• No results found

6. Conclusie

6.12 Aanbevelingen

In deze paragraaf worden de aanbevelingen die ontleend kunnen worden aan dit onderzoek gepresenteerd worden. De aanbevelingen zijn ontleend aan de verschillende succes- en faalfactoren en de informatie die gepresenteerd is in de analyse.

Er zijn op dit moment veel actoren betrokken bij dit beleid, veel van deze actoren werken in een

coördinerende rol. Verder kwam ook in de verschillende interviews naar voren dat er meer begrip moet ontstaan van de politie voor de ministeriecontext en van het ministerie voor de politiecontext, hoewel dit wel beter gaat de laatste tijd. Doordat veel communicatie langs verschillende coördinerende actoren moet gaan, kan het gebeuren dat er waardevolle context verloren gaat. Het is daarom beter om één a twee keer per jaar als alle betrokken actoren bij elkaar te komen om vorderingen en plannen te bespreken en

feedback te geven. Dit soort directe communicatie zorgt voor meer begrip bij de verschillende actoren en kan er aan bijdragen dat de verschillende achtergronden beter begrepen worden.

Uit dit onderzoek blijkt dat de verschillende actoren gesloten naar elkaar kunnen handelen, zowel de Nederlandse actoren onderling als de internationale partner naar elkaar. In de analyse is al geopperd door een respondent dat het een goed idee is als er een ‘dagelijks bestuur’ komt, dat toeziet op de

samenwerking en de uitvoering hiervan. Ik zou deze aanbeveling graag overnemen. Wanneer de drie politiechefs dit dagelijks bestuur op zich zullen nemen en uiteindelijk uit besteden aan het Benelux Secretariaat, wordt een stukje nationale soevereiniteit opgegeven, echter wanneer je echt stappen wilt zetten om tot een meer uniforme politiesamenwerking te komen en grensoverschrijdende criminaliteit echt wil aanpakken, is dit wel nodig, zo bleek uit meerdere interviews. Dit dagelijks bestuur brengt dan verslag uit aan de verschillende ministers. Op dit moment moet de COG dit doen, maar de verhouding van de COG met het STRAT is onduidelijk, een dagelijks bestuur neemt alle onduidelijkheid weg. Dit dagelijks bestuur houdt dan toezicht op de uitvoering van de samenwerking, bij de formulering van het beleid moeten de verschillende ministeries betrokken zijn. Dit dagelijks bestuur moet ook boven de autonoom opererende politiezones staan. De aanbeveling luidt dan ook onderzoeken in hoeverre een dagelijks bestuur toezicht kan houden op de uitvoering van de verschillende doelstellingen van het Actieplan Senningen.

Ook is gebleken dat het huidige Actieplan wat vagere doelstellingen heeft, dit is onder meer te wijten aan de internationale context. Sommige doelstellingen zijn het resultaat van compromissen en waar Nederland een cultuur kent om te werken met meetbare doelstellingen, kent België deze niet. Toch zou ik graag willen aanbevelen om met een ander soort doelstellingen te werken. Doelstellingen die laten zien wat uiteindelijk het idee is achter de verschillende initiatieven. Een voorbeeld zijn de APNR-camera’s. Deze camera’s hebben al vele gestolen voertuigen herkend. Een doelstelling kan dan bijvoorbeeld zijn een groter oplossingspercentage met betrekking tot grensoverschrijdende voertuigdiefstal. Een andere doelstelling kan bijvoorbeeld zijn het tegengaan van drugsrunners of woninginbraken. Dit soort doelstellingen maken de samenwerking werkelijker en laten nog beter de meerwaarde van de Benelux samenwerking zien, wanneer de koppeling gemaakt kan worden met het tegengaan van grensoverschrijdende criminaliteit. Geld voor deze samenwerking is beschikbaar via het landenprogramma voor België. Er is geen afzonderlijke Benelux begroting voor veiligheid. Wanneer deze Benelux begroting voor veiligheid er wel is, is wel zeker dat dit geld besteed wordt aan het behalen van de verschillende doelstellingen en dit zorgt er waarschijnlijk in de toekomst voor dat initiatieven hier zich sneller ontplooien. Ook zorgt een dergelijke begroting er in de beleidsformuleringsfase voor dat beleidsvormers een duidelijk beeld hebben van wat mogelijk is en wat niet. Dit zal er uiteindelijk voor zorgen dat er realistische doelstellingen geformuleerd kunnen worden en geen doelstellingen waar uiteindelijk geen budget voor beschikbaar is. Ik wil dus aanbevelen met een begroting voor deze Benelux samenwerking op veiligheidsgebied te gaan werken.

De volgende aanbeveling heeft er mee te maken dat er nu nog te weinig echt politiewerk over grens kan plaatsvinden. De verschillende actoren hebben aangegeven dat zijn niet kunnen communiceren over de grens en ook dat de vele verschillende soorten ICT-systemen niet op elkaar aansluiten. Ik wil dus aanbevelen dat onderzocht wordt hoe er betere samenwerking kan plaatsvinden wat betreft de ICT- systemen en hoe collega’s in de grensstreek makkelijker met elkaar kunnen communiceren.

Wat ook naar voren kwam in de interviews is dat de operationele slagkracht van agenten te gering is wanneer zij de grens oversteken. Zo weten zij te weinig wat mogelijk is, hier kan de app die op dit moment hiervoor ontwikkeld wordt verandering in brengen, maar ook dient de Nederlandse agent te veel als hulpje van de Belgische agent zodra hij de grens oversteekt. De Nederlandse agent mag formeel geen geweld gebruiken over de grens en ook geen proces verbaal opstellen. Om een politieagent daadwerkelijk

politiewerk over de grens te laten doen, zijn dit zaken die aangepast dienen te worden bij de herziening van het Benelux politieverdrag uit 2004.

Laatste aanbeveling die ik wil doen heeft te maken met het feit dat er op dit moment vele verschillende samenwerkingsvormen zijn in Limburg en dat het Actieplan Senningen slechts onderdeel is van het landenprogramma, opgesteld voor België. In haar werkzaamheden gaat de Nederlandse politie echter primair uit van haar werkprogramma, hiervan is het landenprogramma opgesteld voor België onderdeel, maar bijvoorbeeld ook het landenprogramma voor Duitsland. Ook wordt er rekening gehouden met de thema’s opgesteld binnen NeBeDeAgPol en de mogelijkheden van het EPICC. Wat opvalt is dat er naast samenwerking met de Belgen, er ook veel samenwerking met de Duitsers plaatsvindt. Ook veel

samenwerking met de Duitsers en de Belgen tegelijk. Ook in Benelux verband is er samenwerking met de Duitse deelstaat Noordrijn-Westfalen. Ik zou willen aanbevelen dat er meer eenheid komt in deze

verschillende vormen van samenwerking. Wanneer er bijvoorbeeld gekeken wordt naar herzieningen in het Benelux verdrag, dat deze zelfde herzieningen dan ook worden meegenomen in het verdrag met Duitsland of Noordrijn-Westfalen.

Nu kan de deelstaat Noordrijn-Westfalen nooit volwaardig lid worden van een Benelux, dan is het immers niet meer de Benelux, maar qua sociaal-economische samenhang van de regio kan er niet voorbij worden gegaan aan samenwerking met Noordrijn-Westfalen en in zekere zin ook Frankrijk. Zowel Noordrijn- Westfalen als Frankrijk zitten al als toehoorder bij sommige Benelux werkgroepen. Het is van belang dat zowel de politie in de Benelux, als in Noordrijn-Westfalen, als in Noord-Frankrijk zich met dezelfde thema’s gaat bezighouden en dat zij samenwerken op verregaande wijze. De vraag is of dit via de huidige rol als toehoorder gewaarborgd is. Een eerste stap zou al zijn om de verschillende werkprogramma’s van de verschillende politiediensten op elkaar te laten aansluiten.