• No results found

3.1 Inleiding

Dit hoofdstuk is het raamwerk waarbinnen het empirische deel van deze studie is gedaan. Het bevat een toelichting op de belangrijkste concepten en begrippen die in deze scriptie worden gebruikt en de belangrijkste aannames waarop deze scriptie is gebouwd. Met de uitgangspunten en

achtergrondinformatie in het theoretisch kader kunnen de bevindingen uit het literatuuronderzoek en uit de interviews geanalyseerd en begrepen worden.

Dat professionals en leken de gebouwde omgeving verschillend beleven en beoordelen is een belangrijk uitgangspunt voor het onderzoek in deze scriptie. Uit zowel het literatuuronderzoek (De Vreeze, 1993; Stamps en Nasar, 1997) als het empirische onderzoek is gebleken dat niet alleen architecten, maar ook mensen in gerelateerde beroepen, zoals stedenbouwkundigen en projectontwikkelaars omgevingen anders beleven en waarderen dan leken. Daarom wordt in deze scriptie gesproken van professionals in de ruimtelijke ontwikkeling in bredere zin.

Mensen beleven hun omgeving op hun eigen manier, maar in hun individuele beleving spelen cultuur en sociale achtergrond een belangrijke rol (Gifford, 2007; Hanyu, 2000). En mensen geven hun omgeving vorm met als doel die op een specifieke manier te kunnen beleven (Karman en Heuvelink, 2013). Op deze principes van wederkerigheid tussen beleving en vormgeving is het conceptueel model in paragraaf 3.5 (figuur 3.01) gebaseerd. Het biedt een grafische weergave van hoe mensen hun omgeving

vormgeven en hoe zij door hun omgeving beïnvloed worden op basis van hun kijk op de wereld. Dit model geeft daarmee weer waarom een groep mensen met een bepaalde sociaal-culturele achtergrond een omgeving verschillend waardeert ten opzichte van andere groepen. En ook waarom er binnen groepen consistent gedacht wordt over likability.

Het hoofdstuk begint met een nadere toelichting op het begrip likability en de operationele criteria daarvan die worden gebruikt in deze scriptie. Hier worden de belangrijkste uitkomsten van het literatuuronderzoek met betrekking tot likability besproken en samengevat in vijf punten, op basis waarvan een straatbeeld esthetisch beoordeeld kan worden vanuit het standpunt van een leek.

26

3.2 Likability – Introductie

Het woord likability komt van stedenbouwkundige Jack Nasar uit zijn boek ‘The Evaluative Image of the City’ (Nasar, 1998). Hij beschrijft het hierin als volgt (Nasar, 1998, p. 3): “Likability verwijst naar de waarschijnlijkheid dat een omgeving een sterke en positieve waardering oproept onder de groepen die, of het publiek dat deze omgeving beleven.” Hoewel andere auteurs vaak met andere bewoordingen de esthetiek van de gebouwde omgeving beschrijven, vertonen de uitkomsten grote overeenkomsten. De onderzoeken waarop het concept likability is gebaseerd zijn besproken In het literatuuronderzoek (hoofdstuk 2) .

In dit hoofdstuk worden de verschillende factoren die op basis van het literatuuronderzoek zijn geïdentificeerd als factoren die de likability van gebouwde omgevingen bepalen, in de beleving van leken.

Likability is een verzamelterm voor de zachte kanten van ruimtelijke kwaliteit. Het verwijst als gezegd naar factoren in een omgeving die een positieve reactie oproepen (Nasar, 1998). Deze zijn van diverse aard. Er is de esthetische kant: hoe mooi is een omgeving. Maar daarnaast gaat het ook om gevoelens die een omgeving oproept. Op het schaalniveau van het straatbeeld gaat dat om het beleefde gevoel van veiligheid (Hanyu, 2000), de indruk van onderhoud en verzorgheid (Nasar, 1985; Hanyu, 2000),

overzichtelijkheid (Kaplan, 1982; Zhang en Lin, 2011) en indrukwekkendheid (Lindal en Hartog, 2012). Ook de leesbaarheid van de omgeving heeft invloed op de beleving. Kan de bezoeker afleiden wat de functie van de gebouwen is en waar hij of zij staat in de context van de wijdere omgeving (Gifford, 2007). Hiervoor is het van belang dat de bouwstijl en het stratenpatroon passen bij de locatie en de functie van de buurt. Voor Nederlandse steden geldt hierbij bijvoorbeeld dat woonwijken van een binnenstad naar buiten toe ruimer worden, met meer groen en lagere bebouwing en in meer recente bouwstijlen. Ook de zichtbaarheid van herkenbare landmarks, zoals een kerktoren of een rivier, dragen bij aan het besef van locatie (Kaplan, 1979).

Al deze factoren worden bepaald of beïnvloed door visuele prikkels die de gebruiker krijgt vanuit de fysieke omgeving (Kaplan, 1979; Gifford, 2007). Het ontwerp van een straatbeeld is daarmee bepalend voor de beleving ervan van iemand die er doorheen loopt. Een goed ontwerp zal positieve reacties oproepen en heeft dus een goede likability.

27

en overzichtelijkheid bijvoorbeeld ontstaan door lange zichtlijnen te creëren en door blinde hoeken te vermijden, wat ook bijdraagt aan het gevoel van veiligheid. Graffiti en zwerfvuil daarentegen geven een onveilig gevoel. In de paragraaf over de operationele criteria wordt voor alle aspecten van likability benoemd hoe dit in het straatbeeld wordt gevormd.

Likability is ook regionaal bepaald: de voorkeuren een samenleving zijn aangepast aan eisen die klimaat, beschikbare ruimte en beschikbare bouwmaterialen stellen aan gebouwen ter plaatse. De traditionele bouwstijl in een gebied is vaak het gevolg van een lange geschiedenis van vernacular bouwen (De Botton, 2008). Dat houdt voor woningen in dat deze gebouwd worden in de stijl en vorm die passen bij het doel en de locatie van een woning en de welvaart van de opdrachtgever.

Zo wordt er in heel Nederland van oudsher overwegend met baksteen gebouwd, hoewel op de hoger gelegen delen van Nederland ook hout veel gebruikt wordt. En in steden is de bebouwing dichter en hoger en dan in dorpen. Het klinkt logisch en dat is het ook (De Botton, 2008); op het zand is klei voor stenen moeilijker te krijgen dan in de rivierdalen, terwijl er juist meer hout voorhanden is. In steden is grond schaarser en dus duurder, wat de hogere bouwkosten van een extra verdieping rendabel maakt, terwijl het op het platteland gunstiger is om in de breedte uit te breiden.

De plaatstelijk traditionele bouwstijl is likable om drie redenen: ten eerste is deze geëvolueerd om zo goed mogelijk aan te sluiten bij de behoeften en de mogelijkheden van de plaatselijke bevolking. Ten tweede sluit het aan bij de verwachtingen van mensen en het wereldbeeld dat ze hebben ontwikkeld: het is het straatbeeld dat ze hebben leren waarderen. Ten derde zullen nieuwe straatbeelden die in traditionele stijl gebouwd worden goed aansluiten bij de bestaande omgeving en passen in het landschap, precies omdat de omgeving ook in deze stijl gebouwd is.

3.3 Likability – Operationele Criteria

De inhoud van het concept likability komt terug in het werk van verschillende auteurs, maar in wisselende samenstelling en met verschillende bewoordingen. Hieronder volgt een lijst van de eigenschappen die het meest worden genoemd in verband met likability, gegroepeerd in vijf

onderwerpen die alle onderdelen van likability bestrijken. Bij ieder criterium worden ook de auteurs aangehaald die erover schrijven. Deze vijf onderwerpen vormen de operationele criteria, waarmee een omgeving vanuit het standpunt van een leek beoordeeld kan worden.

28

Groen en natuur

De eerste en één van de meest genoemde factoren die bepalen of mensen een omgeving likable vinden is de zichtbaarheid van groen en natuur. Het komt terug in het werk van onder meer Stamps (1989), Nasar (1998), Hanyu (2000), Leslie & Cerin (2008), Zhang & Lin (2011). Vooral bomen en struiken worden als gunstig beschreven, maar groen kan hier in bredere zin geïnterpreteerd worden. Alles wat groeit maakt een buurt aangenamer om te zien, zo lang het er goed onderhouden uitziet. En ook open water en natuurlijke elementen op de achtergrond, zoals hoge bomen of bergen in de verte verbeteren de likability van een straatbeeld.

Complexiteit

Een tweede veel genoemd kenmerk van de esthetische kwaliteit van de gebouwde omgeving is de complexiteit van de gevels. Hiermee worden details in de gevels bedoeld, zoals het aantal ramen in een gevel en de verdeling ervan, de vorm van de dakrand, de textuur en afwisseling in de gebruikte

bouwmaterialen en de aanwezigheid van ornamenten en versieringen op de gevel.

Voor een woonomgeving geldt dat gebouwen en straten met een gemiddelde complexiteit door leken het meest likable gevonden worden. Dit concluderen onder meer Kaplan (1982), Nasar (1988), Imamoglu (2000), Dijkstra (2001), Gifford et al. (2002), Akalin et al. (2008), Zhang en Lin (2011) en Lindal & Hartig (2012). Het geldt niet alleen voor afzonderlijke gevels, maar ook voor het straatbeeld als geheel. Dit moet de juiste balans hebben tussen regelmaat en afwisseling. Niet te saai en ook niet te complex.

Orde en samenhang

De bovengrens van complexiteit wordt bepaald door het gevoel van ordelijkheid. Teveel details en ornamenten maken dat het aangezicht van een gevel of een straat te druk wordt bevonden. Bovendien moeten in een straatbeeld de afzonderlijke huizen een goed samenhangend geheel vormen. Dit is de strekking van de onderzoeken van onder anderen Nasar (1994, 1998 (ed.)), Dijkstra (2001) en Lindal en Hartig (2012). Deze auteurs schrijven hierbij aansluitend dat ook de inpassing van een straatbeeld in de aangrenzende omgeving van belang is. De likability van een straatbeeld wordt goed beoordeeld als de straat qua functie, vorm en sfeer in de context van de omringende wijk en de stad past.

Bij de aansluiting met de omgeving hoort ook dat iemand aan het straatbeeld kan zien waar hij of zij is in de ruimere omgeving (Gifford, 2007). De likability van een straatbeeld is beter als de buitenkant van gebouwen duidelijk maakt welke functie en status ze hebben en als de architectuur aansluit bij het

29

prototypische beeld van een woonstraat in de cultuur van de stad of regio waar de buurt ligt (Nasar, 1988).

Duidelijkheid ontstaat ook door overzichtelijkheid. Een straatbeeld met lange zichtlijnen geeft een gevoel van openheid. Mensen houden van vrij zicht en niet van drukte (Nasar, 1998. Zhang en Lin, 2011); omgevingen waar mensen zich opgesloten voelen tussen de gebouwen, of waar het zicht belemmerd wordt, worden esthetisch minder gewaardeerd.

Herkenbare en historische elementen en bouwmaterialen

Naast groen, een gemiddelde complexiteit en een goede inpassing in het straatbeeld als geheel, komt als kenmerk van likability ook het gebruik van klassieke en herkenbare architectuur in veel onderzoeken terug. De meeste leken houden van een straatbeeld met historische elementen. Volgens Nasar (1998) doet het er niet toe of die authentiek zijn, het gaat om het gevoel dat de gebouwen oproepen bij het publiek. Dit sluit aan bij Gifford (2007) die stelt dat mensen graag in een omgeving verblijven die voldoet aan hun verwachtingen. En voor woonstraten houdt dat traditionele bouwstijlen en -materialen in. Het gevoel van historische betekenis die een buurt kan oproepen raakt ook aan de passendheid in de omgeving. Die is niet alleen plaats-, maar ook tijdsgebonden. De likability van een straatbeeld kan ook vergroot worden door het beeld aan te laten sluiten bij historische gebouwen in de omgeving en een gevoel van continuïteit van heden en verleden op te roepen (Nasar, 1998).

Een kenmerk dat minder vaak genoemd wordt, maar wel bij complexiteit, herkenbaarheid en klassieke vormgeving aansluit is de keuze voor de bouwmaterialen. In ieder geval Sadalla&Sheets (1993), Dijkstra (2001) en Coaffee, O’Hare en Hawkesworth (2009) kennen een significant effect toe aan de invloed van de gebruikte bouwmaterialen op de likability van het straatbeeld. Zij noemen dat meer natuurlijke materialen met meer textuur, zoals hout, baksteen en dakpannen, door leken als zachter ervaren worden en het best worden gewaardeerd. Hardere en strakkere materialen als beton, metalen en plaatmateriaal maken een straatbeeld volgens hen minder likable voor leken.

Verstoringen in het straatbeeld

Verstoringen zijn zaken die de likability van een omgeving verminderen. Stamps (1996), Nasar (1984, 1998) en Zhang en Lin (2011) benoemen met name auto’s, leidingen en kabels en reclameborden als visueel ongewenste elementen. Een andere vorm van verstoring is de aanwezigheid van tekenen van verval of vervuiling. Nasar (1998) en Hanyu (2000) noemen onder meer zwerfafval, graffiti, onkruid,

30

tekenen van verwaarlozing en slecht onderhoud. Hoe minder hiervan te zien is, hoe prettiger een straat oogt. Een schoon en goed onderhouden straatbeeld geeft bovendien een veilig gevoel, omdat verval en vervuiling tekenen kunnen zijn van criminaliteit (Nasar, 1998).

Zoals blijkt uit het overzicht hierboven wijzen alle auteurs die schrijven over wat mensen waarderen in straatbeelden en stedelijke landschappen verschillende combinaties van factoren aan die gunstig of ongunstig zijn voor de likability van een omgeving. Er zijn echter voldoende overeenkomsten en

overlappen aan te wijzen tussen de verschillende beschreven factoren, om de kenmerken van likability te groeperen en samen te vatten in vijf punten, die bij het onderzoek in deze scriptie als operationele criteria gehanteerd worden:

1. Natuur en groen

2. Gemiddelde complexiteit 3. Orde en samenhang

4. Historische en herkenbare elementen, inclusief bouwmaterialen 5. Beperkte aanwezigheid van verstoringen.

3.4 Conceptueel model

Dit model, figuur 3.01, is een vereenvoudigde schematische weergave van de manier waarop de fysieke omgeving de gebruiker ervan, de mens, beïnvloedt en op basis waarvan mensen hun omgeving

vormgeven. Het is opgesteld op basis van bevindingen uit het literatuuronderzoek en een analyse van het theoretisch kader. Het verbeeldt ook de consistentie in esthetische voorkeuren die bestaat binnen (beroeps-) groepen en culturen en het belang dat een woonomgeving met een goede likability heeft voor mensen. Alle begrippen in het model worden in deze paragraaf nader toegelicht.

In de praktijk moet een straatbeeld vormgegeven worden binnen de beperkingen van de gegeven locatie en de beschikbare middelen. Professionals kunnen een ontwerp maken met de best haalbare likability, als zij dat modelleren naar het wereldbeeld van de beoogde gebruikers. Als zij de fysieke omgeving zo vormgegeven dat deze, gefilterd door het wereldbeeld van de gebruiker, de beste beleving oplevert.

31

Mensen

Dit model verbeeldt hoe mensen hun omgeving beleven en vormgeven. Vaak zijn de mensen die een omgeving vormgeven, niet dezelfde als de mensen die er wonen en haar dagelijks beleven. Daarom wordt in dit model onderscheid gemaakt tussen twee hoofdgroepen: leken en professionals. De vormgevers zijn in de meeste gevallen, ook in de case studies in deze scriptie, professionals. Terwijl de gebruikers bijna allemaal als leken beschouwd kunnen worden.

Wereldbeeld

De basisgedachte van dit model is dat iedereen een eigen wereldbeeld heeft, waarmee hij of zij betekenis geeft aan de indrukken die de fysieke wereld oproept. De bril, als het ware, waardoor een mens naar de fysieke omgeving kijkt. Omgekeerd dient het wereldbeeld van een individu als een sjabloon voor diens ideale leefomgeving; het beeld waarnaar iemand zal proberen zijn of haar eigen omgeving te modelleren. Dit wereldbeeld wordt gevormd in de loop van iemands leven en wordt bepaald door drie verschillende factoren: sociale, professionele en culturele. Daarnaast wordt het door de tijdsgeest beïnvloedt.

Sociaal

Het sociale aspect in dit model wordt gevormd door persoonlijke eigenschappen van een individu. Bijvoorbeeld uit welk sociaal milieu iemand komt, in welke levensfase iemand zit en iemands individuele

Figuur 3.01: Schematische weergave van de manier waarop mensen hun omgeving beleven en op welke basis zij hun omgeving vormgeven.

32

smaak in landschappen en bouwkunst. Deze combinatie maakt dat iedereen een omgeving anders beleeft en waardeert.

Professioneel

Het wereldbeeld wordt echter niet alleen op individuele basis gevormd, maar ook door welke opleiding iemand heeft genoten en van welke bedrijfstak iemand deel uitmaakt. Wie bijvoorbeeld bouwkunde, stedenbouwkunde of planologie heeft gestudeerd kijkt op een heel andere manier naar de fysieke omgeving, dan iemand die dat niet gedaan heeft, of die niet in de ruimtelijke ontwikkeling werkzaam is.

Cultureel

De cultuur is bepalend voor de grote overeenkomsten in esthetische voorkeuren binnen groepen met een vergelijkbare achtergrond. Mensen hechten zich aan de traditionele architectuur van hun streek, waarin plaatselijk beschikbare materialen worden gebruikt en die in behoeften voorziet die kenmerkend zijn voor de regio en het klimaat; immigranten hechten aan de bouwstijl van hun vaderland. De cultuur waarin iemand is opgegroeid of leeft heeft verwachtingen geschapen en gevormd hoe mensen

straatbeelden beoordelen.

Tijdsgeest

En er is de tijdsgeest. Smaken en voorkeuren veranderen, zoals ook de mode verandert. En nieuwe bouwkundige ontwikkelingen, gecombineerd met de relatief recent ontstane mogelijkheid om

materialen goedkoop te vervoeren over grote afstanden, maken nieuwe vormen mogelijk in gebouwen. Hoewel voorkeuren in straatbeelden tijdelijk en aan mode onderhevig kunnen zijn, blijft traditionele architectuur met lokale bouwmaterialen een constante factor in de voorkeuren van leken. Toch staat ook traditioneel bouwen niet stil.

Het vormen van een wereldbeeld dat bepaalt hoe iemand zijn of haar omgeving beleeft is een interactief en intersubjectief proces, waarin alle bovengenoemde elementen elkaar beïnvloeden. Dit maakt dat er binnen plaats- en tijdsgebonden groepen gedeelde wereldbeelden ontstaan. Groepen mensen die samen leven ontwikkelen gedeelde esthetische voorkeuren. Dat is een deel van de verklaring waarom smaken van individuen verschillen, maar binnen de aanwijsbare bandbreedte die uitgedrukt wordt met likability.

Fysieke omgeving

De fysieke omgeving is in een vaste vorm gegoten. Hoewel deze veranderd kan worden, is het

33

van de processen in dit model. Dat wil zeggen dat het de bron is van de beleving ervan door de

gebruikers en bewoners, en ook het resultaat van de inspanningen van degenen die aan de vormgeving ervan gewerkt hebben.

Likability

Likability geeft in dit model aan in hoeverre een omgeving voldoet aan de operationele criteria die in paragraaf 3.2 worden beschreven. Deze is maximaal als een straatbeeld gelijk is aan het wereldbeeld van de beoogde bewoners. De straat ziet er dan uit zoals een leek deze zelf zou maken, als hij of zij dat zou kunnen.

Locatie, tijd en weer

Ook de locatie van een straatbeeld beïnvloedt de beleving ervan. De afstand ervan tot de binnenstad, of juist tot een industrieterrein kunnen zorgen dat iemand het anders beoordeelt. Net als het tijdstip van de dag en het weer ten tijde van een bezoek aan de omgeving op invloed zijn op de beleving daarvan. Deze drie factoren moeten daarom worden meegewogen bij het interpreteren van beoordelingen van straatbeelden, zodat deze externe effecten uitgefilterd kunnen worden.

34