• No results found

4 Het fysieke lichaam: anatomie en verwondingen in de boeteregisters

2.8 Termen die buiten de partonomie vallen

Verschillende termen vallen buiten de hierboven geschetste partonomie, hetzij omdat het lichaamsvloeistoffen of -afscheidingen zijn (en dus geen lichaamsde-len), hetzij omdat het algemene termen zijn die op meerdere plekken in het li-chaam voorkomen. Ze worden hieronder in vier groepen behandeld: 1) lili-chaams- lichaams-vloeistoffen en afscheidingen; 2) algemene lichaamsdelen; 3) termen die samen-hangen met verwondingen; 4) een restgroep.

In de boeteregisters worden situaties geschetst waarin mensen worden geschopt, geslagen en op de grond worden geworpen om dan nogmaals geschopt en geslagen te worden. Daarom treffen we er lichaamsvloeistoffen en excrementen aan, die als gevolg van deze handelingen uitgescheiden kunnen worden. Zo vinden we bij de verwondingen van het oog de ‘traan’ (tar) beschreven in bepalingen waarin verteld wordt dat de oogkas of het ooglid zodanig beschadigd is, dat het oog van het slachtoffer tegen diens wil traant. Iets dergelijks treffen we aan bij de verwondin-gen aan de neus: daar worden onder andere gevallen beschreven waarbij de neus zodanig ingescheurd is dat het slachtoffer zijn ‘snot’ (snotta) of ‘slijm’ (saver) niet meer kan ophouden. Ook verwondingen aan de mond kunnen een ‘ongewilde speekselvloed’ (spedelspring) teweeg brengen (‘speeksel’, spedel). Een zware mole-statie, die we onder verschillende benamingen aantreffen (soldede, dathswima), zorgt er soms voor dat het slachtoffer bewusteloos blijft liggen in zijn eigen

lasting’ (quad, threk). De ‘urine’ (mese) ten slotte wordt in twee contexten ge-bruikt in de boeteregisters. Als een vrouw zozeer aan haar geslachtsdelen verwond is dat zij haar urine niet kan ophouden, dan is een bepaalde compensatie vereist.

Twee lichaamsvloeistoffen resten ons nog: ‘bloed’ (blod) en ‘zweet’ (swet). Bloed komt vele malen voor in het corpus, maar zweet veel minder. Hoewel zweet op het gehele lichaam op kan treden, gaat het in de gevonden vermeldingen om zweet van het voorhoofd dat samen met het bloed van een verwonding aan de wenkbrauw in het oog loopt.53

De tweede restgroep bestaat uit termen voor lichaamsdelen die niet aan een be-paald lichaamsdeel te verbinden zijn, zoals de ‘pezen’ (sine) en de ‘botten’ (ben) of het ‘gebeente’ (benete), die door het hele lichaam te vinden zijn. Hetzelfde geldt voor ‘vlees’ (flask) en ‘merg’ (merch). De ‘aderen’ (eddre) lopen ook door het ge-hele lichaam, maar komen nauwelijks voor in de boeteregisters, waarschijnlijk omdat zij niet als afzonderlijke eenheden gezien werden of behandeld konden worden. Het doorsnijden van een pees veroorzaakt immers zichtbare uitval, en dat was te meten en te kwantificeren. Aderen kunnen artsen pas sinds de moder-ne tijd weer aan elkaar naaien. Een middeleeuwse arts kon ze hoogstens dicht-branden of afbinden om het bloeden te stoppen.

Sommige van de genoemde termen komen op een beperkt aantal locaties op het lichaam voor, zoals ‘kraakbeen’ (gristel), dat bij de neus, de oren en het strotten-hoofd wordt onderscheiden. Van de ‘adem’ (ethma, omma) zou wellicht verwacht mogen worden dat deze uitsluitend bij de mond en de neus wordt genoemd. De boeteregisters noemen de adem echter vaak in verband met het naar buiten treden ervan via onnatuurlijke uitgangen, namelijk wanneer iemand zodanig verwond is (meestal aan zijn borst), dat er sprake is van omma utgong ‘het naar buiten treden van de adem’.

Het woord wach ‘(scheidings)wand’ wordt voor het tussenschot van de neus en neusvleugels, scheidingsvliezen in de ingewanden, de buik en de borst gebruikt, en zelfs om de buitenzijde van de lip en de binnenzijde van de lip aan te duiden, wanneer deze doorboord wordt.

Ten slotte enkele woorden die wat meer uitleg vergen. Er zijn enkele termen overgeleverd voor ‘huid’ (fel, filmene, hed), waarvan fel de meest frequente is. Dit woord betekent echter tevens ‘vel, membraan’ in helibrede fel ‘hersenvlies’. Het Oudfries levert ten slotte twee termen op voor ‘gewricht’: hwerfta, dat slechts een maal voorkomt (uiteraard weer in het Boeteregister van Kampa Jeldric) en

litha-let, dat niet in de boeteregisters, maar in de Fia-eth voorkomt.54

De derde restgroep hangt samen met verwondingen. Omdat de boeteregisters over verwondingen in alle soorten en maten gaan, heeft dit een speciaal jargon op-geleverd. Zo wordt de ‘rand van een wond’ (ende) benoemd, evenals een ‘afge-houwen stuk vlees’ (lappa) en ‘etter’ (smere). Voor een aantal termen is men te rade gegaan bij de geografie: een scheiding tussen twee bloedende wonden heet een dom (letterlijk ‘dam’) of middeldom (‘tussendam’) en een onbeschadigd stuk

53 H XII,34 (BHu). 54 Zie hierboven, §1.2.

Tabel 11 Partonomie in het Oudfries (voornamelijk op basis van de boeteregisters)

1 Lichaam

lijk (hre)

lijf/leven (lif) (ook: ‘romp’) lijf/lijk (lik) (ook: ‘lijk’) lichaam (likhama)

2 Hoofd

hoofd (haved, holla, meldke, kop) behaarde hoofdhuid (swarde) brein (brein)

schedelgebied (breinklova) hersenpan (breinpanna) hersenvlies (helibrede)

gezicht (ondlete) (wlite: alleen in

wli-tewlemmelse)

gelaatskleur (bli)

voorhoofd / voorste gedeelte van de mond (forhaved / farahaved)

natuurlijke opening in de schedel (hol) rimpel (leseke, wirsene)

oog (age) oogbol (agappel)

pupil (sia: alleen in siawerdene) wenkbrauw ([ag]bre)

oogkas (aghring) oogholte (kolk) ooglid (aghlid)

bovenste ooglid (ura hlid) onderste ooglid (nithere hlid)

wimper (omschreven in faxfeng on tha

age)

ooghoek (ongneil) (ook ‘nagelzweer’) ooggebied (agebred)

neus (nose) neusbeen (noseben) neusgat (nostern)

mond (muth, mula, mund, snabba, snavel) lip (were, lippa)

bovenlip (ura were) onderlip (nithere were) tong (tunge)

acht voortanden (achta sa hit is a fara

[havede])

wortel van tand / kies (herna) kroon van tand / kies (stapul) hoektand (herntoth, sleitoth)

kies (kese, inra toth) tand (toth, tusk, tond) kaak / wang (ziake) kinnebak / kaak (zinbakka) oor (are)

oorlel (arlippa)

haardrachten

haar (her, fax) baard (berd)

tonsuur van een priester (platta) snor (kanep)

haarlok (top heres) krullen (frisle) 3 Romp romp (lif) zijde (side) bovenlijf hals (hals) nek (hnekka)

strottehoofd (strotbolla, throtbolla,

halsknap)

halspees (halssine)

slokdarm / luchtpijp (wasanda) sleutelbeen (widuben)

oksel (axle) schouder (skuldere) schouderbeen (axelben) schouderblad (herdbled) borst (burst, briast, borst) borstbeen (burstben, borstben) tepel (warte)

rug (hreg)

ruggengraat /ruggenmerg (walduwaxe,

waldsine)

bot in de rug (hregben) long (lungen) longkwab (flard) rib (rib) hart (herte) onderlijf middenrif (midhrif) buik (buk) maag (maga)

kleine gedeelte van de maag (klene thes

huid heet lond (letterlijk ‘land’). Een wondopening ten slotte wordt een mutha genoemd, een woord dat letterlijk ‘riviermonding’ betekent (vgl. de plaatsnamen Muiden en IJmuiden). Hierover meer in het volgende hoofdstuk.

Ten vierde moeten enkele algemene termen voor functionaliteiten en ge-moedstoestanden genoemd worden. Er zijn woorden overgeleverd voor mentale of psychologische toestanden zoals ‘gemoed’ (mod), ‘geest’ (hei), ‘verstand’ (wit), en ‘gedachten’ (thochta, alleen in de Oudfriese Adam Octipartitus).55We vinden de eerste twee termen overigens meestal in combinatie met het hast, dat zowel substantivisch als adjectivisch gebruikt kan worden en ‘woede, toorn / woedend, toornig’ betekent, en wel in de uitdrukkingen fon hast / fon haster hond / fon

55 Zie over de Adam Octipartitus hoofdstuk 5.1.

navel (navla)

navelknoop / navelring (navlahring,

na-vlathiukke)

lende (lenden)

baarmoeder (benete burch) ingewanden (inhrif) darm (therm) darmnet (nette) lever (livere) nier (lundlaga) milt (milte) stuitbeen (quemben)

venusheuvel? ([nethere] swoll) geslachtsdelen (mecht) penis (pint)

vruchtpees (fruchtsine) testikelpees (skalsine) omhoogpees (stiapsine)

teelbal (pralling, prelling, hothe, tiling) vagina (kunte)

teelkracht (tochta)

Ledematen

ledemaat (lith, lithmata)

4 Arm

arm (erm)

bot van de bovenarm (henzeben) armmerg (ermmerg) oksel (ermskethe) okselpees (henzesine) elleboog (elboga) ellepijp (pipe) opperarmbeen (pre) spaakbeen (skidel) 5 Hand hand (hond) vuist (fest) handpalm (hondbled) polsgewricht (hondwrist) vingers (finger)

onderste lid (feritste lith) middelste lid (middelste lith) bovenste lid (minneste lith)

middelste vingergewricht (middelknokel) nagel (neil)

duim (thuma, haldere) wijsvinger (skotfinger) middelvinger (grate finger) ringvinger (goldfinger) pink (liteke finger, slutere)

6 Been

been (ben, skunka)

dijbeen (thiach, thiachskunk) dijbeenmerg (thiachmerg) knie (kni) knieholte (hoxene) knieschijf (knibeltride) enkel (ankle) hiel (hela) hielpees (helsine) 7 Voet voet (fot) enkelgewricht (fotwerst) voetzool (ile) teen (tane)

grote teen (grate tane)

haster hei ‘uit woede’ en bi ira mode ‘met vertoornd gemoed’.56De ‘ziel’ (sele) ont-breekt ten slotte ook niet. Hij komt echter alleen voor in de context van getuigen die op hun ziel moeten zweren dat ze de waarheid verkondigen.57

De ‘gezondheid’ (sunda) wordt een paar keer expliciet benoemd. Ten slotte worden enkele functionaliteiten genoemd; de ‘melkproductie bij vrouw’

(metere-ne), ‘urineafdrijving’ (waterrene) en iets dat als ‘werveling’ (hwarvel) zou kunnen

worden omschreven. Dit laatste is het vermogen om de rug te draaien en zich te bukken en op te richten.

3 Verwondingen in de boeteregisters

Wie voor het eerst naar de boeteregisters kijkt wordt geconfronteerd met een in-gewikkeld systeem aan mogelijke verwondingen aan het lichaam en hun afwijkin-gen. Het lijkt op een complex spel, waarvan de regels op het eerste gezicht on-doorgrondelijk zijn. Wat bijvoorbeeld te denken van de volgende bepaling?

204. Vverther en mon ewndad anda sinne erim and him werthe sina sina curuen and thiu hond driape, sa skel ma him resza alsa stor, sa tha fiuwer fingrar to bote winna muge, ief se of were, and thiu dede skel lidsza.58

204. Wanneer een man verwond wordt in zijn arm en zijn pees wordt doorsneden en de hand hangt er hierdoor slap bij, dan moet de dader hem een net zo hoge compensatie ge-ven als de vier vingers zouden opleveren, als ze eraf waren, en de verwonding zelf zal dan ongecompenseerd blijven.

Bij nadere beschouwing echter blijkt achter deze regels een redelijk samenhan-gend systeem schuil te gaan, zoals we reeds zagen bij de behandeling van de rechtszaak in middeleeuws Friesland. De technische termen die voor de verschil-lende verwondingen gebruikt werden en hun onderlinge relaties zullen we hier in kaart brengen.59Het gaat hierbij uitsluitend om de verwondingen aan het fysieke lichaam.60De volgende paragrafen zijn dus bedoeld als overzicht van de wonden-systematiek die in de boeteregisters waar te nemen valt.

In de Lex Frisionum worden verwondingen in drie groepen onderverdeeld, na-melijk 1) mancationes ‘verminkingen’; 2) vulnera ‘wonden’ en 3) percussiones ‘sla-gen’. Volgens Rudolf His is deze onderverdeling grosso modo ook in het Oudfriese materiaal terug te vinden. Daar zouden de groepen zijn: 1) lamethe ‘verlamming’ (inclusief amputatie), 2) wund / dolg / dede ‘wond’ en 3) slek ‘slag’.61Bij nadere be-schouwing is deze indeling geen ordenend principe in de Oudfriese

boetere-56 Meer over dit paar in hoofdstuk 5.4.4.

57 J XXVIII (BW5D, groep C). Deze bepaling over trepanatie wordt hieronder, §4, behandeld. 58 B 204 (BB).

59 Voor deze paragrafen bleven ondanks het eigen onderzoek behulpzaam: His, Das Strafrecht der

Friesen, 265-334; Munske, Der germanische Rechtswortschatz, 129-153 (§192-230).

60 Specifieke eerkrenkende handelingen, zoals haartrekken, kluistering, huisvredebreuk, worden op andere plaatsen in dit boek besproken.

gisters. Bovendien gaat inhoudelijk de ene categorie in de andere over. De verlam-mingen (lamethe, ergene), waarvan de amputatie (gersfel) de hoogste graad was, onderscheiden zich door hun ernst en eenduidige benaming en beschrijving van de andere soorten verwondingen. Daaronder echter lijkt er een glijdende schaal te zijn, die begint bij een slag (slek) zonder verdere gevolgen, eenvoudige bloedende wonden (blodresene) en maatwonden (metewunde / metedolch). De eigenlijke wonden konden bovendien sterk variëren in ernst, al naar gelang de locatie en eventuele complicaties van de verwonding.

Het is daarom vruchtbaarder te trachten te criteria in kaart te brengen volgens welke de verwondingen geclassificeerd werden. In een dergelijk overzicht komen ‘verlammingen’ en ‘slagen’ nog steeds voor, maar winnen we aan inzicht in de ideeën die achter de typen verwondingen schuil gingen. Als eerste valt dan op dat het bijna onmogelijk is het fysieke lichaam en het politieke lichaam van elkaar te scheiden. Eerkrenkende handelingen worden in studies naar Oudfries recht wel als aparte groep behandeld, maar in de boeteregisters niet. Daar staan ze temidden van alle andere verwondingen. Belangrijker: verlies van validiteit en verlies van so-ciale positie (of op zijn minst aanzien) gaan altijd hand in hand.62Natuurlijk trad bij een slag op het been waardoor de voet strikhalt ‘slepend, sleeplam’ werd een vervelende mate van invaliditeit op, maar de Vrije Fries die zich op die manier moest voortbewegen zal zeker aan status hebben ingeboet. Daarvoor is de be-schrijving in het Boeteregister van Kampa Jeldric van de funny walk die een der-gelijke verwonding tot gevolg heeft te beeldend: Jsti fot strichalt, thet thi heila

vpcrawe and thi hnecka to beke et allare stepe ‘Is de voet sleeplam, zodat de hiel

omhoog komt en de nek achterover slaat bij elke stap’.63Hetzelfde geldt voor ver-wondingen waarbij wordt verteld dat het slachtoffer zijn speeksel niet langer kan binnenhouden, of dat zijn mond, neus of ogen trekken (muthbreud, nosebreud,

agebreud). Daarom moesten zelfs ontsierende littekens in het gezicht (die verder

geen invloed hadden op iemands functioneren) gecompenseerd worden

(wlite-wlemmelse), een fenomeen dat overigens nog steeds waarneembaar is in moderne

letselschadelijsten.

Wanneer we ons echter zoveel mogelijk op het fysieke lichaam concentreren, kunnen we de volgende criteria onderscheiden. Ten eerste was er de vraag of er bloed vloeide of niet. Volkstalige termen voor een slag waarbij de huid heel blijft treffen we aan in diverse Leges Barbarorum.64Deze wonden zullen we als eerste behandelen. Wanneer er vervolgens sprake was van een bloedende wond werd deze altijd opgemeten. De afmeting speelde dus een rol. Verder speelde de mate van penetratie van het lichaam een rol, waarbij de sociale en culturele aspecten weer moeilijk van de fysieke verwonding te scheiden zijn. Hoe dieper een wond, des te bedreigender voor iemands gezondheid, maar ook voor zijn integriteit. Ver-lamming en amputatie lagen in elkaars verlengde aan de meest ernstige kant van het spectrum van verwondingen. Amputaties (gersfel) waren de ernstigste

ver-62 Metzler, Disability in Medieval Europe, 20-37. 63 F X,335 (BKJ).

wondingen, die het hoogst gecompenseerd moesten worden en tot de ernstigste vormen van functieverlies leidden. Ten slotte speelden de blijvende gevolgen van verwondingen een rol en waren er enkele speciale gevallen, die te maken hadden met de aard van de verwonding (brandwonden, niet helende wonden) of met een taboe (bijtwonden).

Het is ten slotte belangrijk om voor ogen te houden dat de indeling die hier volgt een reconstructie is. We weten niet exact hoe de middeleeuwse Friese wond-schouwer of skrivere over wonden gedacht heeft en dat zal bovendien van gebied tot gebied en per periode verschild hebben. We moeten echter een open oog hou-den voor de wereld die verscholen zit achter de termen die ons worhou-den aangedra-gen. Zo is breke etymologisch weliswaar verwant met ‘breken’ en ‘breuk’, en vin-den we de term het meest geattesteerd in woorvin-den die ‘botbreuk’ betekenen, maar we treffen eveneens termen als berdbreke ‘baardbeschadiging’ en werbreke ‘lip-beschadiging’ aan, die er op wijzen dat breke een ruimere betekenis (‘beschadi-ging’) had dan alleen de breuk van een bot.