• No results found

Sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid van ondernemingen: De invloed van beloningselementen en institutionele kenmerken

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid van ondernemingen: De invloed van beloningselementen en institutionele kenmerken"

Copied!
47
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

RIJKSUNIVERSITEIT GRONINGEN

Sociaal-maatschappelijke

verantwoordelijkheid van ondernemingen:

De invloed van beloningselementen en

institutionele kenmerken

Masterafstudeerwerkstuk accountancy

EBM869A20

Wieger van Tuinen

1798766 Begeleiders:

Dr. R.B.H. Hooghiemstra, Rijksuniversiteit Groningen Dr. F. van Beest, Nyenrode Business Universiteit

20-3-2014

In dit onderzoek is geanalyseerd in hoeverre de samenstelling van de beloning van de CEO en institutionele kenmerken van een land geassocieerd kunnen worden met de prestaties van

ondernemingen op het gebied van sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid. Op basis van een data-analyse van 13.256 waarnemingen over 10 jaar wordt gesteld dat elementen van het

beloningspakket van de CEO en bepaalde institutionele kenmerken van een land geassocieerd zijn met de sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid van ondernemingen. Uitkomsten van dit onderzoek kunnen een mogelijkheid bieden om een CEO te motiveren zich in te zetten voor de prestaties van de onderneming op het gebied van sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid. Verder kunnen verschillen in prestaties van ondernemingen op het gebied van

sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid verklaard worden door institutionele kenmerken van een land. Bovendien kunnen de onderzoeksresultaten nieuwe inzichten opleveren voor toekomstig onderzoek.

(2)

2

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave ... 2

Inleiding ... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Theoretisch kader ... 7

Dimensies van sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid ... 7

De rol van CEO als individu ... 8

Agency-theorie en stakeholder-agency theorie ... 8

Legitimiteitstheorie ... 122

De invloed van institutionele kenmerken van een land ... 13

Onderzoeksmethoden ... 20

Sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid ... 20

De beloning van de CEO ... 20

Institutionele kenmerken ... 211 Controlevariabelen ... 21 Gehanteerd regressiemodel ... 23 Resultaten ... 244 Beschrijvende statistieken ... 24 Multicollineariteit ... 255

Testen van de hypotheses ... 266

Discussie ... 33

De beloning van de CEO ... 333

De institutionele kenmerken ... 34

Beperkingen en toekomstig onderzoek ... 388

(3)

3

Inleiding

In de afgelopen jaren is de aandacht gegroeid voor de prestaties van ondernemingen op het gebied van hun maatschappelijke en sociale verantwoordelijkheid. Er is door de pers

bijvoorbeeld al aandacht geschonken aan de slechte arbeidsomstandigheden bij de leveranciers van Apple, de ondernemingen Foxconn en Pegatron (Financial Times 29 Juli 2013). Daarnaast is er ook veel aandacht geweest voor de maatschappelijke gevolgen van de olieramp van BP in de golf van Mexico. Dit heeft er uiteindelijk toe geleid dat BP is

verwijderd uit de ‘FTSE4Good ethical investment index’(The Guardian 11 september 2010). In de academische wereld is de toegenomen aandacht voor de sociale en maatschappelijke verantwoordelijkheid van ondernemingen ook duidelijk merkbaar door groei in het aantal onderzoeken met betrekking tot dit onderwerp (Aguinis&Glavas, 2012; Peloza&Shang, 2009; Wood, 2010). Deze trend is misschien wel ontstaan door de ontwikkeling van de

zogenaamde ‘triple bottom line,’ welke stelt dat het succes van ondernemingen niet alleen afhankelijk is van financiële prestaties maar ook van prestaties op maatschappelijk en sociaal gebied (Elkington, 1998; Norman&MacDonald, 2004). De belangrijkste constatering uit de uitgevoerde onderzoeken is dat de prestaties van ondernemingen op sociaal gebied

geassocieerd kunnen worden met financiële prestaties van de onderneming, maar er is nog nog geen duidelijkheid over de richting van dit verband (Waddock&Graves, 1997;

Simpson&Kohers, 2002; Orlitzky et al., 2003). Verder is er een onderzoeksgebied ontstaan waarbij onderzocht is welke ondernemingsspecifieke variabelen van invloed zijn op de sociale verantwoordelijkheid van een onderneming. Zo stelt Udayasankar (2007) dat kleine en grote ondernemingen in hogere mate bereid zijn dan middelgrote ondernemingen om activiteiten op het gebied van sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid te

ondernemen. Daarnaast is gebleken dat er een verschil kan zijn in de mate van sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid van ondernemingen als gevolg van de aanwezigheid van verschillende institutionele investeerders in de onderneming, waarbij het betrokken zijn van pensioenfondsen in de onderneming positief is geassocieerd met prestaties op

verschillende dimensies van sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid terwijl er geen sprake is van deze associatie bij investeringsbanken (Johnson&Greening, 2009). Tenslotte is er gebleken dat een verbeterde kwaliteit van activiteiten op het gebied van corporate governance kan leiden tot betere prestaties van ondernemingen op het gebied van sociale verantwoordelijkheid (Ntim&Soobaroyen, 2013; de Villiers et al., 2011). Zo zijn Ntim en Soobaroyen (2013) tot de conclusie gekomen dat een grotere en meer diverse board op het gebied van geslacht en etniciteit een positieve invloed hebben op de activiteiten van

ondernemingen met betrekking tot sociale verantwoordelijkheid. De Villiers et al. (2011) bevestigen de bevinding met betrekking tot de grootte van de board en komen ook tot de conclusie dat een groter aantal boardleden die benoemd zijn voor de CEO de activiteiten met betrekking tot de sociale verantwoordelijkheid van ondernemingen verbeteren. Verder

(4)

4

vinden De Villiers et al. (2011) dat een hogere concentratie van onafhankelijke boardleden, een hogere concentratie van boardleden die momenteel actief zijn als CEO en een hoger aantal boardleden met expertise op het gebied van recht geassocieerd kunnen worden met betere prestaties van ondernemingen op het gebied van sociaal-maatschappelijke

verantwoordelijkheid.

Er is echter vrij weinig onderzoek gedaan naar de rol en invloed van de beloning van de CEO op de prestaties op het gebied van sociale verantwoordelijkheid van ondernemingen. Bovendien is er ook sprake van tegenstrijdigheid binnen het beperkte bestaande onderzoek (McGuire et al., 2003; Deckop et al., 2006; Berrone&Gomez-Mejia, 2009). Zo stellen

Mcguire, Dow en Argheyd (2003) dat er geen sprake is van een verband tussen de vaste beloning van de CEO en de prestaties van ondernemingen op het gebied van sociale verantwoordelijkheid, daarnaast constateren zij dat beloningen op lange termijn geassocieerd moeten worden met slechte prestaties op het gebied van sociale verantwoordelijkheid van de onderneming. Deckop et al. (2006) stellen echter dat de

beloning van de CEO (met betrekking tot ontvangen bonussen) op korte termijn een negatief verband heeft met de prestaties op het gebied van sociale verantwoordelijkheid van

ondernemingen, terwijl de aspecten van de CEO beloning op lange termijn geassocieerd worden met verbeterde prestaties op het gebied van sociale verantwoordelijkheid van ondernemingen. Verder is gebleken uit onderzoek van Berrone en Gomez-Mejia (2009) dat er een verband bestaat tussen de prestaties van de onderneming met betrekking tot de dimensie milieu (welke onderdeel is van het geheel aan prestaties op sociaal gebied) en de beloning van de CEO. Berrone en Gomez-Mejia (2009) vinden namelijk dat goede prestaties op het gebied van milieu bij ondernemingen die deel uitmaken van vervuilende industrieën geassocieerd kunnen worden met een toename van het inkomen van de CEO. Deze

onderzoeken hebben echter een belangrijke beperking aangezien de omvang van deze onderzoeken beperkt zijn gebleven tot de Verenigde Staten. Dit onderzoek zal bestaand onderzoek uitbreiden door gebruik te maken van data die betrekking heeft op

ondernemingen uit meerdere landen. De invloed van de beloning van de CEO op de sociale verantwoordelijkheid van ondernemingen zal vanuit meerdere perspectieven worden bekeken. Er zal gekeken worden naar de hoogte van de vaste beloning, of er sprake is van een uitgestelde beloning en of de beloning van de CEO afhankelijk is van doelstellingen met betrekking tot prestatiemaatstaven op het gebied van sociale verantwoordelijkheid. Door in dit onderzoek ook te kijken naar de invloed van doelstellingen met betrekking tot

prestatiemaatstaven op het gebied van sociale verantwoordelijkheid wordt een belangrijke beperking in de onderzoeken van Deckop et al. (2006) en McGuire et al. (2003) weggewerkt. Deze onderzoeken besteden namelijk geen aandacht aan het feit of er doelstellingen zijn vastgesteld op het gebied van maatschappelijke en sociale verantwoordelijkheid, terwijl dit wel eens een belangrijke motivatie kan zijn voor een CEO om meer aandacht te besteden

(5)

5

aan de maatschappelijk en sociale prestaties van de onderneming. McGuire et al. (2003) raden ook aan om in toekomstig onderzoek aandacht te besteden in hoeverre zogenaamde ‘triple bottom line’ (Elkington, 1998) maatstaven verwerkt zijn in de beloningsstructuur van de CEO. Door uit te gaan van een benadering van de agency theorie van Jensen&Meckling (1976) kan er ook worden gesteld dat het noodzakelijk is om de eigenschappen van de beloningsstructuur af te stemmen op de gewenste uitkomsten van het beleid van de CEO, omdat er anders geen sprake is van een minimalisatie van de belangentegenstelling tussen de zogenaamde ‘agent’(CEO) en de ‘principaal’ (aandeelhouder).

Vanuit de bevinding dat veel onderzoek alleen betrekking heeft gehad op ondernemingen uit de Verenigde Staten ontstaat er een aanvullende mogelijkheid om eerder onderzoek uit te breiden. Het gaat hier om onderzoek naar de invloed van het verschil in institutionele kenmerken van landen op de prestaties van ondernemingen op het gebied van sociale verantwoordelijkheid. Eerder onderzoek heeft namelijk uitgewezen dat institutionele kenmerken van een land een belangrijke invloed uitoefenen op de prestaties op het gebied van sociale verantwoordelijkheid (Ioannou&Serafeim, 2012). Door gebruik te maken van de Asset4 database van Thomson Reuters, Boardex, het onderscheid tussen ‘stakeholder-oriented view’ en ‘shareholder-‘stakeholder-oriented view’ (Simnett et al., 2009; Dhaliwal et al., 2012) en de variabele ‘kwaliteit van het rechtssysteem’ van Leuz et al. (2003) kan er meer inzicht worden verkregen in de institutionele kenmerken van een land die van invloed zijn op de prestaties van ondernemingen op het gebied van sociale verantwoordelijkheid. De

verwachting is dat er verschillende uitkomsten zullen zijn met betrekking tot de prestaties van ondernemingen op het gebied van sociale verantwoordelijkheid als gevolg van

verschillen in de institutionele kenmerken van landen (Gao, 2009; Jackson&Apostolakou, 2010). Er zal gekeken worden naar meerdere institutionele kenmerken van een land. Een van deze variabelen is de kwaliteit van het rechtssysteem van het land van herkomst van de onderneming. De waarderingen van de kwaliteit van het rechtssysteem zullen worden ontleend aan het al eerder genoemde onderzoek van Leuz et al. (2003). Tenslotte zal er nog worden gekeken naar het onderscheid wat gemaakt kan worden tussen ondernemingen die afkomstig zijn uit een land waar de nadruk ligt op het belang van het creëren van waarde voor aandeelhouders, of landen waar de belangen van een bredere groep belanghebbenden voorop staan. Het gaat hier om het zogenaamde onderscheid tussen

de‘shareholder-oriented view’ en de ‘stakeholder-de‘shareholder-oriented view’ (Simnett et al., 2009).

Nadat de effecten van de beloning van de CEO en de institutionele kenmerken van een land op de sociale prestaties van ondernemingen zijn onderzocht, zal er nog gekeken worden in hoeverre de institutionele kenmerken invloed uitoefenen op de relatie tussen de beloning van de CEO en de prestaties van ondernemingen op sociaal gebied. Dit verband zal

onderzocht worden, omdat eerder onderzoek al aangetoond heeft dat institutionele kenmerken van een land invloed uitoefenen op de beloning van de CEO (Jouber&Fakhfakh,

(6)

6

2012). Bovendien is er ook sprake van bewijs dat de institutionele kenmerken van een land ook effect uitoefenen op andere kenmerken van het gedrag binnen ondernemingen. Er is bijvoorbeeld al vastgesteld dat institutionele kenmerken van een land invloed hebben op het uitgeoefende dividendbeleid (Shao, Kwok&Guedhami, 2010; Bae, Chang&Kang, 2012). Ook Hope (2003) stelt dat de institutionele kenmerken van een land een belangrijke invloed hebben op het gedrag van ondernemingen met betrekking tot vrijwillige

informatieverstrekking. Tot slot hebben Mahoney en Thorn (2006) in hun onderzoek gekeken naar de invloed van de beloningsstructuur van de CEO op de prestaties van de onderneming op sociaal-maatschappelijk gebied bij Canadese ondernemingen, waarbij zij dezelfde onderzoeksmethodologie als McGuire et al. (2003) gehanteerd hebben wat alleen betrekking had op ondernemingen uit de Verenigde Staten. Mahoney en Thorn (2006) concluderen dat er ondanks dezelfde onderzoeksmethodologie toch kleine verschillen zijn in de gevonden associaties tussen de beloningsstructuur van de CEO en de prestaties van de onderneming op sociaal-maatschappelijk gebied, als gevolg van een klein verschil in de institutionele kenmerken van de Verenigde Staten en Canada. Zij stellen dan ook dat er meer onderzoek nodig is om tot concretere conclusies te kunnen komen. Dit onderzoek kan nieuwe inzichten opleveren met betrekking tot de invloed van institutionele kenmerken op het verband tussen de beloningsstructuur van de CEO en de prestaties van ondernemingen op sociaal-maatschappelijk gebied, omdat er zal worden gekeken naar ondernemingen uit meerdere landen. Toekomstig onderzoek zou zich dan kunnen richten op andere dimensies van het gedrag van ondernemingen.

Samenvattend, de hoofdvraag van dit onderzoek is als volgt:

In welke mate oefent de hoogte en de samenstelling van de CEO-beloning invloed uit op de ‘social performance’ van een onderneming?’ En in hoeverre hebben nationale institutionele kenmerken invloed op de ‘social performance’ en de relatie tussen CEO-beloning en de ‘social performance?’

In het volgende hoofdstuk van dit artikel zal met behulp van de literatuur de

hypothesevorming plaatsvinden. In het daaropvolgende hoofdstuk volgt er een omschrijving van de onderzoeksmethoden, waarbij de controlevariabelen ook zullen worden toegelicht. De controlevariabelen dienen er toe om zoveel mogelijk effecten van andere variabelen op de onderzoeksresultaten te beperken. De resultaten van de statistische analyse zullen daarna in een apart hoofdstuk worden besproken. Nadat de resultaten zijn besproken vindt er nog een gevoeligheidsanalyse plaats. Deze wordt uitgevoerd met behulp van licht

afwijkende andere variabelen afkomstig uit Asset4, die ook verwant zijn aan de prestaties van ondernemingen op sociaal gebied. De resultaten van de gevoeligheidsanalyse zullen worden besproken in een apart hoofdstuk. In het afsluitende hoofdstuk zullen de

(7)

7

Theoretisch kader

Dimensies van sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid

De sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid van ondernemingen heeft betrekking op economische, juridische en ethische verwachtingen die op een bepaald tijdstip aan

ondernemingen worden gesteld door de samenleving (Carrol, 1979). Een baanbrekend artikel op het gebied van de maatschappelijke en sociale verantwoordelijkheid van ondernemingen is afkomstig van Wood (1991). In dit artikel worden de verschillende zienswijzen over de maatschappelijke en sociale verantwoordelijkheid van ondernemingen samengevat en geplaatst in een algemeen raamwerk. Het raamwerk bestaat uit drie dimensies: de institutionele dimensie, de organisationele dimensie en de individuele dimensie.

De institutionele dimensie gaat in op de wisselwerking tussen de onderneming en de samenleving. Uitgaande van Davis (1973) stelt Wood (1991) dat ondernemingen macht en legitimiteit verkrijgen van de samenleving en dat het op een verantwoorde wijze benutten van deze macht een vereiste is voor een onderneming om op lange termijn de verkregen macht te kunnen behouden. Wood omschrijft hierbij de samenleving met behulp van een stakeholder-benadering. Bij deze benadering worden de zogenaamde ‘stakeholders’ gezien als het totaal van alle groepen belanghebbenden die de uitkomsten van de activiteiten van een onderneming beïnvloeden of zelf worden beïnvloed door de uitkomsten van een ondernemingen (Freeman, 1984). Wood (1991) stelt tenslotte dat vanuit deze stakeholder-benadering geconcludeerd kan worden dat het niet voldoen aan de verwachtingen van de samenleving er uiteindelijk toe zal leiden dat een onderneming op houdt te bestaan. De dimensie op het organisatie niveau betreft de vraag in hoeverre een organisatie

verantwoordelijk is om aandacht te besteden aan maatschappelijke en sociale problemen. De benadering van deze dimensie is gebaseerd op de theorie van Preston&Post (1975), waarbij de verantwoordelijkheid van de onderneming voor de gevolgen en effecten van de bedrijfsuitoefening wordt uitgebreid naar minder directe invloeden van de

bedrijfsuitoefening op de samenleving. Wood (1991) stelt echter wel dat er nog veel keuzevrijheid ligt bij het management van de onderneming om te bepalen voor welke minder directe invloeden van de bedrijfsuitvoering een onderneming zich verantwoordelijk moet voelen.

De laatste dimensie is de dimensie op individueel niveau. Wood (1991) baseert zich bij deze dimensie op het werk van Carrol (1979). In tegenstelling tot de eerdere dimensies is er hier geen sprake van verwachtingen van de samenleving waar de onderneming aan moet voldoen, maar wordt er gesteund op de veronderstelling dat managers uit een moreel plichtsgevoel iets willen bijdragen aan de samenleving namens de onderneming (Carrol,

(8)

8

1979). Wood (1991) geeft hierbij het voorbeeld dat een manager een bijdrage kan doen aan goede doelen, waarbij het goede doel problemen wenst op te lossen die niet in verband kunnen worden gebracht met de bedrijfsuitoefening van de onderneming.

De rol van CEO als individu

Na het werk van Wood (1991) is er meer aandacht geweest in de literatuur voor de

individuele dimensie op het gebied van de sociale en maatschappelijke verantwoordelijkheid van ondernemingen. Zo stellen Hemingway en Maclagan(2004) dat er naast de richtlijnen van een onderneming die betrekking hebben op het beleid van sociale en maatschappelijke verantwoordelijkheid ook een belangrijke rol is weggelegd voor de persoonlijke waarden van de managers van de onderneming, omdat er ondanks vastgestelde richtlijnen door de

onderneming altijd ruimte overblijft voor de manager om te oordelen welke beslissing volgens hem of haar de juiste is. In de literatuur zijn er al specifieke voorbeelden van waarden van managers gevonden die invloed uitoefenen op de mate waarin sociale en maatschappelijke verantwoordelijkheid wordt nagestreefd. Zo is er vastgesteld dat een liberale manager meer aandacht schenkt aan maatschappelijke en sociale

verantwoordelijkheid van de onderneming dan een conservatieve manager, omdat de politieke ideologie van een manager kan worden gezien als een uitkomst van de waarden van de manager (Chin, Hambrick&Trevino, 2013). Ook Chin et al. (2013) zijn er bij dit onderzoek vanuit gegaan dat een manager veel vrijheid heeft om richting te geven aan activiteiten met betrekking tot de sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid van de onderneming. Verder is er een onderzoek verricht wat gebruik heeft gemaakt van de

tweedeling in waarden van Weber (1990), waarbij er een onderscheid wordt gemaakt tussen waarden die als ‘egoistisch’ kunnen worden gezien en waarden waarbij rekening wordt gehouden met de belangen van andere groepen. Dit onderzoek heeft aangetoond dat er een positief verband is tussen CEOs die de nadruk leggen op de waarden waarbij de belangen van andere groepen ook worden meegenomen en de mate waarin een onderneming als maatschappelijk en sociaal verantwoord wordt beschouwd (Agle, Mitchell&Sonnenfeld, 1999). Tenslotte is er gebleken dat het soort opleiding en het geslacht van de CEO

geassocieerd is met de mate waarin een maatschappelijke en sociale verantwoordelijkheid wordt nagestreefd, waarbij vrouwelijke CEOs en CEOs die een humanitaire of andere sociaalwetenschappelijke studie hebben gevolgd beter presteren op het gebied van sociaal en maatschappelijke verantwoordelijkheid (Manner, 2010).

Agency-theorie en stakeholder-agency theorie

Uit de vorige paragraaf kan geconcludeerd worden dat er een verschil is in de mate waarin verschillende managers zich richten op activiteiten die ten goede komen aan de prestaties van ondernemingen op het gebied van sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid. De agency theorie van Jensen&Meckling (1976) kan inzicht opleveren in het proces om de

(9)

9

manager te motiveren om activiteiten te ondernemen die ten goede komen aan de prestaties van de onderneming op het gebied van sociaal-maatschappelijke

verantwoordelijkheid. In tegenstelling tot de positieve benadering van de individuele

dimensie van Wood (1991) gaat de agency theory uit van een negatiever beeld van de mens waarbij de manager het eigenbelang voorop stelt. Wood (1991) gaat er namelijk vanuit dat managers buiten de regels van een onderneming toch een zekere mate van sociale en maatschappelijke verantwoordelijkheid kunnen uitoefenen namens de onderneming. Bij deze benadering van Wood (1991) houdt de CEO dus wel rekening met de belangen van anderen. De agency theorie stelt echter dat de belangen van de CEO en de belangen van degenen die hem beslissingsautoriteit verschaffen niet exact overeenkomen, hierdoor gaat de CEO in zekere mate eigenbelang nastreven wat in strijd is met de belangen van degenen die hem de beslissingsautoriteit hebben verschaft (Jensen&Meckling, 1976; Fama&Jensen, 1983). De oplossingen om de gevolgen van dit probleem te minimaliseren kunnen volgens Dalton et al. (2007) worden samengevat in de drie verschillende dimensies. Dit zijn het uitoefenen van toezicht op de CEO door de toezichthoudende leden van de ‘board of

directors,’ de markt van bedrijfsmatige beheersing en controle en de eigenschappen van het beloningspakket van de CEO. Het hanteren van de laatstgenoemde dimensie moet ervoor zorgen dat de financiële belangen van aandeelhouders en managers zoveel mogelijk overeenkomen, waardoor de CEO de onderneming zal besturen op een wijze

overeenkomstig met de belangen van de aandeelhouders (Nyberg et al., 2010). Bij deze benadering is er echter veel aandacht voor financiële prestaties, maar nauwelijks voor prestaties van ondernemingen op sociaal-maatschappelijk gebied. Hill en Jones (1992) hebben de strekking van de agency theorie echter weten uit te breiden naar meer dan alleen financiele belangen. In de door hen ontwikkelde ‘stakeholder-agency theory’ wordt gesteld dat de CEO ook rekening moet houden met andere belanghebbenden dan alleen

aandeelhouders, omdat deze stakeholders de onderneming voorzien van middelen zoals arbeid en een infrastructuur die een voorwaarde vormen voor een onderneming om te kunnen bestaan (Hill&Jones, 1992). De ‘stakeholder-agency view’ biedt een goed

uitgangspunt voor dit onderzoek, omdat er bij de ‘stakeholder-agency view’ gesteld wordt dat er bij de bedrijfsuitoefening niet alleen rekening moet worden gehouden met de belangen van de aandeelhouders. Dit standpunt komt grotendeels ook naar voren in de definitie van sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid van Wood (1991). Wood (1991) stelt namelijk dat de sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid van ondernemingen te maken heeft met het geheel aan besturingsmaatregelen die betrekking hebben op de relatie tussen onderneming en de samenleving.

Als eerste zal er worden gekeken naar de invloed van de hoogte van de vaste beloning van de CEO op de maatschappelijke en sociale verantwoordelijkheid van ondernemingen. Eerdere onderzoeken die hebben gekeken naar dit verband zijn beperkt gebleven tot de

(10)

10

Verenigde Staten maar hebben wel geconcludeerd dat een hogere vaste beloning van de CEO geassocieerd kan worden met slechte prestaties van ondernemingen op sociaal en maatschappelijk gebied (Deckop et al., 2006; McGuire et al., 2006). Deckop et al. (2006) stellen dat een hogere vaste beloning van de CEO die niet afhankelijk is van toekomstige resultaten van de onderneming geassocieerd kan worden met slechtere

sociaal-maatschappelijke prestaties van ondernemingen op basis van de agency theorie, omdat er een tegenstrijdigheid ontstaat tussen de belangen van de aandeelhouders die een zwaarder belang hechten aan resultaten op lange termijn terwijl de CEO meer belang zal hechten aan resultaten op korte termijn. Deckop et al. (2006) onderbouwen deze gedachtegang met behulp van het feit dat het verwaarlozen van de sociaal-maatschappelijke

verantwoordelijkheid pas op langere termijn merkbare gevolgen zal hebben voor de onderneming, terwijl de middelen die geïnvesteerd worden ten behoeve van de sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid direct ten koste van de onderneming gaan(Short, 2004). De geïnvesteerde middelen ten behoeve van de sociaal-maatschappelijke

verantwoordelijkheid van de onderneming kunnen dan niet meer worden ingezet om de korte termijn prestaties van de onderneming te verbeteren (Margolis&Walsh, 2003).

McGuire et al. ( 2006) gaan uit van een veronderstelling van Berman (1999), waarbij gesteld wordt dat een hogere vaste beloning ervoor zorgt dat de aandacht van de manager voor een ruime groep aan stakeholders van de onderneming afneemt. Deze onderzoeken van Deckop et al. (2006) en McGuire et al. (2006) gaan echter niet uit van de stakeholder-agency theorie en de verantwoordelijkheid van een onderneming naar de samenleving, maar hebben de nadruk gelegd op de belangen van de aandeelhouders omdat sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid geassocieerd kan worden met verbeterde financiële prestaties (Waddock&Graves, 1997; Orlitzky et al., 2003). Daarnaast stellen Coombs en Gilley (2005) dat CEOs worden ontmoedigd om activiteiten te ondernemen die een positieve bijdrage leveren aan de mate van stakeholder-management, omdat een hogere mate van

stakeholder-management geassocieerd kan worden met een lager direct salaris van de CEO (Coombs&Gilley, 2005). Coombs en Gilley (2005) onderbouwen deze bevinding met het feit dat de proactieve aard van activiteiten op het gebied van het verbeteren van de sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid van de onderneming ten laste gaat van kostbare financiële middelen (Jawahar&McLaughlin, 2001). Deze bevinding van Coombs en Gilley (2005) spreekt de bevinding van Greening (1999) tegen, waarbij gesteld wordt dat boardleden die de beloning van de CEO vaststellen verder kijken dan alleen de financiële belangen van aandeelhouders door ook aandacht te besteden aan de belangen van andere stakeholders. Op basis van deze constateringen, kan de volgende hypothese worden opgesteld:

Hypothese 1a: De hoogte van de vaste beloning van de CEO is negatief geassocieerd met de sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid van de onderneming.

(11)

11

Zoals eerder al beschreven is deze hypothesevorming niet geheel onverwacht zowel op basis van de agency theorie van Jensen&Meckling (1976) en de stakeholder-agency theorie van Hill en Jones (1992), omdat de vaste beloning van de CEO vast staat en niet afhankelijk is van toekomstige resultaten op wat voor gebied dan ook. Daarnaast stelt Scott (2010) dat de vaste beloning van de CEO maar een beperkte invloed heeft op de motivatie van de CEO. Scott (2010) stelt dan ook dat er een juiste verhouding moet zijn tussen vaste- en

resultaatafhankelijke beloningselementen om te zorgen dat de belangen van ‘principal’ en ‘agent’ zoveel mogelijk op een lijn komen. Ook Dalton et al. (2007) stellen dat de oplossing voor het probleem van de tegengestelde belangen kan worden gevonden met behulp van een juiste samenstelling van het beloningspakket van de CEO. Het hanteren van een

resultaatafhankelijke beloning kan dus een belangrijke bijdrage leveren aan het verbeteren van de motivatie van de CEO om de prestaties van de onderneming op verschillende

gebieden te verbeteren. Vanuit de veronderstelling dat betere prestaties op het gebied van sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid geassocieerd zijn met de financiële prestaties van een onderneming (Orlitzky et al., 2003; Waddock&Graves, 1997), kan dit er dus toe leiden dat een CEO die een resultaatafhankelijke beloning kan behalen meer aandacht besteed aan werkzaamheden om de prestaties van de onderneming op

sociaal-maatschappelijk gebied te verbeteren. De resultaten van onderzoeken met betrekking tot dit verband zijn echter niet eenduidig. McGuire et al. (2003) stellen dat resultaatafhankelijke beloningen en beloningen op lange termijn geen invloed hebben op de prestaties van ondernemingen op sociaal-maatschappelijk gebied, omdat het goed presteren van een onderneming op sociaal-maatschappelijk gebied vooral afhankelijk is van de waarden die van belang worden geacht door het management. Deckop et al. (2006) stellen echter dat de beloningselementen van de CEO die betrekking hebben op de lange termijn wel

geassocieerd zijn met betere prestaties van ondernemingen op sociaal en maatschappelijk gebied, omdat een grotere nadruk van beloningselementen op lange termijn er voor zorgt dat de negatieve gevolgen van de opgeofferde middelen ten behoeve van

sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid afnemen. In het onderzoek van Deckop et al. (2006) McGuire et al. (2003) wordt echter niet een heel goed onderscheid gehanteerd tussen vaste beloningselementen en resultaatafhankelijke beloningselementen, dit onderscheid is beter bij het onderzoek van Mahoney en Thorn (2006). Mahoney&Thorn (2006) stellen dat bonussen en het hanteren van aandelenopties geassocieerd kunnen worden met betere prestaties van ondernemingen op sociaal-maatschappelijk gebied, omdat het investeren in de sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid een positieve invloed heeft op de winstgevendheid van de onderneming op de lange termijn (Kane, 2002). Dit leidt tot meer aandacht van de CEO voor de sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid, omdat de CEO ook financieel gezien profiteert van een betere sociale maatschappelijke

verantwoordelijkheid van de onderneming (Mahoney&Thorn, 2006). Aan de hand van het voorgaande kan de volgende hypothese opgesteld worden:

(12)

12

Hypothese 1b: Het aanwezig zijn van een resultaatafhankelijke beloning kan geassocieerd worden met betere prestaties van ondernemingen op het gebied van

sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid.

Legitimiteitstheorie

Eerder is al opgemerkt dat Wood (1991) heeft gesteld dat het voor een onderneming van belang is om een positieve bijdrage te leveren aan de samenleving, omdat de onderneming macht en legitimiteit verkrijgt van de samenleving. Met behulp van de legitimiteitstheorie kan er een beter beeld worden gevormd van deze veronderstelling. De legitimiteitstheorie stelt dat ondernemingen genoodzaakt zijn om er zeker van te zijn dat de

ondernemingsactiviteiten binnen de geaccepteerde grenzen en normen vallen van de maatschappij (Brown&Deegan, 1998). Als een onderneming niet in staat is om aan de

voorwaarden van dit zogenaamde ‘contract’ met de samenleving te voldoen, dan leidt dit tot het einde van de onderneming omdat de samenleving haar steun aan de onderneming terugtrekt door bijvoorbeeld niet meer kapitaal te verstrekken of geproduceerde goederen te kopen (Deegan&Rankin, 1996). Opmerkelijk in deze uitleg van de legitimiteitstheorie is het hanteren van het begrip ‘contract.’ Het begrip ‘contract’ komt namelijk ook terug in de stakeholder-agency theorie, die stelt dat er sprake is van een impliciet contract tussen manager en samenleving (Hill&Jones, 1992).

De laatste hypothese zal aandacht besteden aan het verband tussen de specifieke

doelstellingen die een onderneming opstelt op het gebied van de sociaal-maatschappelijke prestaties van de onderneming en de daadwerkelijke uitkomst hiervan. Uit eerdere

onderzoeken is gebleken dat het van belang is om binnen de beloningsstructuur van de CEO financiele en niet-financiele maatstaven gezamenlijk te hanteren (Perera, Harrison&Poole, 1997; Schiehll&Bellavance, 2009). Bovendien leidt het hanteren van niet-financiële

prestatiemaatstaven tot een beter beeld op de factoren die invloed hebben op de waarde van de onderneming (Itnner, Larcker&Rajan, 1997). De onderzoeken van Deckop et al. (2006), McGuire et al. (2003) en Mahoney&Thorn (2006) hebben echter geen aandacht besteed aan het aanwezig zijn van specifieke doelstellingen op het gebied van prestaties van de onderneming op sociaal-maatschappelijk gebied binnen de beloningsstructuur van de CEO. Bij deze onderzoeken van McGuire et al. (2003), Deckop et al. (2006) en Mahoney en Thorn (2006) ligt de nadruk van sociaal-maatschappelijk verantwoord ondernemen echter op de financiële voordelen die sociaal-maatschappelijk verantwoord ondernemen kan opleveren. Hierdoor hebben deze onderzoeken de nadruk gelegd op het ‘contract’ wat bestaat tussen de aandeelhouder en manager van de onderneming, waardoor de rol van het contract tussen samenleving en manager van de onderneming onderbelicht is gebleven (Jensen&Meckling, 1976; Hill&Jones, 1992).

(13)

13

Met behulp van het onderzoek van Cordeiro en Sarkis (2008) kan er enigszins een

verwachting worden gevormd. Zij stellen namelijk dat er een expliciete koppeling moet zijn tussen de doelstelling met betrekking tot de prestaties op het gebied van milieu en de beloningsstructuur van de CEO om er voor te zorgen dat een CEO meer aandacht gaat besteden aan prestaties van de onderneming op het gebied van milieu. Het belang van een expliciete koppeling tussen doelstellingen en de beloningsstructuur van de CEO om gewenst gedrag te motiveren is ook zichtbaar bij andere gewenste prestaties van de onderneming. Ungson en Steers (1984) stellen namelijk dat het goed werkt om een manager te motiveren om doelstellingen te behalen, door het koppelen van de beloning van de manager aan de doelstellingen die de onderneming behaald wil zien worden. Aan de hand van de beschreven theorie kan de volgende hypothese opgesteld worden:

Hypothese 1c: Het aanwezig zijn van specifieke doelstellingen op het gebied van sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid binnen de beloningsstructuur van de CEO kan worden geassocieerd met betere prestaties van de onderneming op het gebied van sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid.

De invloed van institutionele kenmerken van een land

Naast de invloed van de beloning van de CEO hebben institutionele kenmerken van een land ook invloed op de mate waarin ondernemingen aandacht besteden aan de

sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid (Ioannou&Serafeim, 2012). Institutionele theorie stelt dat de activiteiten van de onderneming en de uitkomsten daarvan beïnvloed worden, omdat ondernemingen onderworpen zijn aan formele en informele regels die ontstaan uit de verwachtingen die de samenleving stelt aan de onderneming (North, 1990;

Crossland&Hambrick, 2011). De institutionele kenmerken van landen verschillen echter van elkaar (Whitley, 1999). Het is dan ook van belang om de invloed van institutionele

kenmerken van landen te betrekken in dit onderzoek, omdat er zal gekeken worden naar de sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid van ondernemingen uit meerdere landen. Een aantal onderzoeken hebben specifiek gekeken naar de verschillen op het gebied van sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid van ondernemingen, waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen ondernemingen uit verschillende landen en werelddelen. Als eerste bestaat er al een verschil tussen China en de Westerse wereld, omdat de Westerse en Chinese uitgangspunten van sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid van ondernemingen niet overeenkomen (Wang&Juslin, 2009). Dit verschil wordt verder toegeschreven aan het feit dat in de Westerse wereld de sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid van een onderneming eerder een plaats heeft gekregen binnen de nationale wetgeving (Wang&Juslin, 2009). Er bestaan echter ook verschillen met betrekking tot sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid van ondernemingen binnen de Westerse wereld. Uit een onderzoek van Maignan (2001), wordt duidelijk dat Franse en Duitse

(14)

14

(Europees) consumenten meer belang hechten aan wettelijke en ethische standaarden bij ondernemingen terwijl Amerikaanse consumenten (Angelsaksisch) het bedrijfseconomische belang voorop stellen. Het verschil tussen het belang wat de consumenten in Europese en de Angelsaksische landen aan de sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid van

ondernemingen hechten lijkt in belangrijke mate te kunnen toe worden geschreven aan het onderscheid tussen de ‘stakeholder-oriented view’ en de ‘shareholder-oriented view.’ Bij dit onderscheid tussen de ‘shareholder-oriented view’ en de ‘stakeholder-oriented view’ is er een verschil tussen de verwachtingen die de samenleving stelt aan de taken van een

onderneming. Bij de ‘shareholder-oriented view’ ligt de nadruk op het economische belang van de onderneming, terwijl bij de ‘stakeholder-oriented view’ er meer aandacht is voor andere belangen dan alleen het economische belang van de onderneming (Simnett et al., 2009). Een later onderzoek van Maignan&Ralston (2002) stelt echter dat ondernemingen uit Angelsaksische landen wel meer moeite doen dan ondernemingen uit Europese landen om zichzelf te presenteren als sociaal-maatschappelijk verantwoordelijk.

Naast het constateren van de verschillen tussen landen zijn er een aantal onderzoeken die de verschillen in de mate van het belang van sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid van ondernemingen hebben geprobeerd te verklaren. Hierbij is er onder andere gebruik gemaakt van de culturele dimensies van Hofstede (1985)(Ho, Wang&Vitell, 2012;

Ioannou&Serafeim, 2012; Ringov&Zollo, 2007). Deze onderzoeken hebben echter alleen maar gekeken naar de associatie tussen bepaalde uitersten van de dimensie van Hofstede en de mate waarin ondernemingen goed presteren op het gebied van sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid. In dit onderzoek zal dan ook een andere benadering worden gekozen. Als eerste is er voor gekozen om een onderscheid te hanteren tussen ondernemingen die onder de zogenaamde ‘shareholder’ of de ‘stakeholder-oriented view’ vallen (Simnett et al., 2009). Bij de ‘shareholder-oriented view’ worden ondernemingen voornamelijk gezien als instrumenten om zoveel mogelijk waarde te creëren voor de aandeelhouders, terwijl bij de ‘stakeholder-oriented view’ er rekening wordt gehouden met een grotere groep

belanghebbenden dan aandeelhouders alleen (Simnett et al., 2009; Ho et al., 2012). Van der Laan Smith et al (2005) beschrijven dat in een land met een ‘stakeholder-orientation’ een onderneming wordt gezien als een sociale organisatie die meer sociale

verantwoordelijkheden heeft dan alleen het behalen van economische efficiëntie. Het gevolg hiervan is dat niet alleen de invloed van aandeelhouders op de activiteiten van de onderneming als rechtmatig wordt gezien, maar ook de invloed van andere stakeholders op de activiteiten van de onderneming (Geiger&Van der Laan Smith, 2010). Het onderzoek van Holder-Webb et al. (2009) lijkt dit te bevestigen. Zij stellen dat ondernemingen uit de

Verenigde Staten achterlopen op internationale ondernemingen met betrekking tot de verslaggeving op het gebied van sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid als gevolg

(15)

15

van de grotere oriëntatie op het belang van aandeelhouders (Holder-Webb et al., 2009). In de lijn met het voorgaande kom ik tot de volgende hypothese.

Hypothese 2a: Ondernemingen afkomstig uit een land dat aangemerkt kan worden als ‘stakeholder-oriented’ presteren beter op het gebied van sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid dan ondernemingen afkomstig uit een land dat aangemerkt is als ‘shareholder-oriented.’

Het laatste institutionele kenmerk wat gehanteerd zal worden in dit onderzoek is de

kwaliteit van het rechtssysteem. De kwaliteit van het rechtssysteem geeft weer in hoeverre buitenstaanders van een onderneming in staat zijn zichzelf te beschermen tegen managers die de voordelen van hun positie binnen de onderneming kunnen misbruiken (Chih et al., 2009; Leuz et al., 2003). De kwaliteit van het rechtssysteem bestaat uit drie variabelen van La Porta et al. (1997). Het gaat om de efficiëntie van het juridische systeem, de mate waarin er een traditie bestaat met betrekking tot wetgeving en een index die de mate van corruptie in een land aangeeft (La Porta et al., 1997; Leuz et al., 2003). Als eerste is het belangrijk om te realiseren dat institutionele systemen van landen verschillen en daardoor de mate waarin er een zekere verwachting ontstaat van de samenleving met betrekking tot de sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid van ondernemingen wordt beïnvloed

(Young&Marais, 2012). Het gevolg hiervan is dat vrijwillige activiteiten van ondernemingen op het gebied van sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid zich uiteindelijk kunnen ontwikkelen tot feiten die door de wet verplicht worden (Rasche et al., 2008). Verder stelt Campbell (2007) dat ondernemingen in meerdere mate sociaal-maatschappelijk zijn als de onderneming opereert onder een staat die sterke regulering uitvoert om

sociaal-maatschappelijke gedrag van ondernemingen af te dwingen. De kwaliteit van het rechtssysteem als institutioneel kenmerk van een land kan dus een belangrijke invloed hebben op de mate waarin een manager gedrag kan vertonen dat ten koste gaat van de sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid van de onderneming (Chih et al., 2009). Omdat eerder onderzoek van Chih et al. (2009) geconcludeerd heeft dat ondernemingen uit de financiële sector beter presteren op het gebied van sociaal-maatschappelijke

verantwoordelijkheid als er sprake is van een hoge kwaliteit van het rechtssysteem, kan de volgende hypothese opgesteld worden.

Hypothese 2b: Een hogere mate van de kwaliteit van het rechtssysteem van een land waar een onderneming uit afkomstig is, is positief geassocieerd met de prestaties van de

onderneming op sociaal-maatschappelijk gebied.

Naast de directe relatie tussen de institutionele kenmerken van een land en de sociaal-maatschappelijke prestaties van ondernemingen zal er ook nog gekeken worden naar een ander verband. Het gaat hier om de invloed die de institutionele kenmerken kunnen hebben

(16)

16

op de relatie tussen de beloning van de CEO en de sociaal-maatschappelijke

verantwoordelijkheid van ondernemingen. Door te kijken naar dit verband zal er een belangrijke bijdrage kunnen worden gedaan aan de onderzoeksmogelijkheid die is geconstateerd door Mahoney en Thorn (2006). Het onderzoek van Mahoney en Thorn (2006) heeft het onderzoek van McGuire et al. (2003) toegepast op Canadese

ondernemingen waar het originele onderzoek van McGuire et al. (2003) betrekking had op ondernemingen uit de Verenigde Staten. De onderzoeken van Mahoney en Thorn (2006) en McGuire et al. (2006) kijken beide naar het verband tussen de beloning van de CEO en de sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid van de onderneming, maar Mahoney en Thorn (2006) stellen wel dat er ondanks een zeer klein verschil in institutionele

eigenschappen tussen de Verenigde Staten en Canada er toch een effect zichtbaar is op de relatie tussen de beloning en de sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid van ondernemingen. Het onderzoek van Leuz et al. (2003) bevestigt het beeld dat er maar een zeer klein verschil is tussen de institutionele kenmerken van de Verenigde Staten en Canada. In dit onderzoek zal er gekeken worden naar de effecten van institutionele kenmerken door waarnemingen van ondernemingen uit meerdere landen te hanteren.

Als eerste zal er worden gekeken wat de invloed is van de zogenaamde ‘shareholder-oriented view’ en de ‘stakeholder-‘shareholder-oriented view’ op het verband tussen de beloning van de CEO en de sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid van een onderneming. Bij

hypothese 1b is er gesteld dat het aanwezig zijn van een resultaatafhankelijke beloning geassocieerd kan worden met betere prestaties van ondernemingen op het gebied van sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid. Op basis van Hill en Jones (1992) kan worden gesteld dat de managers van een onderneming een zeer belangrijke rol vervullen voor de prestaties van de onderneming op sociaal-maatschappelijk gebied. Managers van een onderneming zijn namelijk met alle andere stakeholders van een onderneming

contractueel verbonden, daarnaast zijn managers van een onderneming van belang voor de sociaal-maatschappelijke prestaties omdat zij directe invloed hebben op het

beslissingsproces van een onderneming (Hill&Jones, 1992). Bij de ‘shareholder-oriented view’ ligt dus meer nadruk op de ‘contractuele’ verbintenis tussen de onderneming en de aandeelhouders, terwijl bij de ‘stakeholder-oriented view’ de nadruk niet hoofdzakelijk ligt op de belangen van aandeelhouders omdat de belangen van andere stakeholders ook als belangrijk worden beschouwd (Simnett et al., 2009). Op basis van deze constateringen kan er een verwachting worden gevormd over de invloed van een stakeholder- of shareholder-oriented view op het verband tussen het aanwezig zijn van een resultaatafhankelijke

beloning en de prestaties van een onderneming op sociaal-maatschappelijke gebied. Omdat er bij een ‘stakeholder-oriented view’ aandacht is voor de belangen van een brede groep stakeholders van de onderneming, kan er worden gesteld dat een ‘stakeholder-oriented view’ een versterkende invloed zou moeten hebben op het verband tussen het aanwezig zijn

(17)

17

van een resultaatafhankelijke beloning en de sociaal-maatschappelijke prestaties van een onderneming (Van der Laan Smith et al., 2005; Simnett et al., 2009; Ho et al., 2012). Bij de ‘shareholder-oriented view’ is er een sterke overheersing van het economische belang van de aandeelhouders van de onderneming, daarom kan worden verwacht dat een

‘shareholder-oriented view’ een verzwakkend effect zou moeten hebben op het verband tussen het aanwezig zijn van een resultaatafhankelijke beloning en de prestaties van

ondernemingen op sociaal-maatschappelijk gebied (Van der Laan Smith et al., 2005; Simnett et al., 2009; Ho et al., 2012).

Verder zal er gekeken worden naar de invloed van een ‘stakeholder-oriented view‘ of een ‘shareholder-oriented view’ op het verband tussen het aanwezig zijn van specifieke doelstellingen in de beloningsstructuur van de CEO op het gebied van

maatschappelijke verantwoordelijkheid en de prestaties van ondernemingen op sociaal-maatschappelijk gebied. Bij hypothese 1c is gesteld dat het toevoegen van doelstellingen die betrekking hebben op de prestaties van de onderneming op sociaal-maatschappelijk gebied binnen de beloningsstructuur van de CEO een effectieve werking heeft op de motivatie van de CEO om daadwerkelijk de sociaal-maatschappelijke prestaties van de onderneming te verbeteren (Ungson&Steers, 1984; Cordeiro&Sarkis, 2008). Daarnaast is er bij hypothese 2a gesteld dat een ‘stakeholder-oriented view’ (‘shareholder-oriented view’)in verband kan worden gebracht met betere (slechtere) prestaties van de onderneming op het gebied van sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid (Simnett et al., 2009). Naast deze twee hypothesen kan er een ook verwachting worden gevormd in hoeverre het verband tussen het aanwezig zijn van specifieke doelstellingen binnen de beloningsstructuur van de CEO op het gebied van de sociaal-maatschappelijke prestaties van ondernemingen wordt beïnvloed door de ‘shareholder-oriented view’ of de ‘stakeholder-oriented view.’ In landen waar er sprake is van een ‘stakeholder-oriented view’ wordt een organisatie meer als een instrument gezien om te voldoen aan het algemene belang, terwijl het economische belang van de organisatie voorop staat in landen waar sprake is van de ‘shareholder-oriented view’

(Simnett et al., 2009). Op basis van deze veronderstellingen kan er verwacht worden dat een ‘stakeholder-oriented view’ (‘shareholder-oriented view’) leidt tot een sterker (zwakker) verband tussen het aanwezig zijn van specifieke doelstellingen binnen de beloningsstructuur van de CEO en de daadwerkelijke prestaties van een onderneming met betrekking tot

sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid. Samengevat leidt dit tot de onderstaande hypothesen:

Hypothese 3a: In landen waar de ‘stakeholder-oriented view’ (‘shareholder-oriented view’) de overhand heeft is er sprake van een versterkend (verzwakkend) effect op het verband tussen het aanwezig zijn van een prestatieafhankelijke beloning en de

(18)

18

Hypothese 3b: In landen waar de ‘stakeholder-oriented view’ (‘shareholder-oriented view’) de overhand heeft is er sprake van een versterkend (verzwakkend) effect op het verband tussen het aanwezig zijn van doelstellingen op het gebied van sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid binnen de beloningsstructuur van de CEO en de

sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid van een onderneming.

Tenslotte zal er gekeken worden in hoeverre de kwaliteit van het rechtssysteem invloed heeft op het verband tussen verschillende elementen van de beloning van de CEO en de sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid van de onderneming. Uit meerdere

onderzoeken is al gebleken dat een hogere kwaliteit van het rechtssysteem geassocieerd kan worden met betere prestaties van ondernemingen op het gebied van

sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid (Chih et al., 2010; Gainet, 2010). Hierbij is het belangrijk om op te merken dat Chih et al. (2010) ook gebruik maken van de variabele van Leuz et al. (2003) om de kwaliteit van het rechtssysteem te beoordelen, bovendien wordt er een strak onderscheid gehanteerd door onderscheid te maken tussen ondernemingen die wel of niet zijn opgenomen in de Dow Jones sustainability index.

Om te beginnen zal er gekeken worden in hoeverre de kwaliteit van het rechtssysteem invloed kan hebben op de relatie tussen de het aanwezig zijn van een resultaatafhankelijke beloning binnen de beloningsstructuur van de CEO en de prestaties van de onderneming op sociaal-maatschappelijk gebied. Bij hypothese 1b is gesteld dat het aanwezig zijn van een resultaatafhankelijke beloning geassocieerd kan worden met betere prestaties van

ondernemingen op sociaal-maatschappelijk gebied. De CEO zal zich namelijk inzetten voor de sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid van de onderneming als er sprake is van een resultaatafhankelijke beloning binnen zijn beloningspakket, omdat ondernemingen financieel kunnen profiteren van een grotere mate van sociaal-maatschappelijke

verantwoordelijkheid (Kane 2002; Mahoney&Thorn, 2006). Door de verbeterde financiële prestaties van de onderneming wordt het waarschijnlijker dat de resultaatafhankelijke beloning aan de CEO wordt uitgekeerd. Daarnaast is er gesteld dat een hogere kwaliteit van het rechtssysteem leidt tot verbeterde prestaties van ondernemingen op

sociaal-maatschappelijk gebied. Bij een hogere kwaliteit van het rechtssysteem is het namelijk minder waarschijnlijk dat het management van de onderneming misbruik maakt van de bevoorrechte positie die zij hebben ten opzichte van buitenstaanders van de onderneming, omdat de buitenstaanders van de onderneming effectiever gerechtelijke stappen kunnen nemen tegen het management van de onderneming (Leuz et al., 2003; Campbell, 2007; Chih et al., 2010). Er is dus sprake van een financiële prikkel voor managers om zich in te zetten voor de prestaties van de onderneming op sociaal-maatschappelijk gebied, maar ook van een dreiging van negatieve consequenties door de mogelijkheid van buitenstaanders van de onderneming om de manager te vervolgen indien hij sociaal-maatschappelijk

(19)

19

verwacht dat een hogere (lagere) kwaliteit van het rechtssysteem een versterkende (verzwakkende) invloed heeft op het verband tussen het aanwezig zijn van een resultaatafhankelijke beloning binnen het beloningspakket van de CEO en de sociaal-maatschappelijke prestaties van de onderneming.

Tenslotte zal er aandacht besteed worden aan de invloed van de kwaliteit van het

rechtssysteem op de relatie tussen het aanwezig zijn van specifieke doelstellingen op het gebied van sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid van ondernemingen en de daadwerkelijke prestaties van ondernemingen op sociaal-maatschappelijk gebied. Op basis van Cordeiro en Sarkis (2008) is de verwachting gevormd dat het aanwezig zijn van de specifieke doelstellingen binnen de beloningsstructuur van de CEO een positieve invloed heeft op de sociaal-maatschappelijke prestaties van ondernemingen, omdat de manager hierdoor financieel gemotiveerd wordt om zich in te zetten voor het verbeteren van de sociaal-maatschappelijke prestaties van ondernemingen. Daarnaast heeft een hogere kwaliteit van het rechtssysteem een positieve invloed op de prestaties van ondernemingen op het gebied van sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid, doordat buitenstaanders van de onderneming beter in staat zijn om managers van de onderneming aansprakelijk te stellen voor sociaal-maatschappelijk onverantwoord gedrag (Chih et al., 2010). Er kan dus worden verwacht dat een hogere (lagere) kwaliteit van het rechtssysteem een versterkende (verzwakkende) werking heeft op het positieve verband tussen het aanwezig zijn van

doelstellingen binnen de beloningsstructuur van de CEO met betrekking tot sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid en de daadwerkelijke sociaal-sociaal-maatschappelijke prestaties van de onderneming.

Samengevat leidt dit tot de onderstaande hypothesen:

Hypothese 4a: Een hogere (lagere) kwaliteit van het rechtssysteem heeft een versterkend (verzwakkend) effect op het positieve verband tussen het aanwezig zijn van een

resultaatafhankelijke beloning voor de CEO en de prestaties van een onderneming op het gebied van sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid.

Hypothese 4b: Een hogere (lagere) kwaliteit van het rechtssysteem heeft een versterkend (verzwakkend) effect op het verband tussen het aanwezig zijn van doelstellingen in de beloningsstructuur van de CEO op het gebied van sociaal-maatschappelijke

verantwoordelijkheid van de onderneming en de daadwerkelijke sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid van een onderneming.

(20)

20

Onderzoeksmethoden

Sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid

De prestaties van ondernemingen op het gebied van sociaal-maatschappelijke

verantwoordelijkheid zullen afkomstig zijn van de Thomson Reuters Asset4 database. De Asset4 database bevat gegevens over de prestaties van ondernemingen die zijn

onderverdeeld in vier dimensies en hebben betrekking op meer dan 4300 verschillende ondernemingen. Het gaat hier om de dimensies: economische prestaties, milieuprestaties, sociale prestaties en prestaties op het gebied van ‘corporate governance.’ Deze dimensies zijn samengesteld door meer dan 250 verschillende kritische prestatie-indicatoren te combineren. De milieudimensie bevat bijvoorbeeld gegevens over de activiteiten die een onderneming uitvoert om haar CO2-uitstoot te reduceren. De sociale dimensie bevat gegevens over bijvoorbeeld de maatregelen dien een onderneming hanteert om de

gezondheid en de veiligheid van de werknemers zeker te stellen. In dit onderzoek zullen de sociale prestaties en de milieuprestaties van ondernemingen gecombineerd worden. De gecombineerde score van deze twee dimensies zal gezien worden als de

maatschappelijke verantwoordelijkheid van een onderneming. De benadering om de sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid van een onderneming te bepalen door de sociale dimensie en de milieudimensie samen te voegen komt overeen met de methode van

Ioannou en Serafeim (2012). Beide dimensies tellen in gelijke mate mee om de gehanteerde score van de ondernemingen te bepalen op het gebied van sociaal-maatschappelijke

verantwoordelijkheid. Dit komt overeen met de methode die Ioannou en Serafeim (2012) gehanteerd hebben. Zij stellen dat deze benadering gerechtvaardigd is, omdat er in de bestaande literatuur nog geen goed onderbouwde motivatie aanwezig is die op een juiste wijze de mate van belangrijkheid van de dimensies kan vaststellen en sluiten zich op deze manier aan bij onderzoeken van Waddock en Graves (1997), Hillman en Keim, (2001) en Waldman et al. (2006). Naast de samengevoegde score van de sociale- en de milieudimensie zal in de gevoeligheidsanalyse ook gekeken worden naar de afzonderlijke score van deze twee dimensies.

De beloning van de CEO

De data met betrekking tot de beloning van de CEO zullen afkomstig zijn van de S&P Capital IQ database en de Thomson Reuters Asset4 database. Eventueel zal er voor aanvulling van de data gebruik worden gemaakt van de Execucomp database. De Execucomp database bevat enkel gegevens over de beloning van CEOs van ondernemingen die onder de S&P 1000 vallen. Bij eerdere onderzoeken van Gao en Li (2013) en Balsam en Yin (2013) is ook gebruikt gemaakt van deze databases om gegevens te verkrijgen over de beloning van de CEO.

(21)

21

De gegevens met betrekking tot de vaste beloning van de CEO zijn afkomstig van CapitalIQ. Hierbij is er gebruik gemaakt van de gegevens die weergeven wat het salaris is dat de CEO per jaar ontvangt. Daarnaast is er voor het aanwezig zijn van de resultaatafhankelijke beloning voor de CEO ook gebruik gemaakt van de CapitalIQ database. Hierbij is er gekeken of er sprake is van een zogenaamd ‘long term incentive plan’ binnen de beloningsstructuur van de CEO. De dummyvariabele neemt de waarde 1 aan als er een ‘long term incentive plan’ aanwezig is binnen de beloningsstructuur van de CEO. Als er geen ‘long term incentive plan’ is dan neemt de dummyvariabele de waarde 0 aan. De gegevens met betrekking tot het feit of er doelstellingen op het gebied van sociaal-maatschappelijke

verantwoordelijkheid aanwezig zijn binnen de beloningsstructuur van de CEO zijn afkomstig van de Asset4 database van Thomson Reuters. De dummyvariabele neemt de waarde 1 aan als er doelstellingen aanwezig zijn met betrekking tot de sociaal-maatschappelijke

verantwoordelijkheid van de onderneming binnen de beloningsstructuur van de CEO. Als er geen sprake is van doelstellingen met betrekking tot de sociaal-maatschappelijke

verantwoordelijkheid van de onderneming binnen de beloningsstructuur van de CEO, dan neemt de dummyvariabele de waarde 0 aan.

Institutionele kenmerken

Als eerste is er aandacht voor het feit of een onderneming afkomstig is uit een land waar de belangen van de aandeelhouders voorop staan of dat er aandacht is voor de belangen van een ruimere groep stakeholders. De gegevens met betrekking of een land aangemerkt wordt waar de ‘stakeholder-oriented view’ of de ‘shareholder-oriented view ’overheerst zijn afkomstig van het onderzoek van Simnett et al. (2009). Bij de ‘stakeholder-oriented view’ heeft de dummyvariabele de waarde 1 en bij de ‘shareholder-oriented view’ heeft de dummyvariabele de waarde 0.

De scores van de kwaliteit van het rechtssysteem zullen afkomstig zijn van het onderzoek van Leuz et al. (2003) en La Porta et al. (1997). De zogenaamde ‘legal enforcement’ score is samengesteld door Leuz et al. (2003), waarbij drie dimensies van La porta et al. (1998) zijn samengevoegd. Het gaat hier om een score die de efficiency van het juridische systeem beoordeeld, een beoordeling van de rol die wetten hebben in een land en een

‘corruptieindex.’ De score van de kwaliteit van het rechtssysteem wordt beoordeeld op een schaal van 0 tot 10 (Leuz et al., 2003). Een hogere waarde staat voor een betere kwaliteit van het rechtssysteem.

Controlevariabelen

Door het hanteren van enkele controlevariabelen wordt er in een bepaalde mate voorkomen dat er verkeerde conclusies worden getrokken uit dit onderzoek. Als eerste zal er in dit onderzoek rekening worden gehouden met de ondernemingsgrootte. Uit verschillende

(22)

22

onderzoeken is namelijk gebleken dat de grootte van de onderneming van invloed is op de prestaties van ondernemingen op het gebied van sociaal-maatschappelijke

verantwoordelijkheid, dit geldt voor zowel de milieudimensie en de sociale dimensie van sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid (McGuire et al., 1988; Waddock&Graves, 1997; McKendall et al., 1999; McWilliams&Siegel, 2000; Al-Tuwajiri et al., 2004; Clarkson et al., 2008). De ondernemingsgrootte zal worden bepaald aan de hand van het bedrag van de ‘total assets’ van de onderneming, deze wijze van ondernemingsgrootte bepalen wordt ook gehanteerd in de onderzoeken van Ioannou en Serafeim (2012) en de Villiers et al. (2011). Op de ‘total assets’ van de onderneming zal een ln-transformatie worden toegepast. Als tweede zal er rekening worden gehouden met de sector waar de ondernemingen onder vallen. De prestaties van ondernemingen op sociaal-maatschappelijk gebied worden

namelijk beïnvloed door de mate waarin de activiteiten van een onderneming belastend zijn voor het milieu (Barnea&Rubin, 2010; de Villiers et al., 2011). De indeling van de

ondernemingen in de verschillende sectoren zal plaatsvinden aan de hand van SIC-codes. Er zal gebruik gemaakt worden van het onderscheid wat gehanteerd wordt in het onderzoek van de Villiers et al. (2011). Hierbij wordt er een onderscheid gemaakt tussen bedrijven die zich bevinden in een sector waar activiteiten die milieubelastend zijn plaatsvinden en bedrijven die zich niet in deze sector bevinden. Ondernemingen die milieubelastende

activiteiten uitvoeren bevinden zich in de volgende categorie SIC-codes: 800-899 (bosbouw), 1000-1099 (metaaldelving), 1200-1399 (delving van kolen en exploratie van olie en gas), 2600-2699 (papier- en pulpfabrieken), 2800-3099 (producenten van plastic, chemicaliën en farmaceutische producten), 3300-3399 (ijzer- en staalproducenten) en 4900-4999

(elektriciteit, gas en afvalwaterverwerking) (De Villiers et al., 2011).

Verder zal er nog rekening worden gehouden met de invloed van de financiële prestaties van een onderneming op de sociaal-maatschappelijke prestaties van een onderneming. Er is namelijk sprake van een associatie tussen de financiele prestaties van een onderneming en de prestaties op het gebied van sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid

(Waddock&Graves, 1997; Simpson&Kohers, 2002; Orlitzky et al., 2003). De financiële

prestaties van een onderneming zullen worden gemeten door te kijken naar de zogenaamde ‘return on assets’ van een onderneming, deze wijze komt overeen met de methode van McGuire et al. (2003) en Deckop et al. (2006). De data zullen afkomstig zijn van de Thomson Reuters Asset4 database.

Tenslotte zal er nog een controlevariabele gehanteerd worden die betrekking heeft op tijd. Er zal gebruik gemaakt worden van de variabele jaar, zodat de invloed van veranderende omstandigheden door bijvoorbeeld economische toestand en invoering van nieuwe regelgeving op de sociaal-maatschappelijke prestaties van ondernemingen beperkt wordt.

(23)

23

Gehanteerd regressiemodel

Aan de hand van de gehanteerde variabelen kunnen de volgende regressiemodellen worden opgesteld.

Y=constante+β1*salaris CEO+β2*resultaatafhankelijke beloning+β3*CSR doelstelling binnen beloningsstructuur CEO+β4*stakeholder-oriented view+β5*kwaliteit

rechtssysteem+β6*Total assets+β7*milieubelastende sector+β8*ROA+β9*jaar+error Y=constante+β1*salaris CEO+β2*resultaatafhankelijke beloning+β3*CSR doelstellingen in beloningsstructuur CEO+β4*stakeholder-oriented view+β5*kwaliteit van het

rechtssysteem+β6*resultaatafhankelijke beloning*stakeholder-oriented+β7*CSR

doelstellingen in beloningsstructuur CEO*stakeholder -oriented+β8*resultaatafhankelijke beloning*kwaliteit rechtssysteem+β9*CSR doelstellingen in beloningsstructuur

CEO*kwaliteit rechtssysteem+β10*Total assets+β11*milieubelastende sector+β12*ROA+β13*jaar+error

(24)

24

Resultaten

Beschrijvende statistieken

De oorspronkelijke data had betrekking op een totaal van 23.729 waarnemingen van ondernemingen uit 47 verschillende landen over de periode van 2002 t/m 2011. Door het ontbreken van gegevens die betrekking hebben op verschillende variabelen is de totale omvang van de dataset flink afgenomen. Desalniettemin blijft er een totaal van 13.256 waarnemingen over van ondernemingen afkomstig uit 41 verschillende landen waarop de statistische analyse met SPSS uitgevoerd kan worden. Deze waarnemingen hebben

betrekking op 2309 verschillende ondernemingen.

In tabel 1 zijn enkele gegevens te zien die betrekking hebben op de data waarmee gewerkt zal worden om te kijken of de gestelde hypotheses aanvaard of verworpen worden.

Opvallend is de grote spreiding van de score van de ondernemingen op het gebied van sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid. Het gemiddelde van de ‘CSR score’ is vergelijkbaar met het gemiddelde van de ‘CSR score’ in het onderzoek van Ioannou en Serafeim (2012). Bij de ‘legal enforcement’ scores is er een vrij kleine spreiding van de scores. Deze beperkte spreiding is tot stand gekomen door het winsorizen van de data. Voor het testen van de hypotheses zijn al deze data onderworpen aan een ln-transformatie.

tabel 1

minimum maximum gemiddelde standaardafwijking waarnemingen

CSR score 6,55 97,82 50,24 29,48 13256

Salaris CEO ($) 10,00 26817540,96 9099281,40 4878263,56 13256

Total assets ($) 7390,50 1094931000,00 35414014,01 127366975,69 13256

ROA -23,97 37,19 6,77 8,22 13256

Legal enforcement 7,31 10,00 9,38 0,53 13256

In tabel 2 zijn de beschrijvende statistieken van de variabelen zichtbaar die in het onderzoek als zogenaamde ‘dummy-variabelen’ worden gehanteerd. Het is opvallend dat er vrij weinig ondernemingen zijn die gebruik maken van een ‘long-term incentive plan’ of een koppeling van doelstellingen op het gebied van sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid van de onderneming ten opzichte van het totaal aantal waarnemingen. Dit geldt ook voor het aantal waarnemingen die betrekking hebben op een onderneming uit een land waar er sprake is van de ‘stakeholder-oriented view’ en ondernemingen die zich in een sector bevinden die relatief gezien zwaarder belastend zijn voor het milieu dan andere ondernemingen. Het aantal waarnemingen waar er sprake is van de ‘stakeholder-oriented view’ en

(25)

25

ondernemingen in een milieubelastende sector is echter wel groot genoeg om betrouwbare conclusies te kunnen trekken uit de statistische analyse in SPSS.

tabel 2

wel niet Totaal

LTIP 662 12594 13256

CSR target-compensation link 2779 10477 13256

Stakeholder oriented 2314 10942 13256

Environment sensitive industry 2944 10312 13256

In tabel 3 is zichtbaar hoeveel waarnemingen er per jaar zijn van de verschillende

ondernemingen. Het aantal waarnemingen per jaar is voor bijna elk jaar groot genoeg om betrouwbare conclusie te kunnen trekken. Alleen het aantal waarnemingen die betrekking hebben op het jaar 2012 is opvallend laag. Het gevolg hiervan is dat er met geen enkele betrouwbaarheid kan worden gezegd dat het jaar 2012 een belangrijke verklarende variabele vormt voor de mate waarin onderneming goed presteren op het gebied van sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid.

Tabel 3

jaar 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 Totaal waarnemingen 450 495 889 1103 1144 1316 1599 1875 2130 2255 13256

Multicollineariteit

Voordat er kan worden overgegaan tot het testen van de hypotheses is het noodzakelijk dat er gekeken wordt naar het feit of er geen sprake is van multicollineariteit. In tabel 4 zijn de Pearson-correlatie scores zichtbaar van de in het onderzoek gehanteerde variabelen. Multicollineariteit kan een probleem zijn voor het onderzoek als de Pearson-correlatie coëfficiënt groter is dan 0,7. Zoals zichtbaar is in tabel 4 is er niet een Pearson-correlatie coëfficiënt groter dan 0,7. De grootste waarde van de Pearson-correlatie coefficient

bedraagt 0,41. Er is dus geen reden om aan te nemen dat multicollineariteit invloed heeft op de uitkomsten van de statistische analyse.

(26)

26

tabel 4 Pearson correlation C SR sc o re Sa la ry LT IP C SR co mpe n sa ti o n li n k Sta ke h o ld er -o ri e n ted v ie w K w al ite it re ch ts sy stee m To ta l as se ts M ili eu b el as ten d e s ec to r Retu rn o n ass et s CSR score 1,00 0,17 0,04 0,22 0,29 -0,15 0,41 0,15 0,05 Salary 0,17 1,00 0,06 0,08 0,05 0,08 0,26 0,02 -0,02 LTIP 0,04 0,06 1,00 -0,04 0,02 0,05 0,09 0,05 0,00 CSR compensation link 0,22 0,08 -0,04 1,00 -0,08 0,04 0,10 0,15 0,00 Stakeholder-oriented view 0,29 0,05 0,02 -0,08 1,00 -0,23 0,16 0,04 -0,04 Kwaliteit rechtssysteem -0,15 0,08 0,05 0,04 -0,23 1,00 -0,08 -0,03 -0,02 Total assets 0,41 0,26 0,09 0,10 0,16 -0,08 1,00 0,00 -0,14 Milieubelastende sector 0,15 0,02 0,05 0,15 0,04 -0,03 0,00 1,00 -0,01 Return on assets 0,05 -0,02 0,00 0,00 -0,04 -0,02 -0,14 -0,01 1,00

Naast de Pearson-correlatie coëfficiënten kan multicollineariteit worden vastgesteld aan de hand van de zogenaamde ‘variance inflation factor (VIF).’ Als er sprake is van een VIF met een waarde kleiner dan -10 of groter dan 10 dan kan multicollineariteit problemen

opleveren. De analyse van SPSS van de VIF-waarden doet echter blijken dat alle waarden van de VIF zich bevinden tussen 1 en 2. De uitkomst van de analyse van de VIF-waarden leidt dus tot dezelfde conclusie die aan de hand van de Pearson-correlatie coëfficiënten vastgesteld is. Dit betekent dat na de analyse van de VIF-waarden ook kan worden geconcludeerd dat multicollineariteit niet tot problemen leidt.

Testen van de hypotheses

Eerst zal er gekeken worden in hoeverre de verschillende beloningsaspecten van de CEO en de institutionele kenmerken invloed uitoefenen op de mate van sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid van de onderneming. In tabel 5 zijn de ongestandaardiseerde

coëfficiënten en de significantieniveaus van de verschillende variabelen zichtbaar gemaakt. In model 1 is er alleen gekeken naar de invloed van de controlevariabelen op de prestaties van ondernemingen op het gebied van sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid. Bij de modellen 2a tot en met 2c is er gekeken naar de invloed die de beloningsvariabelen

afzonderlijk hebben op de prestaties van ondernemingen met betrekking tot de sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheid. Bij model 3 zijn alle gehanteerde

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

With this article the author intends to fill one of these gaps in the narrative of social history and focuses specifically on the experiences of teachers who taught

Figure 5.6: Plot of the Sensor Node Idle State Supply Current as Measured by the Sensor Node and the Tektronix DMM4050 Precision Digital Multimeter for 10 Nodes Descriptive

Niet alleen kunnen toponiemen binnen landschapshistorisch onderzoek te hulp worden geroepen om een historisch verhaal te reconstrueren, geografische namen kunnen door

De wijze waarop dit economisch motief voor de dag komt, soms in zijn uitwerking wordt geremd, soms wordt bevorderd en soms zelfs geheel schijnt te verdwij- nen, wordt voor een

Monster 3 bevat vrij veel in water oplosbare stikstof, veel fosfaat en zeer veel kali* In ver­ gelijking met monster 3 bevat monster 4 vat minder stikstof en iets meer fosfaat*

dat voor het verkrijgen van een tegemoetkoming in de schade die gemengde groepen van overwinterende ganzen en overige watervogels aan blijvend grasland buiten

De te beantwoorden kennisvraag draait om het habitatverlies dat voor vijf zeevogelsoorten (duikers, te weten Roodkeel- en Parelduikers (samen genomen), Jan-van-Gent, Grote

Toelichting van begrippen • Arbeidsopbrengst ondernemer = de vergoeding voor de arbeid die de ondernemer levert inclusief leidinggeven en het door hem gedragen ondernemersrisico in