• No results found

5.3 Tenuitvoerlegging

5.3.2. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis, gijzeling of lijfsdwang

In de fase van tenuitvoerlegging wordt met het uiterste middel van de vrijheidsbeneming zeer verschillend omgegaan. Bij de een mag alleen tot vrijheidsbeneming over worden gegaan nadat verhaal is genomen en indien blijkt dat de veroordeelde niet betalingsonmachtig is, maar betalingsonwillig. Kort resumerend::

Voor de geldboete geldt dat het OM onder art. 573 lid 2 van het nemen van verhaal af kan zien en volgens lid 3 over kan gaan tot het tenuitvoerleggen van de vervangende hechtenis. De hechtenis vervangt dan daadwerkelijk de geldboete. De veroordeelde kan de

tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis proberen op te schorten door een

gratieverzoek in te dienen of de stap naar de voorzieningenrechter te zetten. Voor zowel het gratieverzoek als de vordering tot het verbieden van tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis geldt dat deze zelden worden toegewezen.

Voor de middels een strafbeschikking opgelegde geldboete en verkeersboete (Wahv) geldt dat een vordering tot gijzeling door de OvJ dient te worden ingesteld bij de kantonrechter. Hiervoor geldt dat deze vordering in beginsel alleen wordt toegewezen indien sprake is van iemand die niet wil, maar wel kan betalen en bij wie (volledig) verhaal niet mogelijk is gebleken.

Eenzelfde soort benadering zien we terug bij de ontnemingsmaatregel: verlof tot de tenuitvoerlegging van lijfsdwang wordt slechts verleend indien (volledig) verhaal op grond van de artikelen 574-576 Sv onmogelijk is gebleken en verlof wordt in ieder geval niet toegekend indien de veroordeelde aannemelijk maakt dat hij betalingsonmachtig is (art. 577c lid 4 Sv).

Een heel andere benadering is te zien bij de schadevergoedingsmaatregel. De wetgever en Hoge Raad hebben benadrukt dat betalingsonmacht geen grond kan zijn om tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis op te schorten. Vaste rechtspraak in de vele aangespannen kort gedingen is dat een veroordeling ten uitvoer moet worden gelegd, het aan het CJIB is een betalingsregeling overeen te komen of niette beslissen over het al dan niet aangaan van een betalingsregeling en persoonlijke omstandigheden niet nog door de kortgedingrechter mogen

46 worden meegenomen. Hoewel deze vaste overwegingen begrijpelijk zijn, levert dit zeer onwenselijke situaties op waarbij veroordeelden die wel willen, maar absoluut niet kunnen betalen, toch een vervangende hechtenis uit moeten zitten, die allereerst niet vervangend is, maar ook ervoor zorgt dat hun inkomenspositie tijdens hun vrijheidsbeneming verslechtert. Hierbij is, mijns inziens, niemand gebaat: de vervangende hechtenis werkt bij

betalingsonmachtige niet als pressiemiddel, maar als (extra) leed toevoegend. Het bedrag zal niet sneller worden betaald en waarschijnlijk zal het, gezien een verslechterde

inkomenspositie na de vervangende hechtenis, alleen maar langer duren voordat de veroordeelde het bedrag voldoet. Mijns inziens strookt deze praktijk niet met de overwegingen en doelen die aan de voorstellen tot invoering van de

schadevergoedingsmaatregel ten grondslag lagen: het achterliggende doel ziet voornamelijk op de “vrede makende” functie van het strafproces die versterkt zou worden door de schadevergoedingsmaatregel. Voor slachtoffers biedt zij een tegemoetkoming, die hen meer zou baten dan de instelling van een strafvervolging.154 De staat zal na de tenuitvoerlegging

van de vervangende hechtenis de inning van het bedrag staken, nu zij aan haar

inspanningsverplichting heeft voldaan. Het is dan vervolgens aan het slachtoffer zelf om de inning ter hand te nemen. Ik zie niet in hoe het slachtoffer nu meer gebaat is bij het uiteindelijk zelf innen van een schadevergoedingsmaatregel bij een betalingsonmachtige, in plaats van de instelling van strafvervolging door de Staat.

Het is opvallend dat de schadevergoedings- en ontnemingsmaatregel eenzelfde karakter, namelijk een rechtsherstellend karakter, hebben, maar dat de tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming zo verschilt. Het “hoe dan ook” herstellen van de rechtmatige toestand neemt voor de schadevergoedingsmaatregel meeheeft bij de schadevergoedingsmaatregel als gevolg dat de vervangende hechtenis altijd ten uitvoer zal moeten worden gelegd, waar de lijfsdwang bij de ontnemingsmaatregel met een stuk meer waarborgen is omkleed, ook al dient ook hier de rechtmatige situatie te worden hersteld.

De Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen155 brengt voor de gijzeling,

vervangende hechtenis en lijfsdwang bij resp. de geld- en verkeersboete,

schadevergoedingsmaatregel en ontnemingsmaatregel enkele belangrijke wijzigingen met zich mee. Zoals in deze analyse aan de orde is gekomen zijn er zowel in de fase van

154 Kamerstukken II 1989/1990, 21345, 3, p. 17-18. 155 Wet van 22 februari 2017, Stb. 2017, 82.

47 oplegging als de fase van tenuitvoerlegging grote verschillen te zien in het rekening houden met draagkracht. Zo geldt voor de geldboete, verkeersboete en ontnemingsmaatregel dat in zowel de fase van oplegging als de fase van tenuitvoerlegging er ruimte is om rekening te houden met een verminderde draagkracht, door bijvoorbeeld het van toepassing zijn van het draagkrachtbeginsel van artikel 24 Sr, de mogelijkheid van kwijtschelding of vermindering van art. 577b lid 2 Sv en de bepaling dat de vordering tot gijzeling resp. lijfsdwang in ieder geval niet wordt toegewezen als sprake is van iemand die wel wil, maar niet kan betalen. Bij de schadevergoedingsmaatregel is op dit moment in beide fases (oplegging en

tenuitvoerlegging) geen ruimte om rekening te houden met draagkracht of betalingsonmacht van de veroordeelde. Daar komt met de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen verandering in, omdat de vervangende hechtenis vervangen wordt door de gijzelingsregeling, waarbij aansluiting wordt gezocht bij de huidige regeling voor de geldboete opgelegd middels een strafbeschikking en verkeersboete (Wahv). Hierbij wordt in artikel 6:4:19 lid 3 expliciet bepaald dat gijzeling niet ten uitvoer wordt gelegd indien sprake is van betalingsonmacht.

48

6 Conclusie

Met een verminderde draagkracht of betalingsonmacht wordt bij de oplegging en tenuitvoerlegging van de geldboete, verkeersboete, schadevergoedingsmaatregel en ontnemingsmaatregel op verschillende meerdere punten zeer verschillend omgegaan. Deze verschillen in oplegging en tenuitvoerlegging wordenzijn, mijns inziens, niet altijd gerechtvaardigd.

Bij het opleggen van de geldboete, ontnemingsmaatregel of schadevergoedingsmaatregel speelt het het al dan niet van toepassing zijn van het draagkrachtbeginsel van artikel 24 Sr een grote rol. Dit beginsel geldt bij het opleggen van geldboetes wel, waardoor indien een (zeer) beperkte draagkracht wordt geconstateerd, het boetebedrag wordt gematigd. Artikel 24 Sr is echter niet van toepassing op de schadevergoedings- en ontnemingsmaatregel. In de

parlementaire geschiedenis wordt dit gerechtvaardigd door te wijzen op het rechtsherstellende karakter van deze maatregelen: enkel de omvang van de schade of het (wederrechtelijk) behaalde voordeel, die hersteld dient te worden, is bepalend voor de hoogte van het bedrag.156

Bij het opleggen van een ontnemingsmaatregel is het echter voor de rechter formeel wel mogelijk het bedrag te matigen op grond van artikel 36e lid 5, indien de draagkracht ontbreekt. Hoewel deze bevoegdheid door de rechter niet vaak wordt gebruikt, is de rechter bevoegd de ontnemingsmaatregel in de fase van oplegging te matigen indien vooraf vaststaat dat de veroordeelde het vastgestelde bedrag niet zal kunnen voldoen.157Deze mogelijkheid is

er niet matigingsbevoegdheid ontbreekt bij de schadevergoedingsmaatregel. Nu er geen verschil zit tussen het karakter van de twee maatregelen en een verdere toelichting in de parlementaire stukken ontbreekt, wordt dit verschil niet gerechtvaardigd.

Een ander aspect tijdens in de fase van oplegging is de verplichte oplegging van vervangende hechtenis door de rechter. Deze geldt bij de geldboete en de schadevergoedingsmaatregel. Voor de strafbeschikking en verkeersboete wordt gebruik gemaakt van gijzeling, waarover pas tijdens de fase van tenuitvoerlegging wordt beslist. Voor de ontnemingsmaatregel gold voor de Wet Vermogenssancties van 2003 dat ook (verplicht) vervangende hechtenis diende

156 Kamerstukken II 1989/1990, 21345, 3, p. 5-6 (voor de schadevergoedingsmaatregel) en Kamerstukken II

1989/1990, 21504, 3. p. 8 (voor de ontnemingsmaatregel).

157 HR 27 maart 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ7747. R.o. 4.4, HR 11 november 2008,

ECLI:NL:HR:2008:BF0624. R.o. 4.3 en HR 17 mei 2016, ECLI:NL:HR:2016:860. R.o. 2.3

heeft opmaak toegepast: Lettertype: (Standaard) Times

New Roman

heeft opmaak toegepast: Lettertype: (Standaard) Times

New Roman

heeft opmaak toegepast: Lettertype: (Standaard) Times

49 te worden opgelegd. Met deze wet is echter gekozen voor lijfsdwang in plaats van

vervangende hechtenis omdat de vervangende hechtenis niet goed werkte als pressiemiddel en die bij de rechtspraak het beeld opriep van dubbele bestraffing.158 Waarom destijds bij de

ontnemingsmaatregel voor deze overgang is gekozen en bij de schadevergoedingsmaatregel niet, wordt niet gerechtvaardigd. Met deze overgang is het accent van de draagkrachttoets voor de ontnemingsmaatregel verschoven van de fase van oplegging naar de fase van tenuitvoerlegging. Hiermee kan de rechter beter maatwerk bieden indien hij tijdens de fase van tenuitvoerlegging een verminderde draagkracht of zelfs betalingsonmacht constateert. Verder is in deze fase voor de geldboete ruimte om rekening te houden met een beperkte draagkracht door de werking van art. 24 Sr. Voor de schadevergoedingsmaatregel is in deze fase geen ruimte voor het meewegen van een verminderde draagkracht.

Ook in de fase van tenuitvoerlegging zijn grote verschillen te zien als het gaat om rekening houden met een verminderde draagkracht. Voor de ontnemingsmaatregel geldt een matigingsbevoegdheid (art. 577b lid 2) o.a. voor het geval van betalingsonmacht. Deze bevoegdheid is, in de vorm van artikel 574 Sv (oud), geschrapt voor de geldboete. Ook en de schadevergoedingsmaatregel kent deze mogelijkheid/bevoegdheid niet. De wetgever heeft deze matigingsbevoegdheid voor de ontnemingsmaatregel ingevoerd gezien het “drastische karakter” van de maatregel. Nu de schadevergoedingsmaatregel mijns inziens zeker eenzelfde “drastisch karakter” kan hebben, wordt het verschil tussen deze twee maatregelen mijns inziens op dit punt niet gerechtvaardigd.

Als laatste is er een belangrijk verschil te zien in de tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. Voor de strafbeschikking (geldboete), verkeersboete en

ontnemingsmaatregel geldt, voor resp. de gijzeling en lijfsdwang, dat niet over mag worden overgegaan tot tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming zolang nog geen verhaal is genomen. Daarnaast wordt een vordering tot tenuitvoerlegging van resp. de gijzeling en lijfsdwang in ieder geval niet toegewezen indien sprake is van betalingsonmacht.

Dergelijke waarborgen gelden niet bij voor de vervangende hechtenis bij de geldboete en de schadevergoedingsmaatregel. EVoor expliciet voor de schadevergoedingsmaatregel is door de wetgever en Hoge Raad bepaald dat betalingsonmacht geen grond kan zijn om

tenuitvoerlegging te staken. Nu de ontnemingsmaatregel en schadevergoedingsmaatregel

50 hetzelfde rechtsherstellende karakter hebben, is het niet te rechtvaardigen dat de

ontnemingsmaatregel wel de waarborg kent dat iemand niet van zijn vrijheid wordt beroofd zolang hij niet kan betalen, en de betalingsonmachtige bij de schadevergoedingsmaatregel wel zonder pardon de (vervangende) hechtenis moet ondergaan.

Het behandelde komende recht biedt voor deze discrepantie een oplossing. De Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen159 stroomlijnt de tenuitvoerlegging van de

geldboete, schadevergoedingsmaatregel en ontnemingsmaatregel door de gijzelingsregeling uniform toe te passen. Hierbij wordt expliciet bepaald dat in geen geval tot gijzeling over mag worden gegaan indien sprake is van betalingsonmacht. Mijns inziens kunnen door deze nieuwe regeling schrijnende situaties bij de tenuitvoerlegging van de

schadevergoedingsmaatregel in de toekomst worden voorkomen.

51

Literatuur- en jurisprudentielijst

Literatuur

1. M. Barels, in: Handboek Strafzaken, Oplegging van de administratieve sanctie, 109.5, (online, bijgewerkt tot 1 oktober 2014).

2. M. Barels, in: Handboek Strafzaken, Inning van de administratieve sanctie, 109.9, (online, bijgewerkt tot 1 oktober 2014).

3. F.W. Bleichrodt en P.C. Vegter, Sanctierecht, Deventer: Wolters Kluwer 2016. 4. D.R. Doorenbos, Witwassen en voordeelsontneming, Deventer: Tjeenk Willink 1997. 3.5.W. van Hattum, “Gratie van de schadevergoedingsmaatregel.” TREMA 2015(6), p.

179-185.

4.6.A. Huisman, “Vervangende hechtenis bij de schadevergoedingsmaatregel: een regeling met draconische gevolgen”, sdu.nl, 2 oktober 2017.

7. A. Klaasse en S. van Berge Henegouwen, “Maatregel of dubbele bestraffing.” PROCES 2012/5.3, p. 340-348.

8. M. Kessler, in: Handboek Strafzaken, Het uitvaardigen van de strafbeschikking, 65.4 (online, bijgewerkt tot 1 september 2015)

5.9. M. Kessler, De strafbeschikking, Deventer: Wolters Kluwer 2015.

6.10. A.L. Melai/M.S. Groenhuijsen, in: Wetboek van Strafvordering, artikel 573 Sv, aant. 6.7 (online, bijgewerkt tot 18 juli 2008)

11. K.A.M Oude Vrielink, in: Handboek Strafzaken, Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, 55.5 (online, bijgewerkt tot 1 maart 2014).

7.12. H.G. Punt, Praktijkboek Ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, Den Haag: SDU 2011.

8.13. P.M. Schuyt, “Commentaar op artikel 24c Sr”, in: Tekst & Commentaar Strafrecht, art. 24c Sr, (online, bijgewerkt tot 25 februari 2019).

9.14. W. de Zanger, De ontnemingsmaatregel toegepast : een onderzoek naar de rechtspositie van de betrokkene in deprocedure tot oplegging en tenuitvoerlegging van de maatregel ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Den Haag: BJU, 2018.

heeft opmaak toegepast: Lettertype: (Standaard) Calibri,

Tekstkleur: Auto

heeft opmaak toegepast: Lettertype: Cursief heeft opmaak toegepast: Lettertype: (Standaard) Calibri,

Tekstkleur: Auto

heeft opmaak toegepast: Lettertype: Cursief

heeft opmaak toegepast: Lettertype: (Standaard) Calibri,

Tekstkleur: Auto

heeft opmaak toegepast: Lettertype: Cursief heeft opmaak toegepast: Lettertype: (Standaard) Calibri,

Tekstkleur: Auto

heeft opmaak toegepast: Lettertype: Cursief

52 10.15. R.F.B. van Zupthen, “Gegijzeld door het systeem. Onderzoek Nationale

ombudsman over het gijzelen van mensen die boetes wel willen, maar niet kunnen betalen.” De Nationale ombudsman, 12 november 2015 (online).

11.16. R. F. B. van Zutphen, Rapportbrief monitor gijzeling aan staatssecretaris K.H.D.M. Dijkhoff d.d. 23 februari 2017

Regelgeving en parlementaire stukken

Wet en regelgeving

● Aanwijzing executie(vervangende) vrijheidsstraffen, taakstraffen meerderjarigen, geldboetengeldboetes, schadevergoedings- en ontnemingsmaatregelen, Stcrt. 2006, 251.

● Aanwijzing kader voor strafvordering en OM-afdoeningen van 1 maart 2015, 2015A001, Stcrt. 2015, 4952

Aanwijzing afpakken, Stcrt. 2016, 68526.

Oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken, rechtspraak.nl, bijgewerkt april 2019

● Wet van 31 maart 1983, Stb. 1983, 153. ● Wet van 3 juli 1989, Stb. 1989, 300. ● Wet van 22 februari 2017, Stb. 2017, 82.

Parlementaire stukken ● Kamerstukken I 1991/1992, 21345, 36b. ● Kamerstukken II 1974-1975, 13386, 3. ● Kamerstukken II 1977/1978, 15012, 1-3. ● Kamerstukken II 1981-1982, 15012, 5. ● Kamerstukken II 1987/1988, 20329, 3. ● Kamerstukken II 1989/1990, 21345, 3 ● Kamerstukken II 1989/1990, 21504, 3. ● Kamerstukken II 1990/1992, 21345, 5. ● Kamerstukken II 1991/1992, 21345, 9. ● Kamerstukken II 2000-2001, 27788, 3. ● Kamerstukken II 2001/2002, 28079, 3. ● Kamerstukken II 2001/2002, 28079, 6.

heeft opmaak toegepast: Lettertype: (Standaard) Times

New Roman

heeft opmaak toegepast: Lettertype: (Standaard) Times

New Roman

heeft opmaak toegepast: Lettertype:

heeft opmaak toegepast: Lettertype: (Standaard) Times

New Roman

heeft opmaak toegepast: Lettertype: (Standaard) Times

New Roman

heeft opmaak toegepast: Lettertype: (Standaard) Times

New Roman

heeft opmaak toegepast: Lettertype: (Standaard) Times

53 ● Kamerstukken II 2004/2005, 29849, 3. ● Kamerstukken II 2014/2015, 34086, 3. ● Kamerstukken II 2018/2019, 24515, 466. Jurisprudentie Rechtbanken

● Rb Zutphen 29 maart 2006, ECLI:NL:RBZUT:2006:AV7776

● Rechtbank Zwolle-Lelystad 15 april 2008, ECLI:NL:RBZLY:2008:BD0467. ● Rechtbank Den Haag 10 januari 2012, ECLI:NL:RBSGR:2012:BV0540. ● Rechtbank Zeeland-West-Brabant 23 januari 2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:294. ● Rechtbank Zeeland-West-Brabant 13 februari 2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:1645. ● Rechtbank Overijssel 3 september 2014, ECLI:NL:RBOVE:2014:5054.

● Rechtbank Zeeland-West-Brabant 11 december 2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:9017. ● Rechtbank Amsterdam 12 mei 2015, ECLI:NL:RBAMS:2015:2764.

● Rechtbank Noord-Holland 25 januari 2016, ECLI:NL:RBNHO:2016:3083. ● Rechtbank Noord-Holland 4 maart 2016, ECLI:NL:RBNHO:2016:1870 ● Rechtbank Den Haag 25 maart 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:3633. ● Rechtbank Den Haag 29 april 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:5367. ● Rechtbank Den Haag 3 juni 2016 ECLI:NL:RBDHA:2016:9820. ● Rechtbank Den Haag 15 augustus 2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:10420. ● Rechtbank Den Haag 12 februari 2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:4299. ● Rechtbank Den Haag 6 augustus 2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:9739. ● Rechtbank Den Haag 19 december 2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:15154. ● Rechtbank Den Haag 24 januari 2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:1087.

Gerechtshoven

● Hof Den Haag 22 januari 2010, ECLI:NL:GHSGR:2010:BL0780. ● Hof Leeuwarden 15 februari 2010, ECLI:NL:GHLEE:2010:BL4199. ● Hof ’s-Hertogenbosch 30 maart 2010, ECLI:NL:GHSHE:2010:BL9898. ● Hof ’s-Hertogenbosch 7 maart 2011, ECLI:NL:GHSHE:2011:BP7610. ● Hof ’s-Hertogenbosch 2 mei 2011, ECLI:NL:GHSHE:2011:BQ3141. ● Hof Leeuwarden 10 juli 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:5058. ● Hof Amsterdam 9 mei 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:3473.

heeft opmaak toegepast: Lettertype: (Standaard) Times

54 ● Hof Den Haag 30 mei 2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:1662.

● Hof Arnhem-Leeuwarden 26 juli 2017, ECLI:NL:GHARL:2016:6459. ● Hof Den Haag 10 oktober 2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:3295. ● Hof Amsterdam 14 augustus 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:3216. ● Hof Amsterdam 14 september 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:3989. ● Hof ‘s-Hertogenbosch 15 februari 2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:556. ● Hof Arnhem-Leeuwarden 21 mei 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:4314.

Hoge Raad

● HR 28 februari 1984, NJ 1984/559, m. nt. Th. W. van Veen. ● HR 25 november 1986, ECLI:NL:PHR:1986:AC9698. ● HR 7 mei 1996, NJ 1997/404.

● HR 1 juli 1997, NJ 1998, 242.

● HR 1 december 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZD1396, concl. A-G Jörg. ● HR 20 juni 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA6246. ● HR 27 maart 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ7747. ● HR 19 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ8788. ● HR 11 november 2008, ECLI:NL:HR:2008:BF0624. ● HR 23 december 2008, ECLI:NL:HR:2008:BF5053. ● HR 16 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI1812. ● HR 22 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3694. ● HR 17 mei 2016, ECLI:NL:HR:2016:860. ● Hoge Raad 30 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:970.

● Conclusie A-G G. Knigge, ECLI:NL:PHR:2019:76, bij HR 9 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:512.

heeft opmaak toegepast: Lettertype: (Standaard) Times