• No results found

De twintigste-eeuwse kunstgeschiedenis kent een tumultueuze opeenvolging van vernieuwingsdrang in de kunsten en experimenten met materiaal- en mediumgebruik, vorm, perspectief, inhoud, houding tot grote filosofische vragen en beeldtaal. De verschillende ‘-ismen’,

die vanaf de late 19e eeuw in volle vaart over elkaar heen tuimelden, worden in de kunsttheorie bij

elkaar geschaard onder de noemer ‘modernisme’ en vanaf de Tweede Wereldoorlog ook wel onder het ‘postmodernisme’. In eerste instantie speelde dit zich af binnen de grenzen van de kunsten zelf. Kubisme, expressionisme, surrealisme, het zijn een paar voorbeelden van stijlen binnen de schilderkunst die soms op elkaar antwoordden, maar allen de grenzen van de beeldtaal van de kunstvorm ‘schilderkunst’ verkenden. Ook binnen de literatuur, muziek, theater, architectuur en beeldhouwkunst was sprake van een vergelijkbare avant-garde. Technologische vernieuwing, alsook de radicale vernieuwingsdrang zelf binnen de schone kunsten leidde ertoe dat er nieuwe kunstvormen ontstonden. In de afgelopen jaren zag ik in musea en galeries fotografie, film,

moderne dans, performance art, land art, lichtkunst, street art en graffiti, kinetische kunst, digitale kunst,

artistic games, sit ins, allemaal vormen die we tegenwoordig erkennen als onderdeel van de kunsten.

En allemaal werken ze met hun eigen materiaal, betekenis en beeldtaal.

Het voert op deze plek te ver om een nauwkeurig beeld te scheppen van de revolutie in de kunsten in de afgelopen 150 jaar, maar voor mijn betoog zijn de volgende twee zaken wel van belang. Op de eerste plaats is in de afgelopen 150 jaar onder invloed van vernieuwing in de kunsten de definitie van kunst zelf ter discussie komen te staan. Daardoor is het onmogelijk geworden om

28

niet zo interessant zijn, de enorme rijkdom aan mogelijkheden waarin tegenwoordig het artistieke wordt uitgedrukt zorgt nu juist voor dat het debat dat ik hier onderzoek relevant is geworden. Op de tweede plaats zijn bovenstaande vormen, hoe vernieuwend ook in mediumgebruik, nog steeds bij voorkeur waar te nemen met het oog en het oor - en ook als ze dat niet zijn, is de etiquette nog steeds dat je met je vingers van een kunstwerk afblijft.

Fluxus

Het kunstbegrip van Hegel en Kant mag dan wel dwingend zijn, het is natuurlijk niet zo dat de kunsten zich daar ook braaf aan hebben gehouden. Zeker niet. De opsomming van avant-garde

stromingen in de 20ste eeuw hierboven illustreert dit. Toch is er betrekkelijk weinig

geëxperimenteerd met materialen die interessant zijn voor andere zintuigen dan (primair) het zicht

en het gehoor. Het Canon van de Westerse kunstgeschiedenis in de 20ste eeuw kent echter ook

kunststromingen voor wie de hiërarchie der zintuigen niet vanzelfsprekend was, of op zijn minst ter discussie stond, net als de definitie van wat kunst is zelf. Fluxus is er daar één van.

Fluxus ontstond in de laten jaren vijftig van de 20ste eeuw, tegelijkertijd zowel in Europa als

in de Verenigde Staten. Op beide continenten is de locatie van de ontstaansgeschiedenis aan te wijzen. In New York in het muzieklokaal van John Cage, in Darmstadt in het muzieklokaal van Karlheinz Stockhausen, dat later werd voortgezet in Keulen (Higgins 2, 11). Op beide plaatsen kwamen studenten bijeen die samen zochten naar het experiment, wars van hiërarchie tussen docenten en studenten en kunstdisciplines (Higgins 11). Dit breidde zich in de jaren die daarop volgden uit, al lag het zwaartepunt van deze productieve groep in de vroege jaren zestig (Higgins 11). Fluxusleden waren afkomstig uit alle geïndustrialiseerde landen van de wereld en zijn van verschillende generaties (Higgins XIII).

De leden van Fluxus zijn het onderling nooit eens geworden over de stijl, inhoud of betekenis van wat ze produceerden, zo stelt Hannah Higgins, dochter van medeoprichter van

Fluxus Dick Higgins, in haar boek Fluxus Experience uit 2002 (XIII). Het werkterrein besloeg een

breed palet, van Events tot opera, muziek tot poëzie, grafisch werk en Fluxkits tot schilderijen

(Higgins XIII). Wat ze wel deelden is een experimentele, soms radicale, houding ten opzichte van stijl, inhoud en betekenis van wat ze maakten. Fluxus werkte intermediaal, conceptueel en maakte in het creëren van hun werk gebruik van wat al in het dagelijks leven aanwezig was. Marcel Duchamps’, lid van Dada, de roemruchte voorganger van Fluxus van voor de Tweede Wereldoorlog, Wc-pot geldt als groot voorbeeld (Higgins 61).

Er zijn dan ook een aantal uitingsvormen van Fluxus aan te wijzen die dusdanig ontregelend omgaan met mediumgebruik, stijl en inhoud dat ze in het oog springen in relatie tot mijn

29

onderzoek: de Fluxkit multiple en event cards (ofwel score). Een event card is ontwikkeld vanuit de

muziekfilosofie van John Cage en Dick Higgins, waarbij in minimale termen een situatie werd beschreven zodat die later kon worden uitgevoerd. George Brecht schreef vanaf 1959 de eerste

event cards (Higgins 51). Fluxus presenteerde haar werk vaak in events, waarbij het publiek en het

toeval mede de performance bepaalden en ontregelden (Higgins 51).

De Fluxkit multiple is een doos van goedkoop materiaal waarin bijdragen van verschillende

Fluxusleden werden verzameld. Water Jam va George Brecht is de eerste Fluxkit en werd in 1963

uitgegeven door George Maciunas. De doos bevatte een serie ‘event-scores’, kaartjes met daarop opdrachten die de lezer uit kon voeren, bijvoorbeeld in een bepaald ritme een lamp aan- en uitzetten (Higgins 2). Maciunas liet er 1000 drukken, die voor vier dollar per stuk te koop waren (Higgins 2). Later gaf Maciunas andere Fluxkits uit, die uit verschillende materialen bestond, vaak alledaagse dingen, en bijdrage bevatte van verschillende Fluxus leden.

Fluxus maakte dus geen unieke werken in de zin zoals Hegel kunst opvat (zie hoofdstuk twee), waarvan er maar één bestond, maar liet werken in veelvoud, multiple, uitvoeren en

verspreiden. Het was vooral aan het publiek van een event of de koper van een Fluxkit om er iets

mee te doen, de event card uit te voeren of de gebruiksvoorwerken toe te passen. De toepassing was

letterlijk, je voerde een opdracht uit, at iets op of paste iets toe.