• No results found

Net als Zweden trad Finland op 1 januari 1995 toe tot de EU. Voor deze toetreding werd net als in Zweden, Oostenrijk en Noorwegen een referendum georganiseerd. In dit referendum stemde 56,9 % voor toetreding. De belangrijkste redenen voor toetreding waren toegang tot de Europese interne markt, de toetreding van Zweden en Noorwegen en het einde van de koude oorlog. Tijdens de koude oorlog was het ondenkbaar dat Finland tot de EEG zou toetreden vanwege de nauwe sociale en economische banden die de Finnen met de Sovjet-Unie onderhielden. Na de Koude Oorlog was de politiek in Finland op zoek naar een manier om zich als West-Europees land te profileren. Het lidmaatschap van de EU werd gezien als een goed middel om dit te bereiken.128 De Finse economie was hard getroffen door de financiële

crisis van begin jaren 1990, maar door effectief ingrijpen door het ministerie van financiën en de Finse Centrale Bank, was de Finse economie in 1995 goed op weg naar een volledig herstel.129

In 1995 voldeed Finland aan bijna alle eisen die aan lidmaatschap tot de EMU verbonden waren. De inflatie was met 1% de laagste van de EU en de staatsschuld bedroeg 59,2%. Het begrotingstekort bedroeg in 1995 5,2% waarmee het hoger was dan de toegestane 3%, maar de verwachting was dat dit tekort in de daaropvolgende jaren zou dalen naar een waarde lager dan 3%. Wat betreft het criteria van wisselkoersstabiliteit was er voor de Finnen meer werk te verzetten. De Finse markka was geen onderdeel van het EMS, omdat de munt in het begin van de jaren 1990 sterk in waarde was gedaald. De waarde herstelde echter in de eerste helft van de jaren 1990 waarna de markka in 1996 alsnog tot het EMS toetrad. In het convergentierapport van het Europees Monetair Instituut wordt geconcludeerd dat Finland ondanks dat het land nog herstellende is van een recessie, goed op weg is richting een mate van convergentie die lidmaatschap tot de EMU mogelijk moet maken.130

Net als in Denemarken en Zweden leefden er in Finland eurosceptische sentimenten onder de bevolking. Deze sentimenten speelden een rol bij het referendum over toetreding maar ook in de periode na toetreding bleven ze van kracht. In het algemeen denken Finnen minder negatief over Europese integratie dan de Zweden en de Denen, maar het merendeel van de Finnen zegt geen positieve gevolgen van het lidmaatschap te ervaren.131 De

belangrijkste twijfels onder de Finse bevolking bestaan over de democratische legitimiteit van Europese instituties en het afdragen van bevoegdheden van de nationale overheid naar deze instituties.

128 Jungar. "Integration by different means Finland and Sweden in the EU." Scandinavian

Studies, vol.74, no.3 (2002) p.398.

129 Salo, 2006, Finland – From a Crisis to a successful Member of the EU and EMU, Working Paper Central bank Of Finland, Helsinki: Suomen Pankki, p.4.

130 Europees Monetair Instituut, 1996, Voortgang naar Convergentie 1996, Frankfurt am Main: Europees Monetair Instituut, p.86, 87.

131 Europese Commissie, 1995, Eurobarometer 43, public opinion in the European Union, Brussel: Europese Commissie, pp.66-69.

Over het algemeen zijn mensen in het zuiden van het land en de inwoners van stedelijke gebieden positiever ten opzichte van Europese integratie, terwijl de bevolking in de rurale gebieden in het noorden meer eurosceptisch is.132

Waarin Finland erg verschilt van Zweden en Denemarken is de manier waarop de Finse politiek zich binnen Europa geprofileerd heeft. Men verwachtte na de toetreding van zowel Zweden als Finland in 1995 dat beide landen thema’s op de Europese agenda zouden zetten die geassocieerd worden met het Scandinavische model van de verzorgingsstaat. Maar de opstelling van de drie landen tijdens Europese onderhandelingen kende grote verschillen. De Zweden kenmerkten zich door hun aarzeling en onwil ten opzichte van Europese integratie. Ze wilden graag hun eigen visie verkondigen, maar waren nauwelijks bereid om compromissen te sluiten, omdat dit tot beleid zou leiden dat minder goed was dan het Zweedse alternatief.133 De Denen wilden vooral voorkomen dat de EU enige zeggenschap zou

krijgen over beleidsterreinen, die met de verzorgingsstaat te maken hadden en hadden daarom geen belang bij het promoten van elementen uit het Scandinavische model binnen Europese instituties. De Finnen daarentegen waren wel degelijk bereid om compromissen te sluiten om zo Europese instanties van mandaat te voorzien om waarden met betrekking tot de verzorgingsstaat te beschermen. Daarnaast zagen Finse politici de EU als een goed platform om internationaal meer invloed te hebben en slaagde Finland erin om een aantal landgenoten op belangrijke posities binnen de EU te krijgen.134

In de onderhandelingen over toetreding hadden de Finnen zich in principe al gecommitteerd aan deelname tot de EMU en later de euro.135 In de aanloop naar de invoering

van de euro toen bleek dat Finland aan alle voorwaarden, van het Verdrag van Maastricht, voldeed werd dit door de Finse regering opnieuw bevestigd. De Finse regering onder leiding van de sociaaldemocratische premier Paavo Lipponen bracht in 1996 een verklaring naar buiten met het voornemen van de regering om tot de landen die als eerste de euro zouden invoeren te behoren. De coalitie van Lipponen, ook wel de regenboogcoalitie genoemd, bestond uit vijf partijen, die bijna het volledige politieke spectrum bestreken. De twee grootste partijen, de sociaaldemocraten en de conservatieve Nationale Coalitiepartij, waren uitgesproken voorstanders van deelname aan de euro. Ook de Zweedse Volkspartij in Finland, die zich met name inzette voor de rechten van de Zweedstalige minderheid in Finland, was voor lidmaatschap. De twee andere partijen in de coalitie, de Groene Liga en de Linkse Alliantie waren principieel tegen lidmaatschap. Zij werden later (1999) echter overtuigd door de brede steun die er binnen vakbonden en het bedrijfsleven voor lidmaatschap was. Desondanks liet de Groene Liga haar parlementariërs de keuze of zij vóór of tegen stemden.136

132 Jungar. "Integration by different means Finland and Sweden in the EU." Scandinavian

Studies, vol.74, no.3 (2002) p.400.

133 Bult, Finland en de EU: “van Laatkomer tot Voorzitter”, International Spectator, vol. 60, no. 9 (2006) pp.425-427.

134 Jungar. "Integration by different means Finland and Sweden in the EU." Scandinavian

Studies, vol.74, no.3 (2002) p.397.

135 Mayes, “Finland: The Nordic Insider”, Cooperation and Conflict, vol.39, no.2 (2004) p.185.

136 Tiilikainen, “Finland: Any lessons for the euro‐outsiders?” Journal of European Integration, vol.27, no.1 (2005) pp.26-27.

Net als in Zweden werd er door de Finse regering eerst een expertgroep aangesteld om de consequenties van lidmaatschap tot de derde fase van de EMU voor Finland in kaart te brengen. Dit rapport geschreven door een commissie onder leiding van Jukka Pekkarinen, hield in grote lijnen dezelfde structuur aan als het rapport dat in Zweden door de commissie Calmfors geschreven werd.137 Dit werd gedaan vanwege de grote overeenkomsten tussen

beide landen zowel economisch, politiek als sociaal. Zo worden beide economieën gekenmerkt door de grote afhankelijkheid van hout en telecommunicatie, hebben beide landen een uitgebreid systeem van sociale zekerheid en zijn zowel de Finnen als de Zweden kritisch ten opzichte van Europese integratie.138139

Vanwege deze gelijkenissen tussen beide landen kwam de inhoud van beide expertrapporten in grote mate overeen. Desondanks waren de uitkomsten van beide rapporten zeer verschillend. Het Calmfors rapport kwam tot de conclusie dat Zweden in eerste instantie niet tot de derde fase van de EMU moest toetreden, maar een systeem van zwevende wisselkoersen zou moeten hanteren.140 Het Pekkarinen rapport kwam echter tot de conclusie

dat er ondanks bepaalde onzekerheden over de economische gevolgen, de Finse regering ernaar zou moet streven om tot de eerste landen die de euro invoeren te behoren.141 Het

rapport concludeerde dat, los van de economische dimensie van de euro, de gemeenschappelijke munt goed aansloot bij de politieke agenda die Finland ten opzicht van Europa nastreefde. Door vanaf het begin deel te nemen, konden de Finnen invloed uitoefenen op het beleid en zichzelf verder manifesteren als een invloedrijke en pragmatische lidstaat van de EU.142

Het verschil in uitkomst tussen beide rapporten is volgens adviseur van de Finse centrale bank David Mayes toe te schrijven aan het alternatief dat beide expertgroepen hanteerden. Omdat Finland een klein land is, zowel in termen van BBP als in inwoneraantal was als het alternatief voor toetreding tot de euro volgens Pekkarinen een constructie waarin de markka nauw verbonden zou zijn aan de eurozone. Dit zou betekenen dat er een constructie zoals die van Denen zou moeten worden gevonden waardoor de kredietwaardigheid en prijsstabiliteit van de nationale munt aan die van de euro verbonden zou worden. De Zweden zagen echter een constructie zoals die van het Verenigd Koninkrijk als alternatief voor de euro. Dit zou betekenen dat er variabele wisselkoersen zouden zijn en prijsstabiliteit door middel van inflatie targets behaald zou worden. Dit alternatief werd door 137 Novack, 1999, The Different Approaches of Two Neighbors: The Finnish and Swedish Decisions on Participating in the Third Stage of EMU, London: London School of Economics and Political Science (working paper) p.7.

138 Mayes,“Finland: The Nordic Insider”, Cooperation and Conflict, vol.39, no.2 (2004) p.185.

139 Novack, 1999, The Different Approaches of Two Neighbors: The Finnish and Swedish Decisions on Participating in the Third Stage of EMU, London: London School of Economics and Political Science (working paper) pp.8-9.

140 Calmfors et al, 1997, EMU a Swedish Perspective, Boston: Kluwer Acadamic Publishers, pp.334-339.

141 Pekkarinen et al, 1997, Monetary Union and Finland – Challenges of the Economy, Helsinki: Publications of the Prime Minister’s Office, pp.280-287.

142 Mayes, “Finland: The Nordic Insider”, Cooperation and Conflict, vol. 39, no.2 (2004) p.186.

de Finse commissie echter als onhaalbaar gezien omdat de Finse economie te klein en te afhankelijk van de eurozone zou zijn om effectief eigen beleid te voeren. Volgens Mayes komt het verschil in uitkomst voor een belangrijk deel voort uit de perceptie in beide landen over de grootte van de binnenlandse economie. Ondanks dat Zweden qua BBP en inwoneraantallen twee keer zo groot is als Finland, is er economisch gezien geen definieerbare distinctie tussen een groot en een klein land in economische termen.143

Oppositiepartijen in het Finse parlement waren allemaal tegen deelname aan de euro mits er eerst een referendum georganiseerd werd. Anders dan in Denemarken was het in Finland niet verplicht om de bevolking over dergelijke zaken door middel van een referendum te raadplegen. Uiteindelijk volgde er op 24 februari 1998 na aanleiding van het Pekkarinen

rapport een stemming in het Finse parlement. Hierbij stemden 135 van de 200

parlementsleden vóór toetreding tot de euro.144Daarnaast werden verschillende maatregelen

getroffen om aan de convergentiecriteria te voldoen. In het convergentierapport van de ECB in 1998 voldoet Finland aan bijna alle gestelde criteria. Het inflatiepercentage op basis van de geharmoniseerde consumentenprijsindex lag met 1,3% ruim onder de referentiewaarde. Het begrotingstekort bedroeg 0,9% met de verwachting dat er in 1998 een begrotingsoverschot van 0,3% zou zijn. De staatsschuld werd met 53,3% door de ECB als houdbaar beoordeeld en zou naar verwachting in de komende jaren verder dalen. Ook de lage rente en de balans op de lopende rekening zorgden niet voor problemen voor invoering van de euro. Over de onafhankelijkheid van de Finse Centrale Bank schrijft de ECB dat een doorgevoerde wetsherziening het functioneren van Finse Centrale Bank in overeenstemming brengt met de eisen in het Verdrag van Maastricht. Alleen op het gebied van wisselkoersen voldeed Finland in 1998 nog niet aan het convergentiecriteria. De Finse markka nam in maart 1998 toen het rapport uitgegeven werd, pas 16 maanden deel aan het EMS, maar in deze periode bleef de koers dichtbij de vastgestelde referentiewaarde.

Uiteindelijk werd er begin mei 1998, tijdens een ECOFIN- en Raadsbijeenkomst in Brussel, officieel besloten dat Finland samen met tien andere landen de eerste zou zijn die de gemeenschappelijke munt zouden invoeren.145 Het hoofd van de Finse Centrale Bank, Sirkka

Hämäläinen werd gekozen als lid van de executive board van de ECB voor de eerste vijf jaar. Dit was een opsteker voor de Finse politiek, die de benoeming zag als een bevestiging dat lidmaatschap tot de euro, Finland meer politieke inspraak gaf.146 Uiteindelijk werd de euro op

1 januari 2002 het wettige betaalmiddel in Finland.

143 Mayes, “Finland: The Nordic Insider”, Cooperation and Conflict, vol. 39, no.2 (2004) p.185.

144 Tiilikainen, “Finland: Any lessons for the euro‐outsiders?” Journal of European Integration, vol.27, no.1, (2005) p.29.

145 Novack, 1999, The Different Approaches of Two Neighbors: The Finnish and Swedish Decisions on Participating in the Third Stage of EMU, London: London School of Economics and Political Science (working paper) p.9.

146 Tiilikainen, “Finland: Any lessons for the euro‐outsiders?” Journal of European Integration, vol.27, no.1, (2005) p.30.

Deelconclusie Finland

Hoewel de situatie van Finland vergelijkbaar is met die van Zweden ten tijden van toetreding tot de EU, zijn er grote verschillen in de manier waarop beide landen hun EU-lidmaatschap hebben vormgegeven. Terwijl de Zweden de Zweedse manier van beleidsvoering wilden exporteren naar de rest van de EU, kozen de Finnen voor een meer pragmatische aanpak waarbij ze door compromissen te sluiten een centrale positie in de EU wilden innemen. Vanuit deze positie konden de Finnen beleid vanuit de bestaande Europese wetgeving en instituties beïnvloeden om zo Finse belangen te behartigen. Daarom besloot de Finse politiek in een vroeg stadium dat zij zich wilde committeren aan deelname aan de euro. Een expertgroep had eerder vastgesteld dat de economische consequenties van een eventuele toetreding tot de euro door veel onduidelijkheid omgeven werden. Maar deelname was volgens de experts wel noodzakelijk wilde Finland haar invloed binnen de EU uitbreiden. Daarnaast stelde men vast dat het alternatief van een vaste wisselkoers ten opzichte van de euro, zowel economisch als politiek nadelige gevolgen voor Finland zou kunnen hebben.

Met deze kennis beschouwde de Finse regering de euro dan ook als een politiek project, dat de mogelijkheid met zich meebracht om meer invloed op Europees beleid uit te oefenen. Naleving van de eisen voor deelname aan de euro zorgde verder niet voor problemen, waardoor de Finnen relatief gemakkelijk tot de euro konden toetreden. Een belangrijk verschil met Denemarken en Zweden is echter dat de Finnen geen referendum over toetreding georganiseerd hebben, waardoor de bevolking niet de kans had om zich direct uit te spreken vóór of tegen de euro. Opiniepeilingen uit het eind van de jaren 90 laten zien dat er geen absolute meerderheid onder de bevolking was voor toetreding. Doordat Zweden en Denemarken uiteindelijk van deelname afzagen, was Finland de enige noordelijke lidstaat binnen de eurozone. Volgens Mayes heeft dit ertoe geleid dat de rol van de Finnen binnen de eurozone vergroot wordt, omdat zij in zekere zin Noord-Europa vertegenwoordigen binnen de eurozone. Dit kan dan ook een verklaring zijn voor het grote aantal Finnen binnen de ECB en DG Financiën.147

147 Mayes, “Finland: The Nordic Insider”, Cooperation and Conflict, vol.39, no.2 (2004) pp. 190-191.