• No results found

De elementen van dit mechanisme behoeven enige toelichting. Alles begint bij eer. De cultuurhistoricus James Bowman maakt een nuttig onderscheid in

reflexi-ve honour en cultural honour, begrippen die het best te reflexi-vertalen zijn met

‘instinc-tieve eer’ en ‘culturele eer’.2Instinctieve eer verwijst naar het fundament van eer: als jij slaat, sla ik terug. Nauw daarmee verwant is de vrees als een watje te boek te staan. De basishouding van een man van eer is dus, zoals William Miller het kort en bondig beschrijft: ‘don’t tread on me’.3Eer is daarmee direct verbonden met krijgersethos. Het is de krijger die over eer beschikt en die deze gewapend verde-digt. ‘Een man die niet kan vechten is [...] eerloos, terwijl wie op “het veld van eer” grootse daden verricht, alom in aanzien staat’.4We vinden eer in middeleeuws Eu-ropa dan ook bij uitstek bij de adel. Het gaat hier opnieuw om de eer van een man. De eer van een vrouw ligt besloten in kuisheid. Een ‘vrouw van eer’ is een trouwe echtgenote, een vrouw zonder eer een slet. De eer van een vrouw wordt hierbij ex-pliciet gedefinieerd binnen de context van een door mannen gedomineerde eer-cultuur.5

Eer hoeft echter niet tegenover iedereen verdedigd te worden. Sommige mensen zijn niet belangrijk genoeg om aanstoot aan te nemen. We zullen hiervan nog een voorbeeld tegenkomen, als de rijke IJslandse hoofdeling Hrafnkel weigert om een vrije boer als een gelijke in een rechtszaak tegenover zich te krijgen. De mensen

van wie de mening wel telt, worden met honour group aangeduid.6Eer is dan ook

intrinsiek verbonden met kleinschaligheid. Een eervol krijger noemt eerst zijn naam en zijn afstamming voor hij in het strijdperk treedt. Eer gedijt niet in een anonieme geglobaliseerde wereld, waar mensen elkaar voorbij lopen in een mil-joenenstad.

Op deze basisprincipes bouwt elke samenleving zijn eigen culturele eer: het ge-heel aan tradities, verhalen en gewoontes dat verwijst naar eer. Deze schrijven voor wat eervol gedrag is, wanneer eer geschonden wordt, en wat de juiste han-delwijze is om eer te behouden of te herstellen.

De eer van een persoon, gekoppeld aan die van de groep of familie waartoe hij behoort, moet in een vetemaatschappij ten koste van alles bewaard worden. Aan-tasting van iemands eer of die van een groep kan plaatsvinden door belediging (met woorden of daden), verkrachting, aantasting van iemands bezittingen, vee, knechten, fysieke mishandeling en in laatste instantie doodslag of moord.7

In een door eer gestuurde maatschappij heeft het verkrijgen en behouden van eer het absolute primaat. Frits van Oostrom schrijft bijvoorbeeld over de Hol-landse hofcultuur rond 1400:

Een sjibbolet van dit aloude waardenpatroon is eer. Eer is de term voor wat wij (besef van) goede reputatie zouden kunnen noemen; het gaat hier om het aanzien dat men in zijn om-2 Bowman, Honor.

3 Miller, Humiliation, 84.

4 Van Oostrom, Het woord van eer, 288.

5 Zie voor een biologische verklaring hiervan, die af te lezen is aan onze relatief kleine teelballen: De Waal, De aap in ons, 112-117.

6 Bowman, Honor, 4.

geving heeft, en om – niet minder belangrijk – de wijze waarop men dit aanzien zelf be-leeft. [...] Net als in later tijd bijvoorbeeld ‘vrijheid’, blijkt eer een vlag waaronder heel ver-schillende ideeën kunnen varen. Maar minstens zo typerend als de verscheidenheid-van-invulling, is het feit dat eer steeds bovenaan staat. Over de middelen moge men klaarblij-kelijk van mening verschillen, het doel is en blijft onverkort het publieke aanzien.8

Dit publieke aanzien was kwetsbaar. Het kon geschonden worden door aanvallen in het openbaar, waar iedereen getuige kon zijn. Iemand die zijn eer hoog had te houden liep in het openbaar als op eieren.9Het winnen van eer ging immers maar al te vaak gepaard met verlies van eer van een ander. Vandaar dat wel van een eer-economie (economy of honor) wordt gesproken. In een eer-eer-economie vond com-petitie plaats om de als eindig ervaren voorraad aan eer. William Miller beschrijft

deze aanhoudende wedijver als een ‘nul-somspel’ (zero-sum game).10Deze term

uit de speltheorie betekent dat de som van de winst van alle partijen min de som van het verlies van alle partijen gelijk is aan nul. Wanneer er een taart te verdelen is, dan gaat het stuk dat de een neemt ten koste van de stukken die een ander kan opeten: ‘The amount of honor in the Icelandic universe was perceived to be con-stant at best, and over the long run, it seemed to be diminishing. [...] Honor was thus, as a matter of social mathematics, acquired at someone else’s expense. When

yours went up, someone else’s went down.’11

De vergelijking met een spel gaat tot op zekere hoogte op. Miller wijst er echter op dat er weinig vrijblijvends of frivools was aan dit ‘spel’:

The game was a laborious one because it demanded the greatest sensitivity to insult and challenge and because there were no intermissions once it started in earnest at the onset of physical maturity. An old man could not relax, nor even the corpse that had suffered vio-lent death, for the final assessment of the victim’s honor depended on how much com-pensation or how great a vengeance his kin could exact on his behalf. The interminability of the enterprise is but one reason why this ‘game’ needs quotes. It was a game only in the sense that honor necessarily meant competition. There was nothing trivial about the ‘game’; it was, for people of self-respect, coterminous with social existence itself.12

De notie dat het winnen van eer meestal ten koste van die van een ander ging is in

diverse eer-economiën aanwijsbaar.13Bovenal moet met Miller voor ogen worden

gehouden dat dit spel om de eer gelijk stond aan sociale existentie. Zonder eer was men niemand.

Niet iedereen had eer en niet iedereen had dezelfde hoeveelheid eer. Eer was af-hankelijk van iemands sociale positie. Maar hoe hoger iemands positie, des te ge-makkelijker kon zijn eer geschaad worden. Zo zijn er uit de late Middeleeuwen smaadbrieven overgeleverd die gericht zijn aan edellieden die hun verplichtingen

8 Van Oostrom, Het woord van eer, 286.

9 Dinges, ‘Ehre als Thema der historischen Anthropologie’, 32-34.

10 Johan Huizinga wees reeds op het spelelement in verschillende belendende aspecten van cultuur, na-melijk ‘recht’ en ‘krijg’: Huizinga, Homo ludens, 111-150. Millers beschouwt recht, vete en ge-schenkuitwisseling als elementen van een groot systeem, de eer-economie.

11 Miller, Bloodtaking and Peacemaking, 30. 12 Ibid., 31.

(van financiële aard) niet zijn nagekomen.14In deze smaadbrieven worden ze voor de laatste maal opgeroepen hun belofte gestand te doen en om deze oproep kracht bij te zetten wordt de geadresseerde afgebeeld in een schandelijke positie. We zien de edellieden in kwestie bijvoorbeeld aan de galg bungelen of op het wiel gezet als ordinaire misdadigers, met hun naam er bij geschreven. Vaak is hun wapenschild er bij getekend, opzettelijk op zijn kop als extra belediging. Soms worden de schuldenaren zelf ook naakt afgebeeld. Bijna altijd zijn ze bezig hun zegelring te drukken in de anus van een vrouwelijk dier (zwijn, hond) of zelfs van een naakte vrouw. Er wordt ook gedreigd met hel en verdoemenis: we zien duiveltjes de schuldenaren komen halen om ze weg te voeren naar de hel (zie afbeelding 9).

Er waren meer manieren om iemand in zijn eer aan te tasten. Toen in 1396 een Hollandse oorlogsvloot de Friese kust naderde om de Friezen te onderwerpen aan het gravengezag, stond een deel van het Friese leger deze op te wachten op de dijk. Toen de schepen vlak bij de dijk waren kwam uit hun midden een vrouw naar vo-ren. Ze naderde ‘tot op een pijlschot afstand’ en ‘trok haar kleding, dat wil zeggen haar jurk en haar hemd, omhoog en liet haar achterste zien aan de Henegouwers, Hollanders, Zeeuwen en aan het hele gezelschap’. Daarbij sprak ze de woorden

14 Lentz, Konflikt, Ehre, Ordnung.

‘Hier zijn jullie welkom!’. Dit liet het vijandige leger niet op zich zitten. De vrouw werd met pijlen bestookt, die haar benen en billen doorboorden. Daarna werd de vrouw door enkele strijders achtervolgd en in stukjes gesneden.15Een dergelijke belediging betekende een aantasting van de eer van degenen wie de blote billen werden getoond. Deze moest met geweld gewroken worden.

De middeleeuwse Fries, IJslander, velen, zeer velen – men zou haast zeggen alle mensen – hadden en hebben ‘eer’. De moderne westerling haalt waarschijnlijk zijn schouders op wanneer hem een smaadbrief wordt toegestuurd. Hij zou zich niet persoonlijk geraakt voelen, zoals de middeleeuwse mens dat wel deed. Nog steeds echter is het mogelijk mensen te krenken met afbeeldingen.16Andere culturen dan de westerse hebben nog steeds een eerbesef. De westerling die het concept eer niet begrijpt is daarmee historisch gezien de anomalie. Inzicht in de mechanismen van eer maakt het mogelijk bepalingen in de Oudfriese boeteregisters na te voelen die de westerling anders eerder op de lachspieren zouden werken, zoals iemand in zijn pul bier pissen, of een vrouw achterover over een bank werpen zodat de om-standers onder haar rok kunnen kijken.17Dat laatste geval zou ook nu nog boos-heid opwekken, maar niet een hoge boete tot gevolg hebben (tenzij het als aan-randing wordt opgevat). In middeleeuws Friesland moest de dader echter een compensatie van 51⁄2mark betalen. Ter vergelijking: in hetzelfde Hunsingoër

Boe-teregister worden met dit bedrag bewusteloosmakende slagen, iemand in het

wa-ter gooien en gijzeling gecompenseerd.18

Gekrenkte eer schreeuwt om wraak. Instinctieve eer is een negatieve vorm van reciprociteit. Jij geeft, ik geef iets terug – jij slaat, ik sla terug. Culturele eer ver-sterkt deze impuls. Wraak kan echter worden afgekocht middels een compensatie. Om het aangedane leed goed te maken geeft de dader iets van waarde aan het slachtoffer. Hoe dit mechanisme precies werkt en waarom het werkt zullen we nog uitgebreid bekijken.

In een vetemaatschappij bestaat er een gereguleerd systeem van wraakneming: de vete. Het volgende lijstje kenmerken definieert het begrip vete en daarmee een vetemaatschappij. Het is ontleend aan William Millers studie naar vete in middel-eeuws IJsland, omdat die cultuur verschillende overeenkomsten met middelmiddel-eeuws Friesland vertoont.19

1 Een vete is een vijandige relatie tussen twee groepen mensen.

2 De bij een vete betrokken groepen worden in het leven geroepen op grond van verwantschap, nabuurschap, het lid zijn van een huishouden of cliëntèle. 3 In tegenstelling tot een oorlog wordt bij een vete niet grootschalig

gemobili-seerd, maar gaat het meestal om het samenroepen van mensen voor bepaalde begrensde doelen. Het geweld dat dan volgt is gecontroleerd en het aantal do-den dat bij een dergelijke expeditie valt overstijgt bijna nooit enkele tientallen.

15 Janse, Grenzen aan de macht, 128-129; Van Oostrom, Het woord van eer, 290. 16 Een recent voorbeeld zijn de Deense cartoonrellen. Zie: Cliteur, Moreel Esperanto, 9. 17 In de pul bier pissen: H XII, 90 (BHu); vrouw over een bank gooien: H XII, 44 (BHu). 18 Een uitgeslagen tand is wat goedkoper: 4 2/3 mark: H VII, 51 (BHu).

4 Binnen een vete geldt collectieve aansprakelijkheid. Het doel van een geweld-daad hoeft niet de oorspronkelijke doodslager te zijn en de wraaknemer hoeft ook niet de meest geraakte persoon te zijn.

5 Een notie van reciprociteit bestuurt het proces, waarbij de offensieve en de de-fensieve partij na elke confrontatie van rol wisselen: men is zich ervan bewust wie er aan de beurt is.

6 Men houdt de score bij.

7 Mensen die een vete voeren zijn de overtuiging toegedaan dat eer en de be-schadiging van eer de primaire drijfveer is van de vijandigheden. Vergelijkend onderzoek van culturen leert dat er een relatie is tussen het bestaan van vete en een cultuur waar veel waarde aan eer wordt gehecht.

8 Men is van mening dat geweld met ongeveer dezelfde mate aan geweld beant-woord hoort te worden.

9 Er zijn algemeen aanvaarde manieren om de vrede tijdelijk of permanent te herstellen/de vijandigheden te beëindigen.

Wanneer dus een vrije man een andere vrije man doodt, hebben de familie, de vrienden, volgelingen en zelfs de dorpsgenoten van de gedode de plicht wraak te nemen op de doodslager of zijn naaste familie. Het gevolg kan een aaneenschake-ling van geweld zijn – een vete of bloedvete. Een conflict eindigt meestal in een verzoening, al kan deze decennia op zich laten wachten. Deze is noodzakelijk voor de stabiliteit en het voorbestaan van de samenleving. Daarom moet elke samenleving mechanismen voor verzoening ontwikkelen.

Het overgaan tot geweld is in een vetemaatschappij niet de eerste keus. Het kan gebeuren dat iemand zijn geduld verliest en in een opwelling (bi ira mode ‘met vertoornd gemoed’) een ander plotseling iets aandoet. Vaker wordt er eerst ge-dreigd met geweld.20Dat betekent soms verbaal dreigen met geweld: ‘ik zal jullie

zo bang maken dat het jullie zal heugen’.21Soms ook wordt er met wapens

ge-zwaaid, echter nog zonder ze te gebruiken. Dit komt in de Oudfriese bronnen voor als quade ber ‘bedreiging met wapens’.

De keuze om tot geweld over te gaan in een vetecontext, het aangaan van een vete dus, had nogal wat implicaties. Een van de belangrijkste was dat men een vete niet alleen voerde. Daarvoor was de hulp nodig van vrienden, verwanten, en an-dere aanhang. De getroffen persoon, of naastverwante in geval van doodslag, moest zijn familie en vrienden ervan overtuigen dat er wraak moest worden geno-men. Wanneer deze verwanten echter overstag gingen, hadden zij ook het nodige te winnen bij een vete: de maagzoen (meitele). Dit was de vergoeding die de dader of vijandige partij aan de verwanten van het slachtoffer moest betalen wanneer er uiteindelijk een verzoening tot stand werd gebracht. In de praktijk kwam het er daarom meestal op neer dat alleen zware eerkrenkingen – doodslag, ernstige ver-lamming of verminking, verkrachting – tot een vete leidden. Deze zaken worden

20 Miller, Humiliation, 85-87.

21 ic schelt jemme alsoe banck meytye, dat Jemme deer om tinse scelleth; Sipma (ed.), Oudfriesche

in de Oudfriese rechtsteksten gemarkeerd doordat er een bedrag voor de maag-zoen wordt aangegeven.22

Wanneer een samenleving een systeem kent om conflicten te beslechten en een evenwicht tussen twee partijen te herstellen in de vorm van een compensatie in geld of goederen, kan dat makkelijk leiden tot een tekstgenre waarin dergelijke compensaties opgesomd worden. Deze teksten bevatten een indicatiebedrag voor een geldelijke compensatie of schadevergoeding van aangedane verwondingen, schade of beledigingen, door de dader te betalen aan het slachtoffer. De Oudfrie-se boeteregisters waren de neerslag van het compensatiesysteem dat in de FrieOudfrie-se landen in de Middeleeuwen bestond. Het was erop gericht om verwondingen en aantastingen van iemands lijf en eer te compenseren. Als voorbeeld volgt hier het begin van het Algemene Boeteregister:

1. Faxfengges bote: fif scillengar and fiwer penningar ieftha tuene ethar. 2. Dudslek: alsa fule.

3. Uveden ieftha efelle: sogenda tuede scilleng ieftha tuene ethar. 4. Stefslec: tian scillengar and achta penningar ieftha tuene ethar. 5. Mosdolch: tian enza ieftha tuene ethar.

6. Blodelsa vnblicande: fif scillengar and fiwer penningar ieftha tuene ethar.

7. Blicande blodresne binna clathum: tian scillengar and achta penningar ieftha tuene ethar.

8. Blicande blodresne buta clathem: enne scilleng and niugen enza ieftha tuene ethar. 9. Metedolch binna clathem: tuelef scillengar ieftha fiwer ethar.

10. Metedolch buta clathem: tian enza and achta panningar ieftha fiwer ethar. 11. Thi minnesta erthfel: fiwer and tuintech scillenga ieftha tuene ethar. 12. Thi midlesta erthfel: sex and thritech scillenga ieftha tuene ethar.

13. Thi hagesta erthfel: tua enza and fif merk ieftha fiwer ethar end enne fiaeth.23

1. De compensatie voor iemand bij de haren pakken: 5 schellingen en 4 penningen of twee onschuldseden. [=64 penningen]

2. Iemand een harde klap verkopen: net zoveel. [=64 penningen]

3. Blauwe plekken of een geschaafde huid: 6 en twee derde schellingen of twee onschulds-eden. [=80 penningen]

4. Iemand met een staf slaan: 10 schellingen en 8 penningen of twee onschuldseden. [= 128 penningen]

5. Een kneuzing: 10 ons of twee onschuldseden. [=200 penningen]

6. Een onzichtbare bloedende wond: 5 schellingen en 4 penningen of twee onschuldseden. [=64 penningen]

7. Een zichtbare bloedende wond die onder de kleding valt: 10 schellingen en 8 penningen of twee onschuldseden. [=128 penningen]

8. Een zichtbare bloedende wond die niet onder de kleding valt: 1 schelling en 9 ons of twee onschuldseden. [=192 penningen]

9. Een maatwond die onder de kleding valt: 12 schellingen of vier onschuldseden. [=144 penningen]

10 Een maatwond die niet onder de kleding valt: 10 ons en 8 penningen of vier onschuld-seden. [=208 penningen]

22 Algra, Oudfries Recht 800-1256, 163-173.

11. De laagste graad van iemand op de grond gooien: 24 schellingen of twee onschulds-eden.[=288 penningen]

12. De middelste graad van iemand op de grond gooien: 36 schellingen of twee onschulds-eden.[=432 penningen]

13. De hoogste graad van iemand op de grond gooien: 2 ons en 5 mark of vier onschulds-eden en een goedereneed.[=740 penningen]

Boeteregisters behandelen in de eerste plaats verwondingen aan het menselijk li-chaam. Er komen ook andersoortige kwetsingen in voor, zoals in dit citaat iemand in het water gooien (wapeldepene).

Het principe om lichamelijk letsel en andere aantastingen van de persoon te com-penseren door middel van geld of andere goederen is al oud. Tacitus vertelt bij-voorbeeld in zijn Germania dat: ‘bij kleinere vergrijpen de straf ingedeeld is naar de aard ervan: de schuldigen wordt opgelegd een paar stuks paarden en vee te beta-len; een deel van de compensatie wordt aan de koning of het volk betaald, en een deel aan de beschadigde persoon of zijn naaste familie.’24Een compensatie herstelt dus een verstoorde relatie tussen twee individuen of verwantengroepen en tussen een individu of verwantengroep en de samenleving waarin deze zich bevinden.

Aangezien eer, wraak en vete in veel culturen voorkomen, hoeft het niet te ver-bazen dat we ook verder van huis compensatiesystemen aantreffen die soms sterk aan de Oudfriese boeteregisters doen denken. Bij de Kamba bijvoorbeeld, een volk in Kenia, werd aan het begin van de twintigste eeuw een lijst met compensa-ties opgetekend, die – omdat de vergoedingen in stuks vee uitgedrukt worden – als het ware een illustratie is van wat Tacitus over de Germanen schrijft (zie tabel 1).25

Net als bij het in het hierboven aangehaalde citaat van het Oudfriese Algemene

Boeteregister dienen enkele patronen in dit ‘boeteregistertje’ van de Kamba zich

in een oogopslag aan. Op het verlies van beide ogen, armen en benen en van bei-de testikels of bei-de penis staat een even hoge compensatie als op bei-de moord op een man: 14 koeien en 1 stier. Ook in de Oudfriese boeteregisters wordt de compen-satie voor het verlies van bepaalde vitale lichaamsdelen gelijkgesteld aan het weer-geld.

Verder zien we dat er bij de Kamba een onderscheid wordt gemaakt tussen