• No results found

Synthese van de analyses van de besprekingen van De doodshoofdvlinder

7. Syntheses

7.5 Synthese van de analyses van de besprekingen van De doodshoofdvlinder

In 1979 kwam bij Wolkers’ nieuwe uitgeverij De Bezige Bij in Amsterdam de roman De

doodshoofdvlinder uit. Het boekt telt 256 pagina’s. In het kerstnummer van Vrij Nederland verscheen in 1977 reeds een voorpublicatie van het eerste hoofdstuk. De

uiteindelijke versie van dit hoofdstuk in de roman vertoont grote verschillen met die eerste versie ervan. Aanvankelijk schreef Wolkers de roman met een

ik-vertelperspectief, wat daarna een personaal vertelperspectief is geworden. Er zijn 28 teksten van de roman gevonden. LiteRom bevat er negen en het knipselarchief van het Letterkundig Museum bevat de overige zeventien.

De tekst die Mieke Bal over de roman schreef wordt hier niet meegenomen. Zij bespreekt de roman weliswaar, maar velt geen oordeel. Haar tekst is daarmee geen literatuurkritische tekst. Dan blijven er 27 besprekingen van De doodshoofdvlinder over waarin de roman wel onderwerp van waarderen is.

In twee Vlaamse kranten verschijnt er in begin 1980 een bespreking van de roman. In de Nederlandse dag- en weekbladen verschijnen de meeste besprekingen tussen 20 november en begin december 1979. In de reeks besprekingen zit geen duidelijk historisch patroon op het punt van het oordelen. De drie sterk negatieve kritieken zijn over de reeks verdeeld, evenals de sterk positieve. In het eerste deel van de reeks komen wel meer gematigd positieve dan wel gematigd negatieve recensies voor dan in het tweede deel daarvan.

Enkele recensenten bespreken de oplage van de roman. De oplage van De

doodshoofdvlinder is groter dan die van De kus. Ditmaal verscheen de eerste druk in een

oplage van honderdduizend exemplaren. Bij enkele recensenten, onder wie Wim Zaal en Ab Visser, dringt zich dan de vraag op of men Wolkers’ werk als literatuur moet zien dan wel als een populair werk dat geschreven is voor het volk. Zaal vindt dat de combinatie die Wolkers beoogt, literatuur schrijven én een groot publiek bereiken, niet is

gerealiseerd. Visser vindt dat het grote publiek te kritiekloos Wolkers’ werk omarmt. Hij bestempelt Wolkers’ werk mede vanwege die populariteit niet als literatuur. De

beschouwingen van beide recensenten hierover impliceert bij beiden waarderingen: Zaal en Visser geven mede op de genoemde gronden een negatief oordeel over de roman.

Er zijn drie ‘dubbelbesprekingen’. Twee ervan, die van Boomsma en De Haes, behandelen twee werken van Wolkers die vlak na elkaar gepubliceerd werden: de herziene versie van Kort Amerikaans en De doodshoofdvlinder. Het is opvallend dat beide romans niet afzonderlijk aandacht krijgen. Hierdoor zou de indruk gewekt kunnen worden dat zij de romans van weinig belang achten, maar beide critici vellen een positief oordeel over beide romans. Ab Visser wijdt in zijn dubbelbespreking niet alleen

aandacht aan De doodshoofdvlinder, maar ongeveer dezelfde hoeveelheid aandacht schenkt hij aan Een hartstocht van Boudewijn van Houten. Van Houten is een tamelijk onbekend auteur, waardoor de indruk wordt gewekt dat hij Wolkers als auteur geen hoge status toekent. Het is dan ook niet verwonderlijk dat hij een negatief oordeel geeft over Wolkers’ roman.

Veel recensenten vinden De doodshoofdvlinder een autobiografische roman. Dit, omdat de dood van Wolkers’ vader aan de orde komt en omdat Wolkers stof behandelt die in eerder werk al aan de orde kwam en toen autobiografisch bleek te zijn. Door

83

Wolkers’ herhalen van al eerder behandelde stof is van invloed geweest op de oordelen. Enkele recensenten geven een negatief oordeel, omdat Wolkers inmiddels in eerder werk al (bijna) alles had verteld over zijn vader. Jan Verstappen is de enige recensent die opmerkt dat De doodshoofdvlinder niet zomaar een samensmelting is van elementen uit eerder werk van Wolkers. Het is in dit verband opmerkelijk dat André Matthijsse, maar niet alleen hij, ervoor pleit om De doodshoofdvlinder op zich te bespreken en het niet steeds te vergelijken met eerder werk. Hij verwacht dat er dan veel meer positieve oordelen over de roman gegeven zouden worden. Wam de Moor schrijft over het autobiografische aspect van de dood van de vader en meer in het algemeen over het verschijnsel van vaders van auteurs in de literatuur. Waar auteurs vroeger de vader neerzetten als een autoritair iemand, lijken in het heden auteurs hun overleden vader te willen koesteren. Wim Vogel onderkent datzelfde verschijnsel van overleden vaders in de literatuur, maar hij ziet een meer maatschappelijke oorzaak: voor de auteurs zou het schrijven over de overleden vader een emotionele afrekening zijn met de afschaffing van God en autoriteit in de periode 1965-1975. In de besprekingen blijft het bij een

onderkennen van het historische verschijnsel, geen enkele recensent maakt het tot onderwerp van waarderen.

Enkele recensenten zetten de werken waarin de auteurs over hun vader schrijven in chronologische volgorde. Wolkers is dan vanzelfsprekend de laatste auteur in de reeks. Hij publiceerde echter, zoals gezegd, eerder een andere versie van het eerste hoofdstuk in het decembernummer van Vrij Nederland. Dit brengt Frans de Rover er in Vrij

Nederland van 17.11.1979 toe op te merken dat Maarten ’t Hart een navolger van

Wolkers is. Met een beroep op data ontkracht ’t Hart die bewering in zijn eigen recensie van Wolkers’ roman. Soetaert reageert op de kritiek van ’t Hart, maar niet op het punt van: wie wordt door wie geïnspireerd? Soetaert reageert op ’t Harts oordeel over de seksscènes in de roman. ’t Hart vindt die scènes gênant, Soetaert vindt die scènes niet overdreven. Enkele recensenten betitelen ’t Hart en Wolkers als de twee populairste auteurs omstreeks 1979 in het Nederlandstalige literaire veld.

Gegeven het voorgaande verrast het niet dat negen recensenten de roman van Wolkers het meest met een werk van ’t Hart vergelijken. Meestal noemen zij daarbij De

aansprekers, de roman van ’t Hart die ook in 1979 is gepubliceerd en eveneens handelt

over een vader-zoon verhouding. Volgens die critici vertonen de met elkaar vergeleken werken veel overeenkomsten, al vindt het vergelijken niet steeds op dezelfde punten plaats. Vaak worden de twee romans vergeleken op het punt van de omgang met religie, het beeld van de vader en hoe aangrijpend de werken zijn. In zes van de negen gevallen mondt dat vergelijken ook uit in relatieve oordelen over beide romans. Vijf keer vindt men De aansprekers een betere roman dan De doodshoofdvlinder en één keer is er sprake van het omgekeerde. Verder wordt het werk van Wolkers nog één keer vergeleken met

Een vlucht regenwulpen en Laatste zomernacht van ’t Hart, maar zonder dat daarbij

relatieve oordelen worden geveld.

In 1979 publiceert Kees van Kooten Koot graaft zich autobio en Frans Kellendonk De

nietsnut. Beide werken karakteriseren de recensenten als boeken die handelen over de

dood van de vader. In een groot aantal besprekingen vergelijken critici die twee romans, samen met De aansprekers van Maarten ’t Hart, met de roman van Wolkers. In totaal vergelijken zeven critici Wolkers’ roman met werk van Van Kooten, Kellendonk en ’t Hart. Bij het werk van Van Kooten en Kellendonk wordt daarbij geen relatief oordeel geveld.

84

De roman van Wolkers wordt, steeds zonder er verder een waardering aan te

verbinden, ook vergeleken met En dan is er koffie van Hannes Meinkema en wel, omdat beide werken familieromans zijn; met De avonden van Gerard Reve, omdat de structuur en het realisme van beide romans nauw verwant zijn; met Een zoon begraaft zijn vader van H.M. van Randwijk, om aan te tonen dat Wolkers met zijn onderwerp niet zeer origineel is; met As I Lay Dying van William Faulkner en met Im alten Eisen van Wilhelm Raabe, omdat de structuur en de verhaallijn van die twee overeenkomsten vertonen met het werk van Wolkers; met Kaas van Willem Elsschot, vanwege de identieke sfeer rond het sterfbed. Verder wordt Wolkers als auteur vergeleken met Ger Verrips, Olof Baltus en Ward Ruyslinck, zonder dat de critici daar verder oordelen aan verbinden.

Verstappen en Matthijsse pleiten ervoor om De doodshoofdvlinder niet te vergelijken met ander werk van Wolkers. Dat heeft kennelijk tot gevolg dat zij tot een positiever oordeel komen over de roman dan tal van andere critici. Ze impliceren daarmee ook dat andere recensenten tot een positiever oordeel zouden kunnen komen als die de

werkwijze van Verstappen en Matthijsse zouden hanteren.

Andere critici maken bijzonder veel vergelijkingen met eerder werk van Wolkers. Om te beginnen vergelijken enkele critici de roman met De walgvogel en De kus. De meesten van hen vinden die twee werken de twee minste romans van Wolkers, ook Werkkleding zien enkelen van hen als een neergang binnen het oeuvre van de schrijver. Deze

vergelijkingen worden gemaakt op het punt van vormaspecten, een punt waarop De

doodshoofdvlinder doorgaans als beter wordt beschouwd. Alleen Wam de Moor oordeelt

dat De walgvogel het beste werk van Wolkers is van de afgelopen tien jaar, hij vindt die roman ook beter dan De doodshoofdvlinder. Soms zijn er vergelijkingen op het punt van inhoudelijke aspecten, waarbij niet zeer vaak van waarderen sprake is. In dat verband wordt de roman doorgaans met Een roos van vlees vergeleken, onder meer vanwege de ingetogenheid van Wolkers in beide romans. ’t Hart vergelijkt niet alleen, hij oordeelt ook: Een roos van vlees vindt hij op dit punt beter dan De doodshoofdvlinder. De meeste vergelijkingen van De doodshoofdvlinder met eerder werk van Wolkers vinden plaats op het punt van elementen die de meeste critici uit eerder werk herkennen. Ten eerste komt de vader in de roman overeen met de vader die deze critici ook aantreffen in Terug

naar Oegstgeest. Wim Hazeu vindt de beide vaderromans in zijn eerste bespreking in Rotterdams Nieuwsblad gelijkwaardig. In zijn latere, tweede bespreking in het Magazine

van Hervormd Nederland vindt hij De doodshoofdvlinder beter dan Terug naar Oegstgeest. Karel Osstyn en Han Steendijk geven ook een oordeel als zij beide romans met elkaar vergelijken. Zij vinden Terug naar Oegstgeest beter. Steendijk is ook één van de recensenten die tevens de verhalen ‘Serpentina’s petticoat’ en ‘Dominee met strooien hoed’ vergelijkt met de roman en daarbij oordeelt: de verhalen vindt hij beter. ’t Hart vergelijkt de roman ten slotte nog met Turks fruit. In beide werken signaleert hij een vrouw-in-ziekenhuis thematiek. Hij vindt dat Wolkers deze thematiek te vaak herhaalt in zijn werk.

Voorts vergelijken veel critici de roman met nog een reeks van andere werken van Wolkers, waarbij ze overigens geen oordelen geven. Die reeks omvat Kort Amerikaans, waarbij meer specifiek de vergelijking op de punten van de broer en een psalmcitaat gemaakt worden; het toneelstuk Wegens sterfgeval gesloten, wat betreft de

doodsthematiek en de doodsaanzegging. Ten slotte vergelijkt een enkele criticus de roman met drie eerdere verhalen: ‘De ontmaskering’, op het punt van de ontluikende seksualiteit bij de oudere zus; ‘Het tillenbeest’ en ‘De hond met de blauwe tong’, het laatstgenoemde verhaal op het punt van de presentatie van de vaderfiguur. Twee critici

85

vergelijken de roman heel erg vaak met eerder werk van Wolkers: Hans van Straten vergelijkt de roman met maar liefst vijf eerdere werken en Leo de Haes zelfs met negen eerdere werken. Opmerkelijk is dat Hans van Straten zich wel heel duidelijk beperkt bij het vergelijken: alle werken die hij noemt, beziet hij op het punt van het doodsthema. Vier maal worden er geen specifieke vergelijkingen gemaakt van de roman met eerder werk van Wolkers. De besprekingen zonder specifieke vergelijkingen bevinden zich overwegend in het eerste deel van de serie besprekingen van De doodshoofdvlinder. Hoewel er dus veel vergelijkingen zijn van de roman met eerder werk van Wolkers, is het oordelen veel vaker absoluut dan relatief. Vooral degenen die sterk positief dan wel sterk negatief oordelen, oordelen doorgaans absoluut.

Achttien recensenten geven een positief oordeel over de roman en negen recensenten geven een negatief oordeel over de roman. Wim Hazeu bespreekt de roman twee maal, en geeft beide keren een positief oordeel over het werk. Zijn beide teksten lijken te zijn toegesneden op de periodieken waarin ze verschijnen en het publiek daarvan, waardoor ze inhoudelijk van elkaar verschillen. De gronden waarop de 27 oordelen over de roman in zijn geheel worden geveld, verschillen nogal van elkaar. De ten opzichte van eerder werk veranderde houding van Wolkers heeft enkele keren geleid tot een positief

eindoordeel. In De doodshoofdvlinder is Wolkers volgens de betrokkenen ingetogener en genuanceerder, wat zij dus positief vinden. Ook zijn enkele critici van mening dat

Wolkers meer greep op zijn materie heeft gekregen, dat wil zeggen: de uit eerder werk bekende doodsthematiek is naar hun mening ditmaal met behulp van bepaalde vorm- en stijlkenmerken voortreffelijk uitgewerkt.

De critici die de roman een negatief eindoordeel geven, vergelijken De

doodshoofdvlinder vooral met Wolkers’ werk uit de jaren zestig. Zij vinden dat De

doodshoofdvlinder weinig nieuwe, verrassende elementen toevoegt en zij vinden ook dat

de vader al talloze malen verschenen is in eerder werk. Enkele critici zijn van mening dat de uit eerder werk bekende thematiek terugkomt in de roman. Die eerder

geschreven romans vinden de critici beter.

Over enkele zaken in de roman vellen sommige critici uiteenlopende oordelen. Zo heeft de roman een tweede verhaallijn die begint bij een auto-ongeluk, waarbij de hoofdpersoon Paul en Carla betrokken zijn. De meeste critici zijn van mening dat die tweede verhaallijn niets toevoegt aan het verhaal. Enkele critici vinden echter dat Wolkers een mooi vrouwenportret van Carla maakt en anderen zien dat de thematiek van de definitieve eenzaamheid subtiel verwerkt is in de tweede verhaallijn. Ook zijn er recensenten die een voor Wolkers nieuw thema in de tweede verhaallijn onderkennen en de aanwezigheid daarvan positief beoordelen.

De volgende aspecten worden door vrijwel iedereen negatief beoordeeld: het weerbeeld in de roman, dat van de voortdurende mist, vindt vrijwel iedereen te

nadrukkelijk. Men oordeelt er negatief over, behalve Leo de Haes. Tevens vindt men dat enkele woorden te vaak herhaald worden.

Peter van Eeten en Matthijsse geven tegengestelde waarderingen van de thematiek in de roman. Van Eeten spreekt weinig waardering uit in verband met het doodsthema. Het thema omvat slechts enkele facetten van de dood, volgens hem. Matthijsse daarentegen schrijft dat het thema niet tot een catharsis bij de hoofdpersoon leidt, zodat zijn leven geen nieuwe inhoud krijgt. Een nogal dubbelzinnige constatering van Matthijsse, desalniettemin is zijn waardering positief.

86

Twee andere recensenten staan op het punt van hun beoordeling van Wolkers’ schrijverschap lijnrecht tegenover elkaar. Waar Sitniakowsky betoogt dat Wolkers uitgeschreven lijkt te zijn, schrijft Boomsma dat Wolkers nog lang niet uitgeschreven is. Hoewel de meeste critici vinden dat Wolkers’ houding in dit werk ten opzichte van vroeger werk verbeterd is, zijn er enkele recensenten - zoals Aad Nuis, Han Steendijk, Ronald Soetaert en Hans Werkman - die de seksscènes of de passages over omgang met religie in het werk verwerpen. Die scènes en passages hebben volgens hen te weinig functie of zijn te vulgair.

De romanstructuur krijgt soms ook uiteenlopende beoordelingen. Zeven critici zijn positief over de structuur, drie critici vinden dat de structuur weinig verrassingen biedt en waarderen deze daarom negatief. Uit de besprekingen blijkt dat De doodshoofdvlinder volgens tal van critici een roman is die bolstaat van symboliek. Vier critici bespreken specifieke symbolische elementen. Moscoviter en Soetaert onderkennen de

aanwezigheid van symboliek ook, maar zij vinden dat er een overdaad aan symboliek is. De oordelen over de hoeveelheid details in het verhaal sporen in hoge mate met die over de symboliek. Drie recensenten oordelen dat er teveel details in het verhaal verwerkt zijn. Graa Boomsma, Aad Nuis en Leo de Haes vinden echter dat alle details goed gedistribueerd zijn over het verhaal en oordelen dus positief over dit aspect.

De oordelen met betrekking tot de aanwezigheid van autobiografische elementen lopen ook uiteen. Dat Wolkers met enige afstand heeft willen schrijven, door een personaal vertelperspectief te kiezen, viel niet bij alle recensenten in de smaak. Sommige critici vinden dat het Wolkers niet lukt om met die vertelvorm een geloofwaardige afstand te creëren, of vinden de poging van Wolkers om zich te

verhullen in het personage Paul mislukt. Ook vinden sommige critici het gebruik van het personale vertelperspectief om die reden mislukt, dat de vertelling er minder

aangrijpend en emotioneel door is geworden. Enkelen merken daarbij op dat het gebruik van het ik-vertelperspectief in eerdere romans die boeken aangrijpender maakte.

Zoals gezegd is de houding van de schrijver volgens enkele critici ingetogener geworden, wat allen positief vinden. Eén criticus, Hans Werkman, heeft nog steeds moeite met enkele aspecten van die houding. Hij is de enige die expliciet en nadrukkelijk vanuit een vooropgestelde christelijke opvatting oordeelt. Dat past bij de religieuze achtergrond van de krant waarvoor hij schrijft.

De besprekingen van Zaal, Nuis en Osstyn vallen binnen deze reeks in die zin op, dat zij enigszins afstandelijke kritieken schrijven. Zaal neemt de receptie van eerder werk van Wolkers tot onderwerp van een flink deel van zijn bespreking. De bespreking van Nuis valt op, omdat hij in een groot deel van de tekst de reactie van de literaire kritiek op populaire auteurs, zoals Wolkers, thematiseert. Osstyn neemt wat afstand doordat hij de populariteit van het werk van Wolkers redelijk uitvoerig ter sprake brengt in de