• No results found

THEMA: Openbare speelruimte

In document Kinderen in Tel Databoek 2012 (pagina 82-88)

Kinderrecht IVRK

Artikel 31

Een kind heeft recht op vrije tijd, spel, kunst en cultuur.

Indicator: Aantal 0- t/m 17-jarigen per hectare speelruimte De registratie van de bestemming van ruimten binnen een gemeente is dit jaar sterk verbeterd. Nog altijd verzamelt het CBS periodiek informatie over de verdeling van ruimten binnen alle gemeenten in Nederland. Maar voor het eerst is deze informatie nu als ruimtelijke informatie in een kaart beschikbaar gemaakt. Dit maakt het veel eenvoudiger om de betreffende ruimtes te controleren op gemeen- telijk en wijkniveau. Op basis van de door het CBS gehanteerde inde-ling hebben we de keuze gemaakt om in de indicator ruimten op te nemen die kinderen met de hoogste waarschijnlijkheid zullen gebrui-ken als speel- of sportruimte. Het gaat hier om de zogenoemde

‘georganiseerde ruimte’: ruimte die speciaal voor het betreffende doel is aangelegd in een gemeente. Te denken valt aan speelvelden, parken, speel- en sportterreinen en ruimte voor vrije recreatie. Het gaat hierbij dus nadrukkelijk niet om ongeorganiseerde ruimten als bossen, strand en duinen. De indicator is: het aantal 0-t/m 17-jari-gen per hectare georganiseerde speelruimte. Dit cijfer wordt door het CBS niet elk jaar vastgelegd, maar het wordt vanaf 2000 eens in de drie jaar geüpdate voor de voorgaande drie jaren. In 2011 zijn de gegevens van 2008 beschikbaar gemaakt, deze gegevens hebben we gebruikt.

ruimte is voor minder kinderen. In 2010 is er in totaal 72.608 hectare speelruimte beschikbaar (in 2002 was dat nog 65.742 hectare).

Verder is er in 2010 één hectare speelruimte beschikbaar voor 49 kinderen, in 2000 moesten 53 kinderen het doen met één hectare speelruimte.

Op provinciaal niveau zien we dat Friesland en Drenthe de grootste daling hebben van het aantal kinderen per hectare speelruimte, bij beide provincies daalt het aantal kinderen met twee (Friesland gaat van 45 kinderen in 2009 naar 43 in 2010 en Drenthe gaat van 38 in 2009 naar 36 in 2010). De overige provincies dalen met één kind per hectare speelruimte of blijven gelijk aan het voorgaande jaar.

Dit komt enerzijds doordat er iets minder kinderen zijn, anderzijds doordat er iets meer speelruimte is.

Bij de hoogst scorende gemeenten zien we, net als in voorgaande jaren, dat het verschil tussen het aantal kinderen per hectare speel-ruimte op provinciaal en gemeentelijk niveau opvallend groot is. De gemeente Boskoop staat niet alleen in 2009 en 2010 weer bovenaan de top 10 gemeenten met het hoogste aantal kinderen per hectare speelruimte, maar laat ook de hoogste stijging zien. In 2009 stond de gemeente Boskoop op nummer 1 in de gemeente top 10 met 230 kinderen per hectare speelruimte, in 2010 steeg dat aantal kinderen voor Boskoop naar 242 per hectare. Ook in de gemeente Nieuw-Lekkerland is het aantal kinderen per hectare speelruimte flink gestegen: van 183 kinderen in 2009 naar 197 in 2010.

De gemeente IJsselstein heeft te maken met een daling van het aantal kinderen per hectare speelruimte: in 2009 had IJsselstein nog 176 kinderen per hectare, in 2010 gaat het om 148 kinderen.

De gemeente Bunschoten verdwijnt uit de top 10 van 2010 en de gemeente Bussum komt in 2010 de top 10 binnen op de tiende plaats met 134 kinderen per hectare speelruimte.

Aantal kinderen per hectare speelruimte per provincie, 2010

Rangorde Provincies, 2010 en 2009

2010 2009

Provincie Aantal Provincie Aantal

Utrecht 62 Utrecht 63

Zuid-Holland 56 Overijssel 56

Overijssel 55 Zuid-Holland 56

Gelderland 52 Gelderland 52

Noord-Holland 50 Noord-Holland 50

Noord-Brabant 49 Noord-Brabant 49

Friesland 43 Friesland 45

Zeeland 40 Limburg 41

Limburg 39 Zeeland 40

Drenthe 36 Drenthe 38

Groningen 34 Groningen 35

Flevoland 28 Flevoland 29

Aantal kinderen per hectare speelruimte per gemeente, 2010

Tien hoogst scorende gemeenten, 2010 en 2009

2010 2009

Gemeente Aantal Gemeente Aantal

Boskoop 242 Boskoop 230

Nieuw-Lekkerland 197 Graafstroom 187

Graafstroom 186 Nieuw-Lekkerland 183

Ouderkerk 176 Ouderkerk 177

IJsselstein 148 IJsselstein 176

Zederik 145 Bunschoten 142

Elburg 143 Veenendaal 141

Hardinxveld-

Giessendam 138 Hardinxveld-

Giessendam 139

Veenendaal 135 Elburg 139

Bussum 134 Zederik 139

Naast de hier gepresenteerde gegevens over speelruimte, kunnen we kunnen we ook het percentage speelruimte per gemeente (en zelfs PC4-gebied) berekenen. In de onderstaande kaart zijn deze percen-tages weergegeven. Enkele kanttekeningen hierbij:

De CBS-cijfers nemen ook sportterreinen mee; sommige daarvan (bijvoorbeeld golfbanen) zijn slechts voor een zeer kleine groep toegankelijk. Ook hebben ze lang niet allemaal een speelfunctie voor kinderen.

De CBS-hectares bevatten geen speelplekjes, grasvelden en plein-tjes die kleiner zijn dan 1 of 0,5 hectare, terwijl die kleinere lapjes grond in buurten een belangrijke rol kunnen vervullen voor het spelen.

De 3%-norm is nu vaak opgevat als formele speelruimte. Jantje Beton wijst erop dat het veel belangrijker is om te zorgen dat er (ook) leuk gespeeld kan worden op terreinen die niet speciaal ingericht zijn als speelplekken (op stoepen, straten, veldjes en pleintjes - ook die zonder speeltoestellen).

Plekken buiten de bebouwde kom zoals een openbaar toeganke- lijk strand of bos zijn in de huidige CBS-definitie niet te onder-scheiden als ruimte om te spelen, terwijl er volop gespeeld wordt.

Volgens de nu gehanteerde norm zien we dat iets meer dan een derde van alle gemeenten voldoet aan de 3%-norm. Vooral de middelgrote en grote steden springen er positief uit met georgani-seerde speelruimte. Maar met de eerder genoemde kanttekeningen in gedachten, valt er aan deze kaart nog veel te verbeteren. Jantje Beton beraadt zich op een efficiënte en betrouwbare manier om de speelruimte (formeel en informeel) in kaart te brengen, maar gemeenten kunnen hier ook zelf een actieve rol in spelen.

Via het nationaal data-archief (DANS) en CBS wordt een kaart beschikbaar gesteld waarin alle ruimte binnen gemeenten gede- finieerd staat. Op basis van deze kaart hebben wij een gespecifi-ceerde speelruimte-kaart gemaakt. Kinderen in Tel wil gemeenten uitdagen om met behulp van (één van) beide kaarten, de precieze speelruimte in de eigen gemeente zelf in te tekenen, de door ons aangeduide speelruimte nader te specificeren, en vervolgens aan ons aan te leveren. Hierin mogen alle ruimtes (hoe klein ook, dus zelfs zandbakken en speelpleintjes in een willekeurige woonwijk) worden getekend en aangeduid. Zo kunnen wij in de toekomst voor speel-ruimte (zowel georganiseerd als ongeorganiseerd) een zo specifiek en precies mogelijk instrument samenstellen, waar zowel gemeenten als andere belanghebbenden (Jantje Beton, NUSO) heel veel baat bij hebben!

Percentage speelruimte per gemeente als percentage van de totale ruimte

Openbare speelruimte

Simon Wijtenhorst, 10 jaar, uit Voorst:

‘Hier in de buurt speel ik meestal op het voetbalveldje van ons schoolplein. Dat is eigenlijk de enige plek bij ons in de buurt waar ik vaak speel. Als ik daar niet ben, speel ik vaak met vriendjes bij ons thuis of in hun huis. Andere kinderen spelen ook weleens gewoon op straat of op de stoep. Soms worden ze dan weggestuurd, omdat ze te veel herrie maken. Dan gaan de kinderen weleens proteste-ren dat ze daar toch willen spelen, maar soms gaan ze ook weg.’

‘Ons schoolplein heeft gelukkig best veel ruimte. De andere school bij ons in het dorp heeft een veel kleiner plein; daar mag je na schooltijd ook niet komen. Die kinderen komen dan ook allemaal hier naartoe. Ik ken het onderzoek van Kinderen in Tel niet, maar het klopt dat we hier best veel ruimte hebben. Maar sommige plekken zijn wel saai. Ook ons schoolplein, daar is eigenlijk niks te doen.

Ik vind het goed dat we nu met nieuwe ideeën voor ons plein bezig zijn. Die ideeën zien er mooi uit. Dat is beter voor als er hier veel kinderen zijn. Straks is het gelukkig niet meer zo saai en zijn er veel verschillende dingen te doen.’

‘Ik vind het wel moeilijk om te zeggen wat ik zou doen als ik de baas van Nederland was en mocht zeggen wat er moet gebeuren zodat kinderen beter kunnen buitenspelen. Maar ik zou in ieder geval zorgen dat er voor kinderen meer kleur was in de straten. En dat er meer natuur was om in te spelen. Eigenlijk hebben we dat hier ook niet echt op de plekken waar we nu kunnen spelen. En andere kinderen misschien ook wel niet. Ja, dat zou ik leuk vinden, meer kleur en meer natuur voor kinderen om te spelen.’

Simon is leerling van OBS de Wiekslag in Voorst. Het schoolplein van de school wordt op het moment van schrijven samen met de kinderen, de school, ouders, buurtbewoners, gemeente Voorst, Jantje Beton en de provincie Gelderland heringericht tot een groen en avontuurlijk SchoolSpeelPlein voor de hele buurt.

In document Kinderen in Tel Databoek 2012 (pagina 82-88)