• No results found

Eerst zal er gekeken worden in hoeverre de verschillende beloningsaspecten van de CEO en de institutionele kenmerken invloed uitoefenen op de mate van sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid van de onderneming. In tabel 5 zijn de ongestandaardiseerde

coëfficiënten en de significantieniveaus van de verschillende variabelen zichtbaar gemaakt. In model 1 is er alleen gekeken naar de invloed van de controlevariabelen op de prestaties van ondernemingen op het gebied van sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid. Bij de modellen 2a tot en met 2c is er gekeken naar de invloed die de beloningsvariabelen

afzonderlijk hebben op de prestaties van ondernemingen met betrekking tot de sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid. Bij model 3 zijn alle gehanteerde

27

beloningsvariabelen gezamenlijk meegenomen in de analyse. De adjusted r-squares van de modellen bevinden zich tussen de 0,20 en 0,23 en de F-statistieken lopen uiteen van 258,499 tot 281,010. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de gehanteerde modellen vrij goed zijn in het verklaren van de prestaties van ondernemingen op het gebied van

sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid. Tenslotte is zichtbaar in tabel 5 dat de variabelen ‘total assets,’ ‘environment sensitive sector’ en ‘ROA’ in alle modellen positief geassocieerd kunnen worden met betere prestaties van ondernemingen op het gebied van sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid met een significantieniveau van 0,000.

Tabel 5

model 1 model 2a model 2b model 2c model 3

Constante 0,659*** 0,085 0,660*** 0,711*** 0,206** Total assets 0,188*** 0,182*** 0,188*** 0,179*** 0,173*** Env. sensitive sector 0,256*** 0,254*** 0,256*** 0,216*** 0,215***

ROA 0,010*** 0,010*** 0,010*** 0,009*** 0,009*** Vaste beloning - ,043*** - - 0,038*** LTIP - - 0,010 - 0,005 CSR target in beloning - - - 0,280*** 0,276*** Jaar dummies ja ja ja ja ja Adjusted R-square 0,202 0,206 0,202 0,223 0,226 F-waarde 281,010*** 264,733*** 259,386*** 293,942*** 258,499*** *= p<0.1 **= p<0,05 ***= p<0,01

afhankelijke variabele: score sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid van de onderneming

Bij hypothese 1a is gesteld dat de hoogte van de vaste beloning van de CEO negatief is geassocieerd met de sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid van de onderneming. Uit tabel 5 doet echter blijken dat hier geen sprake van is. De ongestandaardiseerde coëfficiënt in model 2a respectievelijk model 3, bedragen namelijk 0,043 en 0,038 met een beide een significantieniveau van 0,000. In de hypothese is gesteld dat een hoger salaris van de CEO een negatief effect heeft op de sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid van de onderneming, maar uit de tabel blijkt juist het tegenovergestelde. Hypothese 1a waarin een negatieve associatie is tussen de directe beloning en de sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid van de onderneming moet dus worden verworpen. Er is echter wel duidelijk geworden dat een hogere vaste beloning van de CEO positief geassocieerd kan worden met de sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid van de onderneming. Uit tabel 5 blijkt dat er geen sprake is van een associatie tussen het aanwezig zijn van een resultaatafhankelijke beloning voor de CEO en betere prestaties van de onderneming op het gebied van sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid. Zowel uit model 2b en model 3

28

blijkt dat het aanwezig zijn van een ‘long term incentive plan’ in de beloningsstructuur van de CEO geen significante invloed uitoefent op de prestaties van ondernemingen op het gebied van sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid. Bij hypothese 1b is er echter gesteld dat er wel sprake zou moeten zijn van een associatie tussen het aanwezig van een resultaatafhankelijke beloning en betere sociaal-maatschappelijke prestaties van de

onderneming. Er kan dus worden geconcludeerd dat hypothese 1b moet worden verworpen. Bij hypothese 1c is gesteld dat het aanwezig zijn van specifieke doelstellingen op het gebied van sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid binnen de beloningsstructuur van de CEO geassocieerd kan worden met verbeterde prestaties van de onderneming op het gebied van de sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid. In tabel 5 is te zien dat er inderdaad een positieve associatie bestaat, omdat de ongestandaardiseerde coëfficiënt in

respectievelijk model 2c en model 3 0,276 en 0,280 bedraagt. Bovendien zijn de significantieniveaus in beide modellen 0,000, waardoor hypothese 1c kan worden

aangenomen. Uit de statistische analyse blijkt dus dat er een positieve associatie bestaat tussen het aanwezig zijn van doelstellingen op het gebied van de sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid van de onderneming binnen de beloningsstructuur van de CEO en de daadwerkelijke prestaties van de onderneming op het gebied van sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid.

Tabel 6

model 4 model 5 model 6

Constante 0,821*** 3,508*** 2,343***

Total assets 0,173*** 0,184*** 0,172*** Env. sensitive sector 0,241*** 0,250*** 0,239***

ROA 0,010*** 0,010*** 0,010*** Stakeholder-oriented view 0,441*** - 0,416*** Kwaliteit rechtssysteem - -1,247*** -0,67*** Jaar dummies ja ja ja Adjusted R-square 0,253 0,213 0,256 F-waarde 346,494*** 277,046*** 326,796*** *= p<0.1 **= p<0,05 ***= p<0,01

afhankelijke variabele: score sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid van de onderneming

Naast de verschillende beloningsaspecten in de beloningsstructuur van de CEO is er ook aandacht besteed aan de invloed van institutionele kenmerken van een land op de prestaties van ondernemingen op sociaal-maatschappelijk gebied. Bij hypothese 2a is er gesteld dat ondernemingen afkomstig uit een land waar er sprake is van de zogenaamde ‘stakeholder-oriented view’ beter presteren op het gebied van sociaal-maatschappelijke

29

verantwoordelijkheid dan ondernemingen die afkomstig zijn uit een land waar de ‘shareholder-oriented view’ overheerst. In tabel 6 zijn de ongestandaardiseerde

coëfficiënten van de ‘stakeholder-oriented view’ afzonderlijk (model 4) en gezamenlijk met de ‘kwaliteit van het rechtssysteem’ (model 6) zichtbaar. Bij model 4 is er sprake van een ongestandaardiseerde coëfficiënt van 0,441 en bij model 6 bedraagt de

ongestandaardiseerde coëfficiënt 0,416. Bij beide modellen is er sprake van een

significantieniveau van 0,000. Dit betekent dat hypothese 2a kan worden aangenomen. Bij hypothese 2b is er gesteld dat een hogere kwaliteit van het rechtssysteem van een land positief geassocieerd kan worden met de prestaties van een onderneming op het gebied van sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid. Uit tabel 6 blijkt echter dat de

ongestandaardiseerde coëfficiënten afzonderlijk (model 5) en gezamenlijk met de variabele ‘stakeholder-oriented view’ (model 6) een negatieve waarde hebben. Deze negatieve waarde is tegenstrijdig met de verwachting die gesteld is bij hypothese 2b, waarbij een positieve associatie werd verwacht tussen een hogere kwaliteit van het rechtssysteem en de prestaties van ondernemingen op het gebied van sociaal-maatschappelijke

verantwoordelijkheid. Hypothese 2b dient dus te worden verworpen. Het significantieniveau in model 5 en model 6 bedraagt 0,000. Er kan dus wel worden geconcludeerd dat een

hogere kwaliteit van het rechtssysteem kan worden geassocieerd met verslechterde prestaties van ondernemingen op het gebied van sociaal-maatschappelijke

verantwoordelijkheid.

Verder valt op in tabel 6 dat een hogere waarde van de ‘total assets’ en ‘ROA’ geassocieerd kan worden met verbeterde prestaties van ondernemingen op het gebied van sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid. Ook kan er weer worden geconcludeerd dat ondernemingen die zich bevinden in een milieubelastende sector, beter presteren op het gebied van sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid dan ondernemingen die zich niet in deze sectoren bevinden. De adjusted R-squares zijn voor de drie modellen (van 0,213 tot 0,256) redelijk hoog te noemen. In combinatie met het significantieniveau van 0,000 van de F-waarden kan worden gesteld dat de modellen redelijk goed zijn in het verklaren van de mate waarin de prestaties van onderneming op het gebied van sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid variëren.

Na het analyseren van de data met betrekking tot de invloed van de beloningsstructuur van de CEO en de institutionele kenmerken van een land op de prestaties van ondernemingen op het gebied van sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid, dient er nog gekeken naar de mate waarin de institutionele kenmerken invloed hebben op de relatie tussen de

beloningsstructuur van de CEO en de sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid van een onderneming. In tabel 7 zijn de resultaten van de regressieanalyse zichtbaar. Bij deze

30

de onafhankelijke variabelen. De adjusted R-squares in model 7 en 8 bedragen

respectievelijk 0,284 en 0,236. De F-statistieken van respectievelijk model 7 en model 8 bedragen 310,088 en 242,454 waarbij het significantieniveau voor beide modellen 0,000 bedraagt. De VIF-waarden van de variabelen bevinden zich allemaal tussen de 1 en 2.

Tabel 7

model 7 model 8

Constante 3,685*** 3,689***

Total assets 0,271*** 0,290***

Env. sensitive sector 0,080*** 0,086***

ROA 0,082*** 0,074***

LTIP 0,002 0,009

CSR target in beloning 0,128*** 0,121*** Stakeholder-oriented view 0,174*** -

Stake- LTIP moderator 0,004 - Stake- CSR target

moderator -0,042*** -

Kwaliteit rechtssysteem - -0,087***

Legal- LTIP moderator - -0,009

Legal- CSR target moderator - 0,000

Jaar dummies ja ja

Adjusted R-square 0,284 0,236

F-waarde 310,088*** 242,454***

*= p<0.1 **= p<0,05 ***= p<0,01

afhankelijke variabele: score sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid van de onderneming

Bij hypothese 3a is de verwachting opgesteld dat de ‘stakeholder-oriented view’ de positieve invloed van een resultaatafhankelijke beloning op de prestaties van onderneming op het gebied van sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid versterkt. De ‘shareholder-oriented view’ zou een verzwakkend effect moeten hebben op de relatie tussen het

aanwezig zijn van een resultaatafhankelijke beloning en de prestaties van ondernemingen op het gebied van sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid. In tabel 7 is zichtbaar dat de ongestandaardiseerde coëfficiënt positief is en dat er geen sprake is van significantie, omdat het significantieniveau 0,40 bedraagt..Hieruit kan worden geconcludeerd worden dat

hypothese 3a moet worden verworpen, omdat het significantieniveau zich niet onder 0,1 bevindt.

31

Bij hypothese 3b is gesteld dat de ‘stakeholder-oriented view’ de relatie tussen het aanwezig zijn van doelstellingen op het gebied van sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid en de prestaties van ondernemingen op het gebied van sociaal-maatschappelijke

verantwoordelijkheid versterkt. Daarnaast is er gesteld dat de ‘shareholder-oriented view’ dan een verzwakkende werking zou moeten hebben op het verband tussen het aanwezig zijn van doelstellingen op het gebied van sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid binnen de beloningsstructuur van de CEO en de prestaties van ondernemingen op het gebied van sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid. In tabel 7 is zichtbaar dat de

ongestandaardiseerde coëfficiënt de negatieve waarde -0,042 heeft. Het significantieniveau bedraagt 0,000. De negatieve waarde van de ongestandaardiseerde coëfficiënt doet blijken dat er geen sprake is van een versterkende invloed van de ‘stakeholder-oriented view’ op de relatie tussen het aanwezig zijn van doelstellingen op het gebied van

maatschappelijke verantwoordelijkheid in het beloningspakket van de CEO en de sociaal-maatschappelijke prestaties van ondernemingen, maar juist van een verzwakkende werking van de ‘stakeholder-oriented view’ op de relatie tussen het aanwezig zijn van doelstellingen op het gebied van sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid in het beloningspakket van de CEO en de sociaal-maatschappelijke prestaties van ondernemingen. De conclusie is dat hypothese 3b moet worden verworpen, maar dat er wel kan worden gesteld dat er sprake is van een verzwakkende invloed van de ‘stakeholder-oriented view’ op het verband tussen het aanwezig zijn van doelstellingen op het gebied van sociaal-maatschappelijke

verantwoordelijkheid in het beloningspakket van de CEO en de sociaal-maatschappelijke prestaties van ondernemingen.

Bij hypothese 4a is gesteld dat een hogere kwaliteit van het rechtssysteem een versterkende werking heeft op het verband tussen het aanwezig zijn van een resultaatafhankelijke

beloning en de prestaties van onderneming op het gebied van sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid. Uit tabel 7 blijkt echter dat de ongestandaardiseerde coëfficiënt van de interactievariabele -0,009 bedraagt en niet significant is. Het significantieniveau is

namelijk 0,285. Het significantieniveau van 0,285 leidt er toe dat hypothese 4a moet worden verworpen. Daarnaast is uit de regressieanalyse gebleken dat er juist sprake is van een het tegenovergestelde wat er verwacht werd bij hypothese 4a, maar op basis van het

significantieniveau kan hierover geen conclusie worden getrokken.

Tenslotte dient er nog een conclusie te worden gevormd met betrekking tot hypothese 4b. Bij hypothese 4b is gesteld dat een hogere kwaliteit van het rechtssysteem een versterkende invloed heeft op de relatie tussen het aanwezig zijn van doelstellingen binnen de

beloningsstructuur van de CEO met betrekking tot de sociaal-maatschappelijke

verantwoordelijkheid van de onderneming en de prestaties van de onderneming op het gebied van sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid. De ongestandaardiseerde coëfficiënt van de interactievariabele bedraagt 0,000. Het significantieniveau is 0,910.

32

Hieruit kan worden opgemaakt dat er geen sprake is van een versterkend effect van een hogere kwaliteit van het rechtssysteem op de relatie tussen het aanwezig zijn van doelstellingen op het gebied van sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid van de onderneming binnen de beloningsstructuur van de CEO en de daadwerkelijke prestaties van ondernemingen op het gebied van de sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid. Hypothese 4b dient dus te worden verworpen.

33

Discussie