aangezien de

137 bereidwilligheid om te participeren bij beleidsvorming onder burgers niet is onderzocht, kan de reden hiervan niet worden aangetoond. Beperkte bereidwilligheid onder de bevolking, de relatief gesloten bestuursstijl van de brandweer of een combinatie van beide lijkt aannemelijk. Derhalve, is vervolgonderzoek naar dit onderwerp, met het oog op de demografische kenmerken, binnen de verschillende brandweerkorpsen wenselijk. Hierbij dienen de burgers en bedrijven binnen het verzorgingsgebied betrokken te worden.

Verder blijkt dat burgerparticipatie veelal plaatsvindt binnen, de door de brandweer vastgelegde, strakke kaders. Dit kost de organisatie mogelijk onnodig veel tijd. Van het gewenste evenwicht tussen loslaten en sturen is op dit moment amper sprake (Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, 2012). Meer aandacht voor Public Value Management zou hiervoor een oplossing kunnen zijn, waarbij het zoeken naar maatschappelijke (meer-)waarde centraal staat (Stoker, 2006). De publieke manager geeft hierin vorm aan de interactie tussen organisaties en andere stakeholders. Binnen dit managementparadigma zijn onder andere het bevorderen van autonomie van de actoren en een constante evaluatie noodzakelijk. Hoewel het evalueren tijd kost, kan het bevorderen van de autonomie bijdragen aan het “loslaten”. Dit zou een mogelijke oplossing kunnen bieden, waardoor de brandweerkorpsen burgerparticipatie niet meer als een extra taak beschouwen. Nader onderzoek is dus gewenst.

Tenslotte rest de vraag in hoeverre burgers en bedrijven voldoende in staat worden gesteld om te kunnen participeren. In dit onderzoek zijn de burgers en bedrijven niet betrokken, waardoor uitgegaan moet worden van de percepties van de onderzochte brandweerkorpsen. Uit dit onderzoek blijkt dat er een gebrek is aan voorwaardenscheppend beleid. Daarom ligt een belangrijke taak bij het openbaar bestuur om voorwaarden te creëren, waardoor burgerparticipatie een duurzaam karakter krijgt. Dit is een urgent probleem wat dient te worden opgelost, want overbelasting van de maatschappij ligt op de loer. Ook is een onderlinge kennisuitwisseling binnen de regionale brandweerkorpsen gewenst, aangezien ieder korps interessante inzichten en oplossingen heeft aangedragen, waardoor synergie kan ontstaan.

138

6.5. Persoonlijke reflectie

“Je hebt het jezelf niet makkelijk gemaakt” was een veelgehoorde opmerking van respondenten en andere mensen met wie ik over mijn onderzoek sprak. Tijdens de uitvoering en met name tijdens de uitwerking van het onderzoek kwam ik steeds meer tot dezelfde conclusie; ik heb het mezelf niet makkelijk gemaakt.

Een onderzoek op vrij onderbelicht terrein, terwijl voor dit onderwerp juist aandacht moet zijn om een toekomstbestendige brandweerorganisatie te creëren. Het gegeven dat er relatief weinig over dit onderwerp bekend was maakte mij, gezien mijn passie voor de brandweer, ambitieus. Door een uitgebreide literatuurstudie en een nog groter empirisch onderzoek, ben ik tot interessante inzichten gekomen. Na afronding van het onderzoek spookt soms de vraag door mijn hoofd of het met minder werk misschien ook wel was gelukt. Een vraag om niet te lang bij stil te blijven staan. Wellicht had ik met minder werk ook mijn master af kunnen ronden, maar de rijke leerervaring en de opgedane inzichten zijn meer waard dan dat.

Zo heeft de inzet van burgerparticipatie een enorm potentieel, maar blijkt het stimuleren en ondersteunen van burgerparticipatie complexer dan vooraf gedacht. Projecten als Brandveilig Leven moedig ik (gezien mijn affiniteit met de brandweer) aan, maar is het niet verstandiger om eerst te onderzoeken wat burgers en bedrijven zelf willen en waar zij behoefte aan hebben? Zoals de participatiesamenleving betaamt: we moeten het samen doen.

We leven in een drukke, intense maatschappij, waarbij de brandweer slechts één van de vele organisaties is die iets van de drukke maatschappij vraagt; een relativerende gedachte. Binnen mijn werk bij de brandweer zal deze leerervaring niet verloren gaan.

139

Literatuur

 Adcock, R., Collier, D. (2001), ‘Measurement Validity: A Shared Standard for Qualitative and Quantitative Research’, American Political Science Review, 95, (3), pp. 529-546.

Arnstein, S.R. (1969), "A Ladder of Citizen Participation," Journal of the American Institute of Planners, 35, (4), pp. 216-224.

Baak, R.P.C., Steenbrink, N.P. (2012), Brandweerstatistiek 2011, Den Haag: Centraal Bureau voor de Statistiek.

 Beantwoording schriftelijke vragen gemeenteraad Den Haag, 2012, 1642, RIS 252184, p.2.

 Binnema, H. (2014), ‘Terugtrekken of opzij stappen? Beleidsadviezen over minder overheid en meer samenleving’, Bestuurskunde, (3), pp. 47-55.

 Boeije, H. (2009), ‘Kwalitatief onderzoek’, In: H. Boeije, H. ’t Hart, J. Hox (red.), Onderzoeksmethoden, Den Haag: Boom Onderwijs.

Boot, K. (2014), Vervolg bestuursconferentie 12 maart 2014 Veiligheidsregio Brabant-Noord, ’s-Hertogenbosch: Veiligheidsregio Brabant-Noord.

 Bosland, G.J., Van der Spek, H., Van Dam, J., Van Krieken, J., Kreijen, P. (2011), Vrijwillig dienen en verdienen. Onderzoek naar bedrijfsvoeringsmodellen voor de inzet van brandweervrijwilligers, Utrecht: Berenschot.

 Boutellier, H. (2011), ‘Veiligheid in ontwikkeling’, In: W. Stol, C. Tielenburg, W. Rodenhuis, S. Pleysier, J. Timmer (red.), Basisboek Integrale Veiligheid, Den Haag: Boom Lemma Uitgevers.

Boutellier, H., Van der Klein, M. (2014), Praktijken van sociale verantwoordelijkheid: Over de inzet van burgers in een ‘participatiesamenleving’, Utrecht: Verwey-Jonker Instituut.

Brandweer Haaglanden. (2015), Koersen op 2020, Den Haag: Veiligheidsregio Haaglanden.

Brandweer Haaglanden/Zoetermeer. (2011), Pilot “Brandveilig Leven in Meerzicht”. Plan van Aanpak, Den Haag: Veiligheidsregio Haaglanden.

 Brandweer Nederland. (n.b.) ‘Geschiedenis’, op

https://www.brandweer.nl/organisatie/over_de_brandweer/geschiedenis/ (bezocht op 18-10-2016).

140

Brandweer Nederland. (2015), Handreiking STOOM: Structureel terugdringen ongewenste en onechte meldingen, Arnhem: Brandweer Nederland.

Bryman, A. (2012), Social Research Methods, Oxford: Oxford University Press.

Castells, M. (1996). The rise of the network society. Blackwell Publishers.

 Centraal Bureau voor de Statistiek. (2016), ‘Brandweerpersoneel; beroeps en vrijwilligers, rangniveau, opleiding, regio’, van:

http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?VW=T&DM=SLNL&PA=71482NED&D1 =0-4,8-10,14&D2=a&D3=l&HD=090409-1743&HDR=T&STB=G2,G1 (bekeken op 14-02-2017).

 Centraal Bureau voor de Statistiek. (2017), ‘Branden en hulpverleningen; alarmering van de brandweer, regio ’, van:

http://statline.cbs.nl/Statweb/publication/?DM=SLNL&PA=83122NED&D1=a&D2= 0,26,31,34,37&D3=0-3,5-8,10-18&HDR=G2&STB=G1,T&VW=T, (bekeken op 23- 02-2017).

Dekker, P., Maas-de Waal, C.,Van der Meer, T. (2004), Vertrouwen in de rechtspraak: Theoretische en empirische verkenningen voor een monitor, Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

 Denhardt, R., Denhardt, J.V. (2000), ‘The New Public Service: Serving Rather Than Steering’, in: Public Administration Review, 60, (6), pp. 549-559.

Deschouwer, K., Hooge, M. (2011), Politiek: Een inleiding in de politieke wetenschappen, Den Haag: Boom Lemma uitgevers.

 Dijkstra, G.S.A., Van der Meer, F.M. (2003), ‘Disentangling blurring boundaries: the public/private dichotomy from an organizational perspective’, in: Retracing public administration: Elsevier Science Ltd, 7, pp. 89-106.

De Bruijn, T.J.N.M. (2003), Samenwerken in beleidsnetwerken. Alphen aan den Rijn: Kluwer.

De Heer – De Lange, N.E., Vlemmings, M. (2014), Brandweerstatistiek 2013, Den Haag: Centraal Bureau voor de Statistiek.

 De Mooij, R. (2006), ‘Reinventing the Welfare State’, Den Haag: Centraal Planbureau.

 Durivou, V. (2016), ‘De moderne overheid volgens hoogleraar Frits van der Meer’, BinnenbeRijk, 5, pp. 18-20.

141

Edelenbos, J., Domingo, A., Klok, P- J., Van Tatenhove, J. (2006), Burgers als beleidsadviseurs: Een vergelijkend onderzoek naar acht projecten van interactieve beleidsvorming bij drie departementen, Amsterdam: Instituut voor Publiek en Politiek. Edelenbos, J., Monnikhof, R. (2001). Lokale interactieve beleidsvorming, Utrecht:

Lemma BV.

 Eerste Nederlandse Systematisch Ingerichte Encyclopaedie. (2013), ‘Randvoorwaarden’, van: https://www.ensie.nl/redactie-ensie/randvoorwaarden (bekeken op 22-10-2016).

Eijkemans, H. (2014), Rapportage “Lokale risico’s in beeld”: “Uitvoering maatregelpakketten per object”, ’s-Hertogenbosch: Veiligheidsregio Brabant-Noord.  Fränzel, M.A. (2017), ‘Nieuwjaarstoespraak 2017’, van:

https://www.meierijstad.nl/home/nieuws_3190/item/nieuwjaarstoespraak- 2017_2530.html, (bekeken op 23-02-2017).

Haage, M., Tersteeg, B. (2011), Strategie aanpak criminaliteit 2011-2015, Apeldoorn: Centrum Versterking Opsporing.

Haver, L., Van Bussel, H. (2010), BrandVeilig Leven: Evolutie of Revolutie? Op weg naar een andere brandweer. Rapportage verkenning BrandVeilig Leven, Duurstede/Arnhem: Het Ontwikkelaarsgilde/Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding.

Heffron, F. (1989), Organization theory and public organizations: the political connection. Englewood Cliffs: Prentice-Hall.

 Hendriks, F. (2007), ‘Vergelijkende bestuurskunde: De methodenstrijd voorbij’ Bestuurskunde, 4, pp. 75-86.

Hirsch Ballin, E.M.H. (2014), Participatiesamenleving en overheidsbeleid: In Jaarverslag 2013, Stichting Instituut GAK. Hilversum: Stichting Instituut GAK.

Hood, C. (1991), ‘A New Public Management for All Seasons’, Public Administration, (69), pp. 3-19

 Hox, J. (2009), ‘Definiëren en operationaliseren’, In: H. Boeije, H. ’t Hart, J. Hox (red.), Onderzoeksmethoden, Den Haag: Boom Onderwijs.

Iedema, R., Wiebinga, P. (2010), Profiel van de Nederlandse overheid: Organisatie, beleid en besluitvorming, Bussum: Uitgever Coutinho.

142

 Jones, G.R., George, J.F. (1998), ‘The Experience and Evolution of Trust: Implications for Cooperation and Teamwork’, The Academy of Management Review, 23, (3), pp. 531-546.

 Kamerstuk, 2015/2016, 649007, 1-3.

Keus, R. (2015), Handboek Keurmerk Veilig Ondernemen. Het instrument in de praktijk, Utrecht: Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid.

 Liebregts, J. (2011), ‘De ketenbenadering’, In: W. Stol, C. Tielenburg, W. Rodenhuis, S. Pleysier, J. Timmer (red.), Basisboek Integrale Veiligheid, Den Haag: Boom Lemma Uitgevers.

Loyens, K., Van de Walle, S. (2006), Methoden en technieken van burgerparticipatie: Strategieën voor betrokkenheid van burgers bij het federaal plan duurzame ontwikkeling, Leuven: Katholieke Universiteit Leuven, Instituut voor de overheid.  Madon, S., Willard, J., Guyll, M., Scherr, K.C. (2011), ‘Self-Fulfilling Prophecies:

Mechanisms, Power, and Links to Social Problems’, Social and Personality Psychology Compass, 5, (8), pp. 578-590.

Massey, A. (1997), Globalization and marketization of government services: Comparing contemporary public sector developments. Houndsmill/Basingstoke: Palgrave Macmillan.

 Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. (n.b.), ‘Veiligheidsregio’s’, van: https://www.regioatlas.nl/kaarten#_veiligheidsregios, (bekeken op 27-02-2017).

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. (2003), Handboek Voorbereiding Rampenbestrijding (deel A,B,C), Den Haag: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Ministerie van Binnenlandse Zaken. (2007), De veiligheidsregio. Wetsvoorstel van de Wet veiligheidsregio’s: hoe, wat en waarom?, Den Haag: Ministerie van Binnenlandse Zaken/Programmabureau Veiligheidsregio’s.

Ministerie van Veiligheid en Justitie. (2013), Wet veiligheidsregio’s, Den Haag: Rijksoverheid.

Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid. (2010), Burgerhulp bij rampen, Infopunt Veiligheid: Arnhem.

 NH-Nieuws. (2015), ‘Vrees voor veiligheid na bezuinigingen op veiligheidsregio’, van: http://www.nhnieuws.nl/nieuws/160073/vrees-voor-veiligheid-na-bezuinigingen- op-veiligheidsregio, (bekeken op 10-01-2017).

143

Olde Scholtenhuis, L.L., Doreé, A.G. (2012), De gordiaanse knoop van kabels en leidingen: Hakken we hem door? Problematische coördinatie van riool-, kabel-, en leidingreconstructies bekeken vanuit theorie over hoogbetrouwbaar organiseren, Twente: CROW/Universiteit Twente.

Perry, J.L. (2007), ‘Democracy and the New Public Service’, The American Review of Public Administration, 37, (3), pp. 3-16.

 Politieacademie. (2014), ‘Repressie’, van:

https://thesaurus.politieacademie.nl/Thesaurus/Term/6625 (bekeken op 13-10-2016).

Projectteam Strategische Reis Brandweer. (2010), De brandweer over morgen: strategische reis als basis voor vernieuwing, NVBR: Arnhem.

Pröpper, I.M.A.M., Steenbeek, D.A. (1999), De aanpak van interactief beleid: elke situatie is anders, Bussum: Uitgeverij Coutinho.

Punch, K.F. (2006), Developing effective research proposals, Londen: Sage.

Putnam, R. (1993), Making Democracy Work, Princeton: Princeton University Press.

Raad voor de financiële verhoudingen. (2011), Verdelen, vertrouwen en verantwoorden: Een heroriëntatie op de financiële verhoudingen. Den Haag: Raad voor de financiële verhoudingen.

Raad voor het openbaar bestuur. (2012), Loslaten in vertrouwen: Naar een nieuwe verhouding tussen overheid, markt én samenleving, Den Haag: Raad voor het openbaar bestuur.

Rainey, H.C. (1997), Understanding and managing public organizations. San Francisco: Jossey Bass.

Regionale Brandweer Haaglanden. (2011), Op koers! De routebeschrijving naar Brandweer 2015, een brandweer in Haaglanden met een hoger maatschappelijk rendement, Den Haag: Veiligheidsregio Haaglanden.

Regionale Brandweer Brabant-Noord. (2014), Projectplan Toolkit: Het verhogen van de zelfredzaamheid in kleine woonkernen in Brabant-Noord. Als vervolg op: ‘Lokale risico’s in beeld’, ’s-Hertogenbosch: Veiligheidsregio Brabant-Noord.

 Rijksoverheid (2010), “Wet veiligheidsregio’s, van: http://wetten.overheid.nl/BWBR0027466/2016-01-01#Paragraaf4 (bekeken op 03-10- 2016).

144

 Rijksoverheid. (2013), ‘Troonrede 2013: Koning Willem-Alexander heeft in de Ridderzaal de troonrede uitgesproken’, op http://www.rijksoverheid.nl/documenten- en-publicaties/toespraken/2013/09/17/troonrede-2013.html (bekeken op 09-09-2016).

Robbins, S.P., Judge, T.A. (2015), Gedrag in organisaties, Amsterdam: Pearson Benelux.

 Rosmuller, N., Molenaar, J. (2011), ‘Brandweer’, In: W. Stol, C. Tielenburg, W. Rodenhuis, S. Pleysier, J. Timmer (red.), Basisboek Integrale Veiligheid, Den Haag: Boom Lemma Uitgevers.

 Snijders, C., Pronk, J. (2011), ‘Decentrale overheden’, in: W. Stol, C. Tielenburg, W. Rodenhuis, S. Pleysier, J. Timmer (red.), Basisboek Integrale Veiligheid, Den Haag: Boom Lemma Uitgevers.

 Steur, B. (2015), ‘Het openbaar bestuur in historisch perspectief: een inleidende beschouwing’, Het openbaar bestuur in historisch perspectief. Achtergronddocument Studiegroep Openbaar Bestuur, pp. 7-11.

 Stoker, G. (2006), ‘Public Value Management: A New Narrative for Networked Governance?’, American Review of Public Administration, 36, (1), pp. 41-57.

 Stol, W. (2011), ‘Begrippenkader integrale veiligheid’, In: W. Stol, C. Tielenburg, W. Rodenhuis, S. Pleysier, J. Timmer (red.), Basisboek Integrale Veiligheid, Den Haag: