• No results found

Succesvolle tactieken

In document Kostbare kindertijd (pagina 53-56)

Door hun gedrag kunnen kinderen aangeven dat ze zich niet (meer) zo vinden in het aanbod.

Animatoren kunnen optreden tegen het niet-meedoen of de alternatieve spelletjes van kinderen, maar er zijn ook andere opties: het alternatieve gedrag kan gedoogd worden (de kinderen die niet (meer) met het aanbod meedoen worden (tijdelijk) met rust gelaten), of de animatoren kunnen er ook actief op inspelen.

De geplande activiteiten kunnen verlaten worden om alternatieven te zoeken die beter aansluiten bij het ritme van de kinderen: een rustig spelletje als ze moe zijn, opdelen in groepjes of net een echte groepsactiviteit wanneer de groepssfeer er niet meer is… Ook kunnen animatoren beslissen om het soms spontaan ontstane ‘vrij spel’ te legitimeren en de beleving van de kinderen dus te laten primeren op de voorgestructureerde activiteiten. De tactieken van de kinderen zijn dan in die mate succesvol dat ze de tijd voor de hele groep verder vorm geven.

Bij de aankomst op het speelplein in het dorp lopen de Amerikaanse Amber en anderen meteen naar de pomp met water. In tegenstelling tot het oorspronkelijke plan van de animatorenploeg wordt hier vrij

gespeeld. De kinderen vinden dat duidelijk goed nieuws en rennen naar waar ze heen willen. Ze verspreiden zich over het hele speelplein.

Toch blijven dit uitzonderingen: ondanks alle ruimte die hun tactieken soms krijgen, is het temporele actorschap van kinderen tijdens strikt begeleid spel inherent beperkt. De organisatie is te strak – het spel vooraf is te zeer gepland – om door de kinderen zelf gewijzigd te worden.

4.3. Tactieken in een open tijdsorde

Een tijdsorde waarin kinderen zelf kunnen kiezen wat ze willen doen, lokt weinig tactieken uit.

Kinderen kunnen hun tijd zelf invullen. Ze kiezen iets uit het aanbod of ze spelen gewoon hun eigen spel en hoeven niet aan een opgelegde ordening van de tijd te morrelen.

Toch zijn er in elke georganiseerde setting een aantal feitelijke beperkingen, die mogelijk weer tactieken met zich mee kunnen brengen.

Zo kan moet er op bepaalde momenten gestopt worden met spelen: het spel kan niet eeuwig blijven voortgaan. Kinderen treuzelen wel eens wanneer ze hun eigen spel moeten beëindigen om naar een collectieve activiteit te gaan. Ze proberen hun eigen tijd nog wat te rekken, te beschermen.

Ook onduidelijkheid kan tactieken uitlokken. In de namiddag is ‘vrij spel’ op het speelplein van Overijse een volwaardige keuzemogelijkheid, maar dit wordt niet altijd duidelijk gecommuniceerd of gestimuleerd door materiaal of door territoriale vrijheid. Beide zijn soms een duidelijk probleem bij de namiddagactiviteiten van Kleuterson, waar het eigen spontane spel van kleuters vaak eerder ‘gedoogd’

dan ondersteund lijkt te worden.

Ook in het ‘ravotkot’, waar vrij spel en wisselen van activiteiten zonder meer legitiem zijn, is er soms onduidelijkheid over deze keuzevrijheid, die nochtans essentieel is in het speelsysteem van de namiddag. Zo wilden enkele kinderen een kamp bouwen, niet in de struiken, maar op open terrein.

Om materiaal te halen moesten ze echter de ‘werf’ op, waar kinderen (in een aangeboden activiteit) een afdak aan het maken waren. “Maar als we daar gaan, dan moeten we daar meedoen en moeten we blijven”, vreesden de kinderen. Daardoor besloten zij uiteindelijk om geen materiaal te halen. Terwijl er dus eigenlijk helemaal geen ‘tactieken’ nodig zijn – materiaal halen is volkomen legitiem – zouden ze op dit moment wel kunnen opduiken, omdat er onduidelijkheid is over de vrijheid.

Noch het speelplein, noch de opvang is volledig het terrein van de kinderen. Er zijn altijd een aantal regels die het spel van kinderen kunnen inperken, en er zijn de animatoren of begeleidsters die kinderen kunnen aanspreken op hun gedrag. Dat maakt dat kinderen ook in hun eigen spel soms hun toevlucht nemen tot tactieken, omdat ze de ruimte en tijd waarin ze spelen of willen spelen, zoveel mogelijk willen beschermen of uitbreiden.

In IBO Kroepoek spelen veel kinderen graag in het zand, maar dat mag alleen als het uitdrukkelijk toegelaten is door de juffen. Op de speelplaats van de kleuterschool, waarvan de opvang in de namiddag soms gebruik maakt, is een zandterrein waarop enkele speeltoestellen staan. Kinderen proberen de begeleidsters soms te overhalen om in het zand te mogen spelen: soms rechtstreeks, door te vragen of het mag, maar meestal door pogingen te doen om het terrein van hun spel gewoon uit te breiden. Ze gaan toch even in het zand graven en met autootjes rijden of ze schoppen een voetbal doelbewust in het ‘verboden’ zand en gaan hem dan halen. Dat is ook een beetje spannend: gaan de begeleidsters het zien of niet?

Sommige kinderen proberen gewoon het zandterrein op te gaan om te spelen op een van de speeltoestellen die daar staan. Soms krijgen ze daar na een tijd de toestemming voor: op de toestellen spelen mag, maar in het zand niet. Maar het spel op de toestellen leidt er uiteindelijk toch toe dat de begeleidsters de kinderen toelaten om in het zand te spelen.

Ook kleinere kinderen proberen vaak hun terrein uit te breiden tot het aantrekkelijke zand. Op het buitenterrein van de opvang zelf zijn er twee zandbakken. Die zijn afgeschermd met houten planken, maar de kleuters proberen er vaak toch met schepjes in te graven, hun armen tussen de planken door stekend. Soms trekken ze de planken zonder meer weg en gaan in het zand spelen, en met wat geluk laten de begeleidsters dat dan toe.

Kinderen zijn dus ook succesvol in hun tactieken, in die mate dat hun illegitieme gedrag toch legitiem wordt. Telkens wordt er na die legitimering veel en langdurig in het zand gespeeld. Kinderen hebben het spel dat ze graag spelen, afgedwongen en hun opvangtijd sterker tot vrije tijd gemaakt.

Kinderen die zich vermaken in hun spel, proberen hun interactionele speelruimte te beschermen tegen indringers – niet iedereen mag zomaar meedoen aan een spel dat bezig is – of tegen al wat dit spel op zich in het gedrang kan brengen. De regels en de sturende aanwijzingen van begeleidsters zijn hier in de kinderopvang de belangrijkste ‘gevaren’ voor. Kinderen beschermen hun spel door het te blijven spelen en te treuzelen (ook al worden de lichten gedoofd om het einde van de ochtendopvang aan te kondigen) of door hun eigen(gereide) manier van spelen koppig door te zetten. Illegitiem gedrag wordt ook verborgen voor de begeleiders. Kinderen die in Kroepoek tijdens hun fantasiespel een grote taart van zand maakten (een ‘alientaart’ met ‘brain-deeg’, gemaakt van de hersenen van buitenaardse wezens), deden water uit een flesje bij het zand om er modder van te maken. Dat mag eigenlijk niet, en de kinderen keken steels naar de begeleidsters voor ze water bij het zand goten.

Dat verbergen van illegitiem gedrag was ook een van de weinige tactieken die kinderen gebruikten in de heel informele en vrije sfeer van speelplein Jokkebrok.

Een tiental kinderen probeert vanaf de picknicktafel te springen naar een overhangende tak van de boom die ernaast staat. Ze proberen om met hun handen de tak te raken en eraan te hangen. Maar aan takken hangen mag niet van de leiding, dus doen ze het buiten het zicht van de animatoren. Als er een leider in de buurt is, doen ze even alsof hun neus bloedt. “Tegenwerken doen we ook graag”, zegt een meisje me.

Er zit een spin in de boom, en dat is voor de kinderen een mooi alibi om te blijven springen: de spin moet eruit. Het spelletje stopt moeizaam wanneer een animator komt zeggen dat ze niet in de boom mogen klimmen. “Een boom leeft ook, je moet respect hebben voor de natuur.” Een discussie over of een boom een hart heeft en of je dat kunt horen kloppen, volgt.

Eerder dan verbergen kunnen kinderen ook hun eigen(gereide) gedrag uitleggen. Oudere kinderen zullen dit vaker trachten te doen.

[Kroepoek:] Jongens die met jengablokken spelen, maken een langwerpige horizontale constructie met de blokken en daarna een rij rechtopstaande blokken die ze doen omvallen. “Maar zo spelen we dat niet”, zegt een begeleidster. “Toch wel juffrouw”, zegt een jongen. Ze spelen gewoon zo door, en dat wordt ook toegelaten.

Duwende en trekkende tienerjongens leggen aan een begeleidster uit dat ze “aan het spelen zijn”, of illustreren dat hun spel nu eenmaal wat ruwer is: “Juf, we gaan tikkertje doen, zó”, zegt een jongen, en hij doet alsof hij de ander een oplawaai geeft, waarna hij zich op de grond laat vallen.

Sommige tactieken trachten het contact met de begeleiders te vermijden om zo het eigen spel en de eigen tijd te vrijwaren (treuzelen, zich afzonderen, dingen verbergen), terwijl andere de eigen tijd of de eigen manier van spelen trachten te legitimeren door het contact met de begeleidsters te zoeken, ook al impliceert dit een zeker conflict (uitleggen, onderhandelen, grenzen aftasten). Hoe dan ook zijn tactieken, anders dan keuzes en temporele taken, altijd opportunistisch en niet volledig legitiem en verzetten ze zich tegen de beperkingen van de geldende temporele, materiële en sociale structuur.

Hoofdstuk 5

In document Kostbare kindertijd (pagina 53-56)