• No results found

5.2.1 Oplegging van de straf of maatregel

Al tijdensBinnen de fase van oplegging van de geldboete, verkeersboete,strafbeschikking, verkeersboete, schadevergoedingsmaatregel en ontnemingsmaatregel is er verschil te zien als men kijkt naar de vraag of draagkracht een rol mag spelen bij bepaling van de hoogte van het te betalen bedrag.

Het draagkrachtbeginsel van artikel 24 Sr brengt in de praktijk met zich mee dat in geval een verminderde draagkracht wordt geconstateerd, een lagere geldboete wordt gevorderd en/of opgelegdwordt opgelegd door de rechter of wordt uitgevaardigd bij strafbeschikking, ofwel een andere passende sanctie, bijvoorbeeld een werkstraf, wordt gevonden.

Bij verkeersboetes is beperkte ruimte voor matiging van de boete op grond van een beperkte draagkracht: volgens artikel 6 en 9 lid 2 Wahv kan beroep worden ingesteld bij de OvJ en daaropvolgend bij de kantonrechter indien gelet op de omstandigheden waarin betrokkende verkeert, een lager bedrag dient te worden vastgesteld. Begrijpelijk gezien de (relatief) lage verkeersboetes is dat slechts in uitzonderlijke gevallen de verkeersboete wordt gematigd op grond van een beperkte draagkracht.

Het draagkrachtbeginsel van artikel 24 Sr is niet van toepassing op de

schadevergoedingsmaatregel of ontnemingsmaatregel. In de parlementaire geschiedenis is hiervoor dezelfde verklaring te vinden: gezien het rechtsherstellende karakter van de beide maatregelen, is enkel de omvang van de schade resp. het wederrechtelijk verkregen voordeel beslissend voor de hoogte van het bedrag.141

Nu het bij geldboetes gaat om leedtoevoeging, en bij de schadevergoedings- en

ontnemingsmaatregel om herstel van de rechtmatige toestand, acht ik het begrijpelijk dat het draagkrachtbeginsel bij geldboetengeldboetes wel van toepassing is en bij de

141 Kamerstukken II 1989/1990, 21345, 3, p. 5-6 (voor de schadevergoedingsmaatregel) en Kamerstukken II

41 schadevergoedings- en ontnemingsmaatregel niet, nu toepassing van het draagkrachtbeginsel bij geldboetengeldboetes kan voorkomen dat een betrokkene onevenredig hard in zijn vermogen wordt getroffen, en het bij de maatregelen echt gaat om het herstellen van de situatie zoals die voor het schade brengende resp. wederrechtelijk voordeel opleverende feit bestond.

Mijns inziens opmerkelijk, al dan nietzo niet onbegrijpelijk, is dan de overweging van de wetgever om, ondanks het niet van toepassing zijn van het draagkrachtbeginsel bij de ontnemingsmaatregel, de rechter wel een matigingsbevoegdheid (art. 36e lid 5) toe te kennen, bijvoorbeeld “voor het geval het wederrechtelijk verkregen voordeel inmiddels is

opgesoupeerd.”142 Waarom zou men de rechter wel een matigingsbevoegdheid toekennen bij

de betalingsonmachtige die een ontnemingsmaatregel wordt opgelegd, en niet bij een betalingsonmachtige die een schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd? Een antwoord geven op deze vraag zou speculatie zijn, nu hier geen antwoord op valt te vinden in de parlementaire stukken. Het idee dat je van “een kale kip niet kunt plukken” en dan maar beter het bedrag kan matigen, lijkt hier wel doorgang te hebben gevondenlijkt wel te heersen bij de ontnemingsmaatregel, maar absoluut niet bij de schadevergoedingsmaatregel: bij deze laatste mag het bedrag onder geen beding gematigd worden.

5.2.2. Oplegging van vervangende hechtenis

Van oplegging van vervangende hechtenis is alleen (slechts) bij de geldboete en

schadevergoedingsmaatregel sprake. Voor de strafbeschikking en verkeersboete geldt dat gijzeling pas in de fase van tenuitvoerlegging gevorderd kan worden. Voor de

ontnemingsmaatregel diende voor 2003 tevens vervangende hechtenis te worden opgelegd. Dit is echter vervangen door de lijfsdwang, die ook pas in de tenuitvoerleggingsfase gevorderd kan worden. Volgens komend recht …. [Komend recht nog in elke paragraaf goed uitwerken en hier kort resumeren!!!] Op deze overgang kom ik hieronder nog terug.

Het opleggen van vervangende hechtenis is bij zowel de geldboete als de

schadevergoedingsmaatregel verplicht. Voor een verplichte, i.p.v. facultatieve oplegging, is bij de geldboete gekozen omdat het een onbevredigende indruk zou maken wekken als aan een solvente veroordeelde de vervangende hechtenis niet zou worden opgelegd, en aan minder solvente veroordeelde wel.143 Dit zou helemaal onwenselijke situaties opleveren als de

142 Kamerstukken II 1989/1990, 21504, 3. p. 78-79. 143 Kamerstukken II 1974-1975, 13386, 3, p. 13.

heeft opmaak toegepast: Markeren

heeft opmaak toegepast: Lettertype: (Standaard) Times

New Roman

heeft opmaak toegepast: Lettertype: (Standaard) Times

New Roman

heeft opmaak toegepast: Lettertype: (Standaard) Times

42 solvente veroordeelde zich onttrekt aan betaling, en er geen vervangende hechtenis ten uitvoer kan worden gelegd. Reden om de vervangende hechtenis op te leggen werd bij de geldboete gevonden in de gedachte dat een strafbaar feit niet ongestraft mag worden gelaten: als er niet betaald wordt, dan moet er op een andere manier vergolden worden.144 Een andere reden, die

we ook terugzien bij de schadevergoedingsmaatregel, is dat de vervangende hechtenis als pressiemiddel dient te werken.145 Niet onbelangrijk is dat de vervangende hechtenis de

geldboete daadwerkelijk vervangt, en de schadevergoedingsmaatregel niet.

Met een beperkte draagkracht wordt bij het opleggen van de vervangende hechtenis in principe geen rekening gehouden: een verminderde draagkracht mag geen maatstaf vormen voor het al dan niet opleggen van de maatregel met vervangende hechtenisvan de

schadevergoedingsmaatregel waarbij vervangende hechtenis wordt opgelegd voor het geval de maatregel niet voldaan wordt. Uit (de door de wetgever geboden ruimte en) meerdere uitspraken van de Hoge Raad blijkt echter dat het opleggen van vervangende hechtenis achterwege kan worden gelaten indien op voorhand vaststaat dat het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel slechts zal leiden tot het in de toekomst tenuitvoerleggen van de vervangende hechtenis.146 In de praktijk wordt deze uitspraak door lagere rechters echter

nauwelijks toegepast: door de mogelijkheid een betalingsregeling met het CJIB te treffen staat het (aldus de rechtspraak) nooit op voorhand vast dat de vervangende hechtenis ten uitvoer zal worden gelegd. Uit het beleid van het CJIB blijkt echter dat het CJIB in principe geen betalingsregelingen aangaat. Het bovenstaande heeft als gevolg dat alsnog vervangende hechtenis wordt opgelegd, ongeacht het feit dat gezien de financiële positie van de

veroordeelde en het beleid van het CJIB in veel gevallen wel degelijk te voorspellen is dat de vervangende hechtenis ten uitvoer zal worden gelegd.

Voor de ontnemingsmaatregel gold, vóór de Wet Vermogenssancties van 2003, dat ook vervangende hechtenis moest worden opgelegd. De vervangende hechtenis heeft echter plaats moeten maken voor de lijfsdwang: de vervangende hechtenis werkte niet goed als

pressiemiddel en riep bij de zittende magistratuur het beeld op van dubbele bestraffing.147

Door de lijfsdwang in te voeren werd het beoordelingsmoment om over te gaan naar

144 Melai/Groenhuijsen, in: WvSv, art. 573 Sv, aant. 6.7.

145 Kamerstukken II 1989-2000, nr. 3, p. 19 (voor de geldboete) en Kamerstukken II 1991/1992, 21345, 9, p. 5

(voor de schadevergoedingsmaatregel).

146 HR 16 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI1812. R.o. 3.6. 147 Kamerstukken II 2001/2002, 28079, 3. P. 9

43 vrijheidsbenemingom te beslissen over een eventuele vrijheidsbeneming uitgesteld tot de tenuitvoerleggingsfase, waarin de rechter een beter beeld heeft van de financiële situatie van de veroordeelde en hierdoor maatwerk kan leveren.148 Dit maatwerk ontbreekt mijns inziens

bij het opleggen van vervangende hechtenis bij de schadevergoedingsmaatregel. Het blijft mij onduidelijk waarom er bij de ontnemingsmaatregel wel voor is gekozen dit stukje maatwerk te leveren en lijfsdwang in te voeren, en bij de schadevergoedingsmaatregel niet.

Met de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen149 verdwijnt de

vervangende hechtenis ook bij de schadevergoedingsmaatregel. Met deze wet is ervoor gekozen de rechter te verplichten bij oplegging van de schadevergoedings- of

ontnemingsmaatregel de maximale duur van de gijzeling te laten bepalen. Mijns inziens wordt hiermee een soort middenweg gevonden tussen de, voor de schadevergoedingsmaatregel, verplichte oplegging van vervangende hechtenis door de rechter en de lijfsdwang bij de ontnemingsmaatregel, die eventueel pas in de tenuitvoerleggingsfase wordt gevorderd en die dus niet vooraf wordt opgelegd. Zoals reeds aan de orde gekomen in paragraaf 3.4 is de nieuwe gijzelingsregeling voor de schadevergoedingsmaatregel een stap in de juiste richting. De misleidende terminologie “vervangende” hechtenis hoeft in ieder geval niet meer gebezigd te worden en er wordt ruimte gemaakt voor meewegen van betalingsonmacht (waarop nader wordt ingegaan in paragraaf 5.3.2).