• No results found

Succesvolle implementatie

3. Theoretisch kader

3.5 Succesvolle implementatie

Dit onderzoek wijst uit of de implementatie van het Actieplan Senningen door de politie in Limburg

succesvol is en of hiermee iets wordt gedaan aan mobiel banditisme in de provincie. Echter moet wel eerst duidelijk zijn wat een succesvolle implementatie precies inhoudt, enkele theorieën hieromtrent worden in de volgende paragraaf behandeld.

Over wat nu precies als succesvolle implementatie te boek mag staan, is zoals gezegd in hoofdstuk 1, veel onduidelijk. Er is veel onenigheid over wat nu precies succesvolle implementatie genoemd mag worden, net zoals er ook onenigheid is over wat nu precies implementatie inhoudt, want ook hier bestaat

onduidelijkheid over ( O’Toole, 1986). O’Toole (1986) schrijft dat sommige auteurs de gehele fase tussen het formuleren van de gewilde beleidsuitkomsten en de daadwerkelijke uitwerking van het beleid als

implementatiefase zien. Andere auteurs zien daarentegen alleen de handelingen van de

mensen/organisaties die verantwoordelijk zijn voor de implementatie als de implementatiefase, daarbij zelfs de mensen buiten beschouwing latend die daarnaast ook feitelijk het beleid implementeren, maar niet benoemd worden in het beleidsplan.

Volgens Matland (1995) kan men in de volgende situaties spreken van een succesvolle implementatie:

- Inachtneming van de richtlijnen van de beleidsopsteller. - Inachtneming van de doelen van de beleidsopsteller. - Bewerkstelligen van bepaalde succesindicatoren. - Bewerkstelligen van bepaalde beleidsdoelen.

- Verbetering van het politieke klimaat rondom een bepaald beleidsprogramma.

Wanneer er echter specifieke doelstellingen worden genoemd in het beleidsdocument van de

beleidsmaker, is er alleen sprake van een succesvolle implementatie wanneer er hier aan wordt voldaan, ook wanneer doelstellingen van andere betrokken organisaties wel worden gehaald (Matland, 1995). Het is echter vaak lastig om beleidseffecten waar te nemen stelt McLaughlin (1987). Beleidseffecten zijn namelijk vaak erg complex en soms zijn zij verborgen of onzichtbaar. Soms zijn de uitkomsten ook niet herleidbaar tot het beleid. Wanneer deze beleidseffecten waar te nemen zijn, moet ook nog vastgesteld worden of deze daadwerkelijk te herleiden zijn tot het beleid.

Men kan echter ook van een succesvolle implementatie spreken wanneer de beoogde performances worden behaald en het beleid de juiste impact heeft (Hill & Hupe, 2002). Echter zitten hier wel de nodige haken en ogen aan. Wie beoordeelt of het de ‘juiste’ impact heeft? Ook is het lastig zeker te zijn dat het beleid daadwerkelijk te maken heeft met de performances zoals beoogd.

Bij een netwerkbenadering wordt het slagen dan wel falen van beleid afgeleid van de processen gedurende het beleidsproces. Is er sprake van een win-winsituatie? Ook openheid en legitimiteit van beleid zijn voorbeelden van succes (Hill & Hupe, 2002).

Winter (2006) stelt voor dat er, wanneer er onderzoek wordt gedaan naar implementatie, er gekeken moet worden naar gedragsvariabelen als output om performances te bepalen bij een implementatieproces. In het onderzoek moet vervolgens onderzocht worden of het gedrag is veranderd vanwege het beleid. Er dient dus vooral gekeken te worden naar verschillen in outcomes na invoering van het beleid.

Hupe, Hill & Nangia (2014) stellen dat de input de output moet kunnen verklaren wanneer er onderzoek wordt gedaan naar implementatie. Beleidsdoelstellingen en beleidsuitkomsten dienen uiteindelijk te congrueren met elkaar. Ook stellen zij dat implementatie gezien moet worden als een doorgaand proces van beleidsformulering.

McConnel (2010) schrijft dat de daadwerkelijke resultaten van een implementatie tussen succes en

een framework opgezet dat kan helpen bij het bepalen van hoe succesvol de implementatie van beleid daadwerkelijk is. Of een implementatie als succesvol kan worden aangemerkt, wordt naast feiten ook bepaald door interpretatie. McConnel (2010, p. 351) geeft de volgende definitie van wat hij als succesvol beleid beschouwt:

‘’A policy is successful if it achieves the goals that proponents set out to achieve and attracts no criticism of any significance and/or support is virtually universal’’.

In deze definitie wordt zowel het feit dat de doelstellingen worden bereikt meegenomen, alsook wordt er rekening gehouden met de interpretaties van het bereikte.

Hij onderscheidt vijf stadia tussen succes en mislukking: success, resilient succes, conflicted success,

precarious success, failure. Hij maakt ook het onderscheid tussen beleid als programma, beleid als politiek

en beleid als proces.

Succes wordt, zoals blijkt uit de definitie, bereikt als de overheid haar doelstellingen haalt en er is bijna universele steun. Resilient success, is de op twee na beste uitkomst, hier is er meer oppositie dan voorzien, maar nog steeds zijn de voorstanders in meerderheid en worden de doelstellingen grotendeels, zij het met kleine aanpassingen, gehaald. Bij Conflicted success is er nog meer oppositie van tegenstanders en kunnen doelstellingen alleen gehaald worden bij wijzigingen in het beleid. Ook is er veel vertraging, controverse en zijn er weinig middelen. Precarious success staat bijna gelijk aan mislukking, er is grote oppositie tegen het beleid en als er al doelstellingen worden gehaald, zijn deze vaak niet voor lange tijd houdbaar, dergelijk beleid wordt vaak voortgezet om de schijn van mislukking tegen te gaan. Failure is het tegenovergestelde van succes en komt voor wanneer er geen doelstellingen worden gehaald en oppositie voor het beleid bijna alomvattend is.