• No results found

4. Bevindingen

4.7 Theoretisch perspectief

Aangezien theoretische inzichten een belangrijk onderdeel vormen van dit onderzoek is het goed om de gedane bevindingen af te zetten tegen de eerder gebruikte theoretische perspectieven.

Uit de besproken bevindingen ontstaat het beeld dat partijen zich met name laten leiden door hun belangen en niet door onderling vertrouwen. Er is wel sprake van vertrouwen maar slechts tot het moment dat het gaat om de knikkers. Dit zou overeenkomstig zijn met het begrip ‘cheap talk’ uit de speltheorie. Het is eenvoudig om toezeggingen te doen, te spreken over vertrouwen en samenwerking zolang er nog geen hard keuzes gemaakt hoeven te worden. Wanneer er wel harde keuzes gemaakt moeten worden, bijvoorbeeld wanneer onvolkomenheden in het contract zich aandienen en er kosten voor één der betrokken partijen lijken te ontstaan, is het de vraag of partijen kiezen voor hun eigen belang of kiezen voor samenwerking.

Verschillende van de geïnterviewden geven aan dat partijen soms niet open kaart wilden spelen tijdens de dialoog, zwaktes in het contract soms niet te leken te willen bespreken. De vraag is ook waarom partijen dit zouden doen. Zoals gesteld in de theorie hebben opdrachtnemer en opdrachtgever ieder een troef in het spel dat zij spelen. Voor opdrachtgevers is dit het moment van macht dat zij ante contract hebben. Voor opdrachtnemers is dit het moment van macht dat zij ex-post contract hebben.

De insteek die bij KOSMOS is gekozen vanuit de opdrachtgever is zoveel mogelijk verantwoordelijkheden naar de markt verschuiven. De opdrachtgever wilde tevens de risico’s van het project overdoen naar de opdrachtnemer. Voor te stellen is dat de opdrachtnemer daar in sommige gevallen niet op zat te wachten. De opdrachtnemer had echter een keuze bij het al dan niet overnemen van risico’s zo stelde de opdrachtgever. Hij kon risico’s een prijs geven en daardoor zelf bepalen of hij ze wilde hebben of niet. Dit klinkt redelijk maar gaat voorbij aan de concurrentiepositie waarin de opdrachtnemer zich ex-ante contract bevindt. In een concurrentiepositie is het overnemen van risico’s wellicht geen keuze, immers als je concurrent risico’s op zich neemt en jij niet dan bestaat de kans dat de opdracht naar de concurrent gaat. De beste strategie zou dan ook zijn risico’s op je nemen en na sluiting van contract verder te kijken hoe het gaat in de uitvoering. Het risico van een (on)juiste inventarisatie van de werkzaamheden dacht de opdrachtgever met succes bij de opdrachtnemer te hebben geplaatst. De constructie van de contractopname bleek echter gevoelig voor discussie en in verzoeken tot wijziging vanuit de opdrachtnemer werd dan ook beargumenteerd dat de kosten voor meerwerk (een risico dat de opdrachtgever dacht te hebben afgedicht) redelijkerwijs gewoon weer op het bordje moesten komen van de opdrachtgever. De gebrekkige inspecties leidden ertoe dat schades over het hoofd waren gezien of groter waren dan verwacht. De opdrachtnemer kon daar redelijkerwijs niet voor verantwoordelijk worden gehouden zo stelde hij. In een bestudeerd werkpakket kwam vanuit de opdrachtnemer een eindeloze documentenstroom op gang tijdens de uitvoering van werkzaamheden. Strekking was veelal dat de contractopname (dus wat de toestand was van een kunstwerk) te snel en zodoende niet goed was uitgevoerd. Resultaat was volgens de opdrachtnemer dat hij meer werkzaamheden moest verrichten dan redelijkerwijs had mogen worden aangenomen toen het contract gesloten werd. Risico’s waren verkeerd ingeschat hetgeen resulteerde in meerwerk. De opdrachtgever vond deze argumentatie onzin, de arbitragecommissie echter niet.

Terug naar de theorie. Speltheoretisch gezien is het een verstandige strategie van een opdrachtnemer om tijdens de dialoog niet alle informatie te geven. Actief bijdragen aan een vollediger contract is niet in zijn voordeel, hij geeft dan zijn machtspositie ex-post contract uit handen. Een onvolledig contract tezamen met een situatie van informatieasymmetrie geeft immers mogelijkheden tot opportunisme.

Ook de opdrachtgever lijkt niet bereid te zijn haar machtpositie ex-ante op te geven om samenwerking te bewerkstelligen. Het ‘markt tenzij’ impliceert wellicht een redelijk verdeling van risico en dat risico’s daardoor worden gedragen door de partij die ze het best kan managen. Als het doel van het ‘markt tenzij’ principe tevens is om ex-ante contract zoveel mogelijk zo niet alle risico’s naar de markt te verschuiven dan zorgt het voor een valse start.

Zoals een adviseur stelt ‘in de aanbesteding zet de opdrachtgever de opdrachtnemer op een

achterstand, basisgedachte lijkt te zijn dat alle risico’s naar de markt moeten, zelf risico’s die conform Uav-gc (document waarin algemene regels zijn opgesteld over aanbesteden) bij de opdrachtgever zouden moeten liggen.’ Het ‘markt tenzij’ slaat op dit vlak wellicht door. Een andere adviseur

stelt:‘Wanneer je risico’s beziet als een sloot die het midden vormt in een touwtrekwedstrijd, dan zet

de opdrachtgever voor aanvang de opdrachtnemer vaak een paar stappen dichter bij de sloot dan zichzelf.’ Doreé (2001) stelde dat de opdrachtnemer valt te karakteriseren als risico avers, wellicht

geldt dit in het huidige systeem nog in sterkere mate voor de opdrachtgever Kern

Het verloop van KOSMOS is aan de hand van de verschillende inzichten te reconstrueren. Er vanuit gaande dat het in een samenwerking draait om belangen en niet om vertrouwen hebben partijen de dialoog ingestoken in hun eigen belang en de informatie gedeeld die ze wilden delen. Bereidwillig waren waarschijnlijk zowel opdrachtgever als opdrachtnemer maar voor zover zij zichzelf niet kwetsbaar hoefden te maken. In het prisoners dilemma is het de angst voor kwetsbaarheid die het bereiken van een optimale positie voor beide partijen onmogelijk maakt. Het is dan ook niet mogelijk om een oordeel te geven dat hard is over opdrachtgever dan wel opdrachtnemers. Zij hebben slechts gedaan wat hun dominante strategie hun ingaf.

Figuur 4.1

Aanbestedingsprocedure Bij het komen tot

samenwerking draait het om:

Dynamiek relatie gekenmerkt door handelen in het: Ex ante contract: Ex post contract: Concurrentiegerichte dialoog Vertrouwen Gezamenlijk belang Uitwisseling informatie Samenwerking

Belangen Eigen belang Cheap Talk Geen