• No results found

V LAANDEREN EN IN RELEVANTE BUURLANDEN

1 S TAND VAN DE BOSEXPLOITATIE IN V LAANDEREN

1.2 Terreinbezoeken in de Vlaamse bossen

1.2.1 Dataverzameling

In de loop van het seizoen 2003-2004 werden 31 exploitaties over gans Vlaanderen bezocht. Het doel hiervan was om een beeld te krijgen van hoe in de verschillende Vlaamse regio’s geëxploiteerd wordt, wat de voornaamste knelpunten zijn en welke kennis rond dit thema verspreid aanwezig is bij beheerders.

Tijdens deze terreinbezoeken werden visueel waarneembare gegevens verzameld op een gestandaardiseerde manier, namelijk door het invullen van het onderstaande formulier (Figuur 15). Speciale aandachtspunten werden genoteerd en op bijna elke locatie werden foto’s gemaakt.

datum: Algemene informatie over bos:

naam: locatie: oppervlakte: eigenaar: bodem: typering: houtsoort(en): volume: sortimenten: werkwijze: voorafgaande weersomstandigheden: helling: Nakijken:  stapelplaats  toestand boswegen  machines  vaste uitsleeppistes  bodemverstoring  sporen in het bestand

 minimale – maximale – gemiddelde spoordiepte  schatting bereden oppervlakte

 sleepschade aan stamvoeten + waar  stamschade van vallende bomen  gebroken takken in kronen  schade aan verjonging  chemische vervuiling  andere???

Figuur 15: Terreinformulier

1.2.2 Resultaten

Om de bevindingen van deze terreinbezoeken zo overzichtelijk en volledig mogelijk weer te geven, worden ze samengevat in de tabel in bijlage 2. De voornaamste aandachtspunten worden in de volgende paragrafen kort samengevat.

Een belangrijk aandachtspunt is dat alle verzamelde gegevens schattingen van visueel waarneembare zaken zijn. Er werden dus geen metingen verricht naar onzichtbare schade zoals bijvoorbeeld bodemverdichting. Schatting van oppervlaktes gebeurde eveneens op het zicht. Ook belangrijk om weten is dat deze survey geen random steekproef over alle Vlaamse exploitaties is; vaak werden in samenspraak met beheerders net die terreinen bezocht waar omwille van uiteenlopende redenen overmatige schade was opgetreden. Toch geven deze terreinbezoeken al een goed beeld van de toestand van bosexploitatie in Vlaanderen.

1.2.3 Conclusies over bezoeken aan exploitaties in Vlaanderen

De exploitaties waarbij het minst schade optreedt, zijn die waarbij geen machines in de bestanden komen, dus ruimen van lichte sortimenten met paard, lier of kabelkraan. Dit zijn echter de uitzonderingen; meestal komen er wel machines in de bestanden, en dan zeker als het om zwaardere sortimenten gaat.

Opvallend is dat volledig gemechaniseerde exploitatie (met harvester en forwarder) meestal gunstig scoort als een systeem van parallelle ruimingtracés (vaste ruimingspistes) werd gebruikt. Sommige goede harvestermachinisten rijden op eigen initiatief zo door het bos. Indien de beheerder zelf de pistes zou aanduiden, zou de methode nog beter werken met minder oppervlakte verdichte bodem. Harvester en forwarder zijn echter geen verzekering op succes. Op natte bodems kunnen deze zware machines diepe rijsporen veroorzaken. In sommige gevallen rijden de machines kris-kras door het bestand, bijvoorbeeld omdat de schalmen in een donker Douglasbestand onzichtbaar zijn vanuit de cabine.

Het bodemtype en de actuele vochttoestand zijn sterk bepalend voor de graad van bodemschade die optreedt bij exploitatie. Zo is er op goed gedraineerde zandbodems overwegend weinig zichtbare schade. Op meer lemige bodems kunnen machines met een groot draagvlak zonder diepe insporing rijden tijdens een langdurige droogteperiode, zoals bijvoorbeeld de zomer van 2003. De ‘zwaarste’ schadegevallen zijn voornamelijk te situeren op zandleem- en leembodems, die tijdens een vochtige periode met machines bereden waren. De invloed van vorst blijkt erg beperkt te zijn op de bezochte locaties. Meestal vriest het niet lang en hard genoeg om de minerale bodem onder de isolerende strooisellaag te doen bevriezen. Ruiming van hout tijdens een dooiperiode is helemaal nefast, omdat de bodem dan dikwijls waterverzadigd en erg kwetsbaar is.

Schade wordt echter niet alleen bepaald door de omstandigheden binnen het bosbestand. De inrichting van het bos kan ook een rol spelen, bijvoorbeeld de aanwezigheid van voldoende grote stapelplaatsen en een goed onderhouden boswegennet dat bruikbaar is voor een geladen vrachtwagen. Bosranden worden vaak kapot gereden wanneer ze gebruikt worden als geïmproviseerde stapelplaats. Wegen worden meestal aan gort gereden op plaatsen waar ze al gebrekkig onderhouden waren vóór de exploitatie. Als de draagkracht net te laag is om een vrachtwagen te laten passeren, zal deze ofwel vast rijden, of anders wordt heel vaak heen en weer gereden met uitrijcombinaties of slepende boomstammen. In elk van deze gevallen loopt een bosweg schade op. Dit mag dan weinig ecologisch relevante schade inhouden; het is wel een praktisch probleem met zware financiële gevolgen (voor herstel) en ontoegankelijkheid van het bos voor recreanten.

De factor ‘exploitant’ blijkt in vele gevallen cruciaal te zijn. Moeilijke exploitaties die goed afgelopen zijn, zijn heel vaak diegene waarbij de boswachter weet te vertellen dat de exploitant een goede reputatie heeft. Omgekeerd geldt hetzelfde, het werk van exploitanten met een slechte reputatie was helaas te aanschouwen in verschillende bossen. Het is echter niet de onkunde van de exploitant die meestal aan de basis van de onaanvaardbare schade ligt, maar gebrekkige instructies, krappe timing en slechte wil. Het verder professionaliseren van de exploitatiesector is dringend nodig.

De invloed van de boswachter op het resultaat van een exploitatie kan enorm zijn. Sommige boswachters controleren exploitanten in hun gebied dagelijks; hierdoor zijn ze goed op de hoogte van wat in de bossen gebeurt en zijn ze in staat om in onderling overleg problemen op te lossen. Een nadeel is dan weer dat veel beheerders de klemtoon leggen op zichtbare

schadevormen, zoals schade aan bomen, bodemverwonding en instulping. Beschadigingen van bomen zijn dan ook eerder zeldzaam. Een schadevorm met vergaande consequenties zoals bodemverdichting wordt meestal als weinig relevant afgedaan, met het gevolg dat exploitanten aangemoedigd worden om weinig zichtbare schade te maken. Een voorbeeld hiervan is het spreiden van verkeer van zware machines doorheen het bestand. Een aanbeveling naar de kant van de beheerder toe is dan ook een vorm van bijkomende opleiding over exploitatieschade, met nadruk op de bosbodem.

In sommige gevallen worden de bijzondere exploitatievoorwaarden of instructies van de boswachter niet nageleefd door de exploitant. Dit gebeurt opzettelijk (bv. exploiteren tijdens de vakantie van de boswachter) of onbewust (bv. als de informatie die de beheerder aan de houtkoper gaf, niet doorstroomt naar de exploitant die in onderaanneming van de koper werkt). In uitzonderlijke gevallen wordt zware schade aan de bosbodem veroorzaakt, omdat de exploitant geen gebruik mag maken van de boswegen. Dit is duidelijk vermijdbare schade! Tijdens de terreinbezoeken is heel vaak gebleken dat met de ruiming van het kruinhout meer schade berokkend wordt dan met het uitslepen van zware boomstammen. Dit opmerkelijk gegeven heeft verschillende redenen:

 de afvoer van kruinhout gebeurt na de ruiming van stammen, en daardoor meestal later in de winter als het bodemvochtgehalte hoger is

 meestal ruimen (ongeschoolde) particulieren het kruinhout i.p.v. professionele exploitanten

 deze particulieren beschikken bijna nooit over geschikte voertuigen om in het bos te werken; meestal gaat het dan om landbouwtractoren en karren met smalle banden  kruinhout ligt meestal verspreid en is zwaar, waardoor mensen proberen om met hun

machine zo dicht mogelijk bij het hout te komen. Hierdoor worden soms grote bodemoppervlaktes verstoord.

Schade door de ruiming van kruinhout kan vermeden worden door strikte controle (niet alleen van de ruiming van stamhout) of door meer kruinhout te laten liggen. Deze laatste optie is het minst arbeidsintensief voor de beheerder, en zorgt bovendien voor meer dood hout in de Vlaamse bossen.

In enkele bossen, voornamelijk op zure lemige bodem, werden in pas gedunde bestanden nog duidelijke sporen van de vorige dunning teruggevonden. Het ging dan om microreliëf of tredvegetatie, wat er op wijst dan in veel bossen de bodemschade veroorzaakt door zware machines zich niet herstelt binnen de termijn van één omlooptijd. Om cumulatieve effecten te vermijden, is het gebruik van vaste ruimingspistes dan ook aan te bevelen.

Tot slot moet nog vermeld worden dat verscheidene exploitaties, zelfs moeilijke, tot een goed einde konden gebracht worden dankzij een degelijke planning en een goede communicatie tussen beheerder en uitvoerder. Ook exploitaties in eigen regie of door eigen arbeiders leveren doorgaans weinig schade in het bos op (bv. Rodenberg in Heuvelland, Aelmoeseneiebos in Gontrode).