• No results found

Uit de casestudies van de drie landen kan men een aantal thema’s onderscheiden die in de debatten over toetreding tot de euro in alle drie de landen naar voren komen. Deze thema’s zijn euroscepsis, de manier waarop de euro in de campagne wordt gepresenteerd, de rol van expertrapporten in het debat en de eventuele gevolgen van de euro voor de verzorgingsstaat. In dit hoofdstuk zullen deze thema’s per land besproken worden en zullen de verschillen en overeenkomsten uitgelicht worden.

Tabel 5.1 overzicht thema’s per land.

Euroscepsis Campagne Expertrapporten Verzorgingsstaat eigen beleid

beter dan EU

beleid euro als politiekproject

baten euro onzeker, kosten

hoog door asymmetrische

schokken

prijsstabiliteit leidt tot versobering van de verzorgingsstaat DK angst voor federalistisch Europa euro als economisch project baten euro onzeker, kosten euro laag mogelijke politieke unie een bedreiging

voor de verzorgingsstaat FI kans om Finse standpunten op Europese agenda te zetten

euro als politiek project

politieke baten euro groot, kosten

onzeker

manier om de verzorgingsstaat betaalbaar te houden Euroscepsis

Historisch gezien hebben de bevolkingen van Zweden, Denemarken en Finland altijd al een kritische houding tegenover Europese integratie gehad. Hierbij was steun voor Europese integratie het minst in Zweden en het meest in Finland. Er bestaan echter grote verschillen in de verdeling van euroscepsis in het politieke en sociale spectrum tussen de drie landen. In Zweden nemen vrijwel alle partijen een terughoudend standpunt in tegenover Europese samenwerking. Onder de bevolking staan met name jonge Zweden in grote steden positief tegenover Europese integratie, terwijl ouderen, mensen in rurale gebieden en sociaal kwetsbare groepen zich tegen verdere Europese integratie verzetten. Deze verdeling heeft te maken met het feit dat de EU in Zweden gezien wordt als een bedreiging voor de welvaartstaat en de sociale zekerheid.148 (Later in dit hoofdstuk wordt verder op dit aspect

ingegaan.) De houding van Zweden ten opzichte van de EU kenmerkt zich door een voorkeur voor de eigen manier van beleidsvoering boven die van een ander. Veel Zweden zijn erg tevreden over de manier waarop er in eigen land economisch en sociaal beleid gevoerd wordt.

148 Jonung & Vlachos, 2007, The Euro – What’s in it for me? An Economic Analysis of the Swedish Euro Referendum 2003, Stockholm: Swedish Institute for European Policy Studies, p.9.

Hierdoor verkiezen zij het Zweedse beleid boven Europees beleid, dat niet ontworpen is voor het Zweedse belang, maar ook rekening houdt met de belangen van andere lidstaten.149

In Denemarken is euroscepsis ook ruim vertegenwoordigd in de politiek. Over het algemeen is de steun onder centrumpartijen groter dan onder flankpartijen, maar alle partijen zijn zeer terughoudend waar het gaat om het afdragen van soevereiniteit aan Europese instituties. Politiek gezien komt euroscepsis in Denemarken voort uit een angst voor een federale Europese staat, waarin kleine lidstaten nauwelijks inspraak hebben op beleidsvoering. Daarom nemen de Denen het standpunt in vergelijkbaar met de Britten, dat de EU zich bezig moet houden met het faciliteren van de interne markt en zich zo min mogelijk in andere beleidsterreinen moet mengen. Zodat politieke autonomie in zoveel mogelijk beleidsterreinen in handen van de lidstaten blijft. Anders dan in Zweden manifesteert euroscepsis zich in Denemarken met name in stedelijke gebieden. In gebieden die afhankelijk zijn van landbouw of visserij is steun voor de EU het grootst, terwijl men in Kopenhagen het minste vertrouwen in Europese instellingen heeft. Een verklaring voor deze verdeling ligt in de voordelen die de agrarische sector in Denemarken van EU-lidmaatschap heeft ondervonden.150

Ook in Finland bestaan er twijfels over het functioneren en de legitimiteit van de EU en haar instellingen. Net als in Zweden wordt het gebrek aan direct inspraak en controle door burgers op Europese instellingen genoemd als voornaamste reden voor de Finse euroscepsis. Een groot verschil met Denemarken en Zweden is echter dat de politiek in Finland deze terughoudende houding van de bevolking niet heeft overgenomen. Sinds de toetreding van Finland in 1995, hebben de meeste partijen een pro-Europese koers gevolgd en bestond euroscepsis alleen onder kleine rechtse partijen. De Finse politiek zag de EU als mogelijkheid om meer invloed uit te oefenen op de internationale politiek. Daarom hanteerden de Finnen een strategie waarbij het land zich ontwikkelde als kernlidstaat van de EU om zo de Finse positie in Europa te consolideren. Deze aanpak had ook een uitwerking op de manier waarop de eigen burgers tegen Europese integratie aankeken. Doordat Finland een actieve rol innam in de Europese beleidsvorming, met Finse vertegenwoordigers op belangrijke Europese posten werden de Finnen zelf ook positiever over de EU. Net als in Zweden is er in Finland een onderscheid tussen de urbane en rurale bevolking, waarbij inwoners van stedelijke gebieden positiever tegenover de Europese integratie staan dan mensen op het platteland.151

Campagne

De manier van campagnevoering en de besluitvorming over wel of niet de euro invoeren van de euro verschilde in de drie landen. Waar de Denen meerdere malen de kans kregen zich vóór of tegen verdere Europese integratie uit te spreken middels een referendum, werd er in 149 Jungar. "Integration by different means Finland and Sweden in the EU." Scandinavian

Studies, vol.74, no.3 (2002) p.397.

150 Buch & Hansen,‘The Danes and Europe: From EC 1972 to Euro 2000; Elections, Referendums and Attitudes’, Scandinavian Political Studies, vol.25, no.1, (2002) p.15. 151 Jungar. "Integration by different means Finland and Sweden in the EU." Scandinavian

Finland meer waarde gehecht aan de bevindingen van een onderzoeksgroep die de voor- en nadelen van de euro in kaart moest brengen. Een belangrijk punt waarop de drie landen overeenkwamen was de brede politieke steun vóór invoering van de euro. Ondanks dat er in de drie nationale parlementen een ruime meerderheid was voor invoering van de euro, waren er elementen die konden voorkomen dat er over de invoering in een parlementaire stemming werd besloten. De Deense grondwet verplichtte de regering een referendum over het onderwerp te organiseren en de Zweedse traditie van het publieke debat maakte een referendum ook in Zweden een logische keuze. De Finnen kozen er daarentegen voor om door middel van een parlementaire stemming tot een besluit te komen. Vervolgens werd er een grootschalige informatiecampagne georganiseerd om de bevolking van de voordelen van de euro te overtuigen en op de invoering voor te bereiden.

In Zweden werd in de campagne vóór invoering ervoor gekozen om de focus breder te trekken dan de euro door de algehele voordelen van Europese integratie voor Zweden te benadrukken. Hierdoor werd de euro in eerste instantie als een politiek in plaats van een economisch project beschreven. Al snel bleek echter dat de Zweden het politieke element van de euro juist niet zo zagen zitten. Het vooruitzicht dat de euro wel eens een opstapje naar een politieke unie zou kunnen zijn, werd door veel Zweden als onwenselijk gezien. Daarnaast was men zeer tevreden over het monetaire beleid dat de Zweedse Riksbank in de voorgaande jaren gevoerd had en was het vertrouwen dat de ECB dit succes kon evenaren laag. Daarom veranderde de voorstanders van strategie en kwam de focus in de campagne te liggen op de economische voordelen van de euro. Omdat de boodschap nu was veranderd en de euro als economisch project werd voorgesteld, werd er ook kritischer gekeken naar de economische gevolgen van de euro.152 Hierdoor kregen de OCA-criteria van Mundell meer aandacht in het

debat. Als voornaamste baten van de euro werden efficiëntievoordelen aangedragen zoals de afname van transactiekosten bij internationale handel. Als grootste kosten werd gezien het verliezen van monetair beleid als instrument om schokken in de binnenlandse economie op te vangen. Vanwege de hoge werkloosheid en het gat in de overheidsfinanciën in Zweden op dat moment, werd verwacht dat Zweden extra kwetsbaar zou zijn voor asymmetrische schokken binnen de eurozone, wanneer het land niet meer in staat zou zijn om autonoom monetair beleid te voeren. Negatieve schokken zouden in dat geval een groot effect hebben op de werkgelegenheid in Zweden en tot een langdurige recessie kunnen leiden.153

In Denemarken vond de campagne over de invoering van de euro gefaseerd plaats. De reden hiervoor was dat Denemarken tijdens de onderhandelingen en implementatie van het verdrag van Maastricht al lid was van de EU. Toen echter bleek dat de Deense bevolking zich in een referendum tegen de ratificatie van het Verdrag van Maastricht uitsprak en met name tegen de invoering van een gemeenschappelijke munt, werd vastgesteld dat de Denen alleen de euro konden invoeren als in een nieuw referendum hiermee werd ingestemd. Toen de campagne voor dit nieuwe referendum in 1999 van start ging werd er door de voorstanders sterk ingezet op de economische voordelen die de euro met zich mee zou brengen. De 152 Jonung & Vlachos, 2007, The Euro – What’s in it for me? An Economic Analysis of the Swedish Euro Referendum 2003, Stockholm: Swedish Institute for European Policy Studies, pp.12-15.

153 Calmfors et al, 1997, EMU a Swedish Perspective, Boston: Kluwer Acadamic Publishers, pp.334-339.

toename van internationale handel en de werkgelegenheid die dit met zich mee zou brengen vormde de kern van de campagne. Ook in Denemarken verscheen een expertrapport over de gevolgen van toetreding tot de euro voor het land. Dit rapport kwam voort uit de onafhankelijke Økonomiske Råd en ondermijnde de strategie van de Deense regering, omdat de economische voordelen die door de regering aangedragen werden, in het rapport in twijfel getrokken werden.

De Økonomiske Råd concludeerde dat de economische voordelen van de euro gering en onzeker waren. Hierdoor mislukte de poging van de pro-euro campagne om de euro als een succesvol economisch project te verkopen. Dit gaf dan ook de ruimte voor tegenstanders om nationalistische en politieke argumenten tegen de invoering van de euro aan te dragen. Hierdoor verschoof de manier waarop de euro in het debat gepresenteerd werd van een economisch naar een politiek project. Uiteindelijk zorgde dit er ook voor dat de traditionele Deense bezwaren tegen Europese invloed op de nationale soevereiniteit van lidstaten de boventoon gingen voeren in het debat. Dit leidde tot een meer negatieve kijk op de euro in de publieke opinie en droeg uiteindelijk bij aan de afwijzing van de euro in het referendum in 2000.154

In Finland was er veel minder sprake van een uitgebreid publiek debat over de invoering van de euro omdat dit niet door middel van een referendum besloten hoefde te worden. Wel gaven Finse politici aan dat de overwegingen om de euro in te voeren meer politiek dan economisch van aard waren. Uitbreiding van de Finse invloedsfeer binnen de Europese instituties speelde hierbij een belangrijke rol, omdat dit de kern vormde van de Europese strategie die de Finnen hanteerden. In het Finse expertrapport over de gevolgen van de euro werden de onzekere economische gevolgen van de euro als minder belangrijk dan de politieke voordelen bestempeld.155

Expertrapporten

In alle drie de campagnes speelden rapporten opgesteld door expertgroepen een belangrijke rol. Alle drie de rapporten werden opgesteld met dezelfde onderzoeksvraag, namelijk wat de gevolgen van de invoering van de euro voor het desbetreffende land zouden zijn. Om deze vraag te beantwoorden kozen de drie expertgroepen ervoor om een kosten baten analyse te maken van de invoering van de euro, waarbij zij zich deels op de OCA-criteria van Mundell baseerden. Ondanks dat veel van uitkomsten uit deze rapporten vergelijkbaar zijn, is de invloed van de rapporten op de uitkomst zeer verschillend.

In Zweden werd het rapport EMU a Swedish perspective geschreven door de Ekonomiska Rådet onder leiding van Lars Calmfors. Het rapport stelde dat Zweden, ondanks dat het land er verdragsmatig toe verplicht was, niet tot de eerste eurolanden zou moeten behoren. De voornaamste reden hier voor was de Zweedse economie zonder het instrument van wisselkoersaanpassingen niet over de juiste middelen zou beschikken om effectief met asymmetrische schokken om te gaan. Vanwege de hoge werkloosheid en tekorten in de 154 Downs, ‘Denmark's Referendum on the Euro: The Mouse that Roared ... Again’, West European Politics, vol.24, no.1 (2001), p.224.

155 Pekkarinen et al, 1997, Monetary Union and Finland – Challenges of the Economy, Helsinki: Publications of the Prime Minister’s Office. pp.280-287.

overheidsfinanciën als gevolg van de economische crisis van het begin van de jaren 1990, zouden asymmetrische schokken zonder de mogelijkheid van wisselkoers aanpassingen tot een langdurige recessie en nog hogere werkloosheid kunnen leiden. Daarom werd er voorgesteld dat Zweden door middel van vrije wisselkoers en inflatietargets het best een autonoom monetair beleid kon blijven voeren totdat de overheidsfinanciën weer in balans waren en de werkloosheid gedaald. Ook werden in het rapport de politieke elementen van de euro in kaart gebracht. Hieruit kwam naar voren dat de Zweden er goed aan zouden doen om op den duur wel de euro in te voeren, omdat het land anders het gevaar liep om politieke invloed in de EU te verliezen. De onderzoekers zagen namelijk in de euro wel degelijk een mogelijkheid voor een proces van verdere politieke integratie. Als Zweden dit proces zou willen beïnvloeden was het echter noodzakelijk dat het land onderdeel van de eurozone zou zijn.156

Een interessant element in het Calmfors Rapport dat in de Criteria van Mundell niet is meegenomen, is dat ook de sociale elementen van een gemeenschappelijke munt geanalyseerd werden. Zo werd er vastgesteld dat er ten tijde van het rapport in 1996 onvoldoende steun was onder de Zweedse bevolking voor invoering van de euro en dat dit mogelijke handelsvoordelen van de euro, negatief zou kunnen beïnvloeden. Zo kon de veronderstelling van veel Zweden dat de invoering van de euro zou leiden tot prijsstijging, leiden tot een daling van consumentenvertrouwen en daarmee een stagnatie van de economie. Een van de aanbevelingen in het rapport was dan ook om de bevolking door middel van een uitgebreid publiek debat beter te informeren over de eventuele gevolgen van invoering van de euro.157

Het expertrapport in Denemarken had een zeer nadelig effect op de campagne voor de euro door de Deense regering. Anders dan in Zweden beperkte dit rapport zich uitsluitend tot de economische gevolgen van de euro en werden politieke en sociale gevolgen buiten beschouwing gelaten. De Deense Økonomiske Råd stelde dat de economische voordelen die de regering aan de euro toeschreef onzeker en beperkt zouden zijn. Gelijktijdig werd het risico dat Denemarken negatieve effecten van asymmetrische schokken zou ondervinden, ook als klein ingeschat vanwege de grote verbondenheid tussen de Duitse en de Deense economie.158

Volgens het rapport was er economisch gezien geen reden waarom Denemarken tot de euro zou moeten toetreden. Zij stelden voor dat de Denen middels het EMS-II hun valuta aan de euro zouden koppelen om zo wel te profiteren van de monetaire stabiliteit van de euro, maar de mogelijkheid te behouden om de koers weer te ontkoppelen mocht de economische situatie hier aanleiding toe geven. Mocht dit het geval zijn, dan zouden de Denen kunnen overstappen naar een systeem van vrije wisselkoersen en inflatietargets zoals in Zweden en het Verenigd Koninkrijk gehanteerd werden.159

156 Calmfors et al, 1997, EMU a Swedish Perspective, Boston: Kluwer Acadamic Publishers, p.276, 335.

157 Calmfors et al, 1997, EMU a Swedish Perspective, Boston: Kluwer Acadamic Publishers, p.338.

158 Kærgård et al, 2000, The EMU: Danish Exchange Rate Policy at a Crossroads, Kopenhagen: Økonomiske Råd, p.352.

159 Kærgård et al, 2000, The EMU: Danish Exchange Rate Policy at a Crossroads, Kopenhagen: Økonomiske Råd, p.353.

Het expertrapport in Finland onder leiding van Jukka Pekkarinen volgde een zelfde aanpak als het Zweedse rapport, door niet alleen naar de economische maar ook naar de politieke en sociale aspecten van de euro te kijken in hun analyse van de mogelijke effecten. Net als in Zweden concludeerden de Finnen dat de kans op asymmetrische schokken en de effecten hiervan op de Finse economie en werkloosheidpercentages een gevaar vormden. Daarentegen werd wel verwacht dat een toename van de onderlinge handel de kans op asymmetrische schokken zou verminderen en de economische structuren van eurolanden meer met elkaar zou synchroniseren. Politiek gezien werd de toetreding tot de eurozone als een belangrijke stap ervaren om de positie van Finland binnen de EU te versterken. Volgens het rapport zou Finland door buiten de eurozone te blijven zichzelf in een groot aantal beleidsterreinen buitenspel zetten, waardoor de algehele invloed die Finland op Europese besluitvorming kan uitoefenen zou verminderen.160 Een interessant verschil met het Zweedse

rapport is dat de Finnen een constructie van een vaste wisselkoers ten opzichte van de euro zoals in Denemarken, als een realistischer alternatief zagen dan een systeem van vrije wisselkoersen zoals in Zweden. Volgens het Pekkarinen rapport was de Finse economie te klein om zonder directe koppeling aan de euro voldoende monetaire stabiliteit en geloofwaardigheid te hebben om een stabiele wisselkoers te hanteren. Hierbij speelde de ervaringen met een eerdere periode van vrije wisselkoersen van de Finse markka aan het begin van de jaren 1990 een rol in de negatieve waardering van deze optie.161

De Scandinavische verzorgingsstaat

Een belangrijke factor in de overweging om wel of niet deel te nemen aan de euro was het voortbestaan van de Scandinavische verzorgingsstaat. Zowel Zweden, Denemarken en Finland kenmerken zich door een systeem van genereuze sociale voorzieningen en een hoge organisatiegraad onder werknemers en werkgevers op de arbeidsmarkt. Met name in de jaren 1970 en 1980 verwierf het Scandinavische model van de verzorgingsstaat internationale bekendheid vanwege de succesvolle manier waarop kapitalisme gecombineerd werd met sociale aspecten als gelijkheid en een universele levenstandaard. Ondanks verschillen tussen de systemen in de verschillende landen, is een algemeen kenmerk van het systeem dat de inwoners van deze landen een relatief hoog percentage belasting betalen. In ruil daarvoor kunnen inwoners van deze landen gebruik maken van riante voorzieningen op het gebied van pensioenen, arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, ziektekosten en ouderschapsverlof. Een ander belangrijk kenmerk is de grote van mate van organisatie op de arbeidsmarkt. Dit betekent dat loon- en cao-onderhandelingen collectief plaatsvinden tussen werknemers en werkgeversorganisaties. Ondanks dat economische stagnatie in de jaren 1990 leidde tot een versobering van het sociale model, genieten inwoners van Zweden, Denemarken en Finland nog steeds de hoogste mate van sociale zekerheid in Europa.162

160 Pekkarinen et al, 1997, Monetary Union and Finland – Challenges of the Economy, Helsinki: Publications of the Prime Minister’s Office, p. 234.

161 Pekkarinen et al, 1997, Monetary Union and Finland – Challenges of the Economy, Helsinki: Publications of the Prime Minister’s Office, p.178.

162 Lindgren, 2011, The Variety of Capitalism in Sweden and Finland – Continuity through Change in Uwe Becker et al, Varieties of Capitalism in Small States, Amsterdam: Amsterdam University Press, pp. 67-69.

In zowel Zweden als Denemarken speelde het voortbestaan van dit systeem een belangrijke rol in de beslissing zich wel of niet aan de derde fase van de EMU te committeren.