• No results found

5. Onderzoeksresultaten

5.8. Stimulansen

Tegenover de barrières sommen de respondenten ook een aantal belangrijke en hoopgevende stimulansen op die het dichtbij.nl-project voortdrijven.

Een essentiële stimulans in de oprichting van dichtbij.nl blijkt haar hoofdredacteur te zijn. Iemand die in het buitenland het voorbeeld van hyperlokale interactie tussen burgers en journalisten heeft gezien, en op het goede moment een investeerder kon overtuigen van zijn ideeën.110 Die investeerder (TMG) had juist een lokale regiosite overgenomen en voelde wel wat voor het community-verhaal op voorwaarde dat het pragmatisch zou worden aangepakt op basis van een businessmodel. Het grote voordeel aan die aanpak is dat het project de tijd krijgt om te groeien. Het journalistiek ideaal van burgerlijke betrokkenheid lijkt in de huidige omstandigheden noodzakelijkerwijs gecombineerd te worden met financieel pragmatisme. Een community manager geeft daarover het volgende voorbeeld:

110 Voor de volledigheid moet hieraan toegevoegd worden dat de huidige hoofdredacteur al voor de start van dichtbij.nl bij TMG werkte en hij dus zijn eigen directie moest overtuigen. Mijn vermoeden is dat dit makkelijk is dan het overtuigen van een onbekende investeerder omwille van het opgebouwde vertrouwen en kennis van iemands capaciteiten. Maar dit zijn veronderstellingen die verder zouden moeten worden onderzocht.

66

“Er zijn vooral heel wat mislukte initiatieven. ‘Dorpspleinen’ van Wegner was er al een paar jaar geleden, het zag er hartstikke leuk uit en het werkte ook wel. Er werd wel gebruik van gemaakt. Alleen ze vergaten er een businessmodel te ontwikkelen. En dan op een gegeven moment ben je gewoon overgeleverd aan de aandeelhouders en die zeggen wij denken niet dat er in de toekomst veel geld mee zal worden verdiend, dus dan stoppen we ermee.”

Die pragmatische aanpak is op dit moment een noodzakelijke, maar op termijn onvoldoende voorwaarde als het project wil evolueren naar een website van meer interactie.

Positief is dan ook de vaststelling dat alle respondenten aangeven dat dichtbij.nl in hun ideale droomscenario een echte netwerksite wordt en dat het realiseren daarvan een belangrijkste motivatie voor hun werk is. Hoewel die netwerksite op dit moment deels een mythe blijft doordat de kwaliteit en kwantiteit van de interactie beperkt is, lijkt er binnen de redactie van dichtbij.nl weinig spraken te zijn van de ‘law of supression of radical potential’, waarbij de redactie zelf verandering in de richting van interactie probeert tegen te houden.

Een laatste hoopgevende stimulans zijn de eerste voorbeelden van het ter beschikking stellen van het opgebouwde netwerk in ruil voor financiële compensatie. Zo kan een bedrijf het netwerk van dichtbij.nl inzetten om mee te denken over productontwikkeling of marketing. Dit soort aanbod aan bedrijven is vrij uniek aan een netwerksite en kan in de toekomst misschien wel veel hogere opbrengsten opleveren dan traditionele advertenties. Daarnaast is een groeiend netwerk natuurlijk sowieso een interessante ontwikkeling naar klassieke adverteerders toe.

67 Conclusies en discussie

De kritiek dat burgers in de traditionele media niet of nauwelijks betrokken zijn bij het nieuwsproces en de terechte bezorgdheid die dat opwekt over de democratische functie van journalistiek als versterker en kanaal van het publieke debat, heeft mij op het spoor van het centrale concept van deze scriptie gezet: Netwerkjournalistiek.

Een relatief jonge, maar in mijn ogen beloftevolle denkpiste om burgers weer meer te betrekken bij het nieuwsproces door ze online te laten samenwerken met professionele journalisten. Het einddoel van Netwerkjournalistiek is om via die samenwerking mensen beter te informeren, de macht beter te controleren en de stem van het volk luider te doen weerklinken waardoor het publieke debat beter gediend wordt.

Maar Netwerkjournalistiek is op dit moment niet veel meer dan een conceptueel idee zonder ruimere theorievorming of veel kennis uit de praktijk. Dat roept de (onderzoeks)vraag op of Netwerkjournalistiek wel een realistisch alternatief is om de burgerlijke betrokkenheid bij nieuwsberichtgeving te verhogen?

Concreet wil ik weten of het idee van Netwerkjournalistiek werkbaar is in de journalistieke praktijk als alternatief voor de traditionele journalistiek? Of het in de eerste plaats het doel van meer burgerlijke betrokkenheid aan het journalistieke proces kan realiseren en of het in de tweede plaats het doel om het publieke debat aan te wakkeren kan waarmaken?

Volgens een constructivistische benadering verspreidt een innovatie zich pas wanneer ze niet alleen technisch haalbaar is, maar wanneer ook aanvaard wordt dat het gebruik en het doel ervan iets oplevert. Netwerkjournalistiek zit in de innovatiefase. Er wordt gezocht naar haar mogelijkheden en haar nut.

Om die innovatiefase empirisch te onderzoeken, heb ik voor mijn verkennend onderzoek gezocht naar een casus die vormelijk sterk aansluit bij de principes van Netwerkjournalistiek. Dat vanuit de veronderstelling dat zo een casus ons het meeste leert over de mogelijkheden en het nut van Netwerkjournalistiek. De lokale nieuwssite 'dichtbij.nl’ is zo een initiatief.

Uit de resultaten van mijn gedetailleerde casestudy over dichtbij.nl is om te beginnen gebleken dat de

werkwijze van dichtbij.nl vormelijk volledig overeenkomt met die van Netwerkjournalistiek. De reële

68

samenwerking vindt online plaats. Ze komt voor in verschillende vormen en fases. En bij elke vorm van samenwerking is er een vorm van controle-evenwicht ingebouwd om ervoor te zorgen dat de participatie van burgers wordt gecombineerd met het naleven van een aantal democratische normen en praktijken.

In navolging van de innovatietheorie valt dit te verklaren omdat binnen dichtbij.nl alle voorwaarden vervuld zijn om deze werkwijze in de praktijk te realiseren. Het internet laat deze werkwijze technisch toe. En de resultaten van mijn onderzoek wijzen op sociale en economische aanvaarding van het idee van Netwerkjournalistiek.

Zowel de webredactie manager als de community managers die ik heb geïnterviewd zeggen gemotiveerd te zijn zoveel mogelijk met burgers samen te werken. Maar een opmerkelijkere en belangrijkere vaststelling voor de geloofwaardigheid van sociale aanvaarding is dat die uitgesproken motivatie om samen te werken ook echt wordt ondersteund door de initiatieven die de community managers nemen. Waar uit eerder onderzoek blijkt dat journalisten vaak zeggen meer in online interactie te willen treden met burgers, maar in feiten toch de touwtjes in handen willen houden en hun rol als gatekeeper willen behouden (zie hoofdstuk 3), blijkt bij dichtbij.nl de kloof tussen zeggen en doen veel minder groot. Wat overigens niet wil zeggen dat interactie op dit moment niet deels een mythe blijft doordat de kwaliteit en kwantiteit van de interactie beperkt is. Maar er is binnen de redactie van dichtbij.nl geen of weinig spraken van de ‘law of supression of radical potential’ waarbij de redactie zelf verandering in de richting van interactie probeert tegen te houden. De meest logische verklaring daarvoor is dat de redactie van dichtbij.nl van bij haar ontstaan gestart is vanuit niet-traditionele principes van samenwerking en de daarbij horende normen en routines.

De uitwerking van een pragmatisch, niet verlieslatend businessmodel zorgt op zijn buurt voor de nodige economische aanvaarding. Voorbeelden uit het verleden hebben aangetoond dat soortgelijke initiatieven zonder een voldoende realistisch businessmodel niet wisten te overleven.

Daarnaast stelt zich de vraag of dichtbij.nl ook de doelstelling van Netwerkjournalistiek realiseert door het publieke debat aan te wakker? Daarop kan enkel en voorlopig antwoord worden gegeven. En op dit moment is dat antwoord eerder neen. Het gebeurt wel, maar het aantal keren dat het gebeurt ligt noch laag.

Dat blijkt ten eerste rechtstreeks uit de antwoorden van de community managers en de webredactie manager als ze gevraagd worden of de samenwerking met burgers de kwaliteit van de informatie verhoogt, de controle op de machthebbers verbetert of de stem van het volk luider doet weerklinken.

69

Maar het is ook onrechtstreeks af te leiden als een gevolg van het feit dat de participatie van burgers aan het nieuwsproces niet optimaal verloopt door een aantal barrières. Terwijl die samenwerking net cruciaal is in functie van de bevordering van het publieke debat.

De barrières die ik terugvond bij dichtbij.nl zijn onder te verdelen in vijf categorieën. De categorieën ‘ontstaansgeschiedenis en naamsbekendheid’, waartoe de gebrekkige naamsbekendheid en gebrekkige bekendheid van de interactieve identiteit van dichtbij.nl behoort. Net als de factor ‘tijd’ die nodig is om een netwerk uit te bouwen. De categorie van de ‘concurrentiebarrière’ wat verwijst naar de sterke concurrentie van andere media in bepaalde regio’s. De categorie van de ‘technische barrières’ zoals een weinig gebruiksvriendelijke site, de onmogelijkheid reacties op de site, Twitter en Facebook te bundelen en de lay-out van de huidige site. De barrières die verbonden zijn aan het ‘personeelsbeleid’, zoals het gebrek aan tijd en mankracht waardoor community manager zich niet op straat kunnen begeven. En ten slotte de categorie van de ‘financiële barrières’. Zo is er een gebrek aan financiële middelen om meer promotie te maken.

Dichtbij.nl zit nog duidelijk in de innovatiefase. Er wordt nog elke dag gezocht naar de mogelijkheden en het nut van de samenwerking met burgers. Dat merk je ook wanneer je de ontwikkelingen bij dichtbij.nl vergelijkt met de theorie rond innovatie. Dichtbij.nl voldoet volgens de innovatietheorie maar in beperkte mate aan een belangrijk kenmerk voor de definitieve aanvaarding en verspreiding van een nieuw idee, namelijk de productie van media-inhoud die een aanvulling betekent op een gebrek van de “oude” media, in casus een betrokkenheid van burgers aan het nieuwsproces die het publieke debat meer aanwakkert. Dichtbij.nl produceert bij momenten al wel een nieuw soort content, maar in een zo laag percentage van het totaal aantal geproduceerde bijdrages dat iedereen binnen dichtbij.nl die ik voor dit onderzoek sprak het er over eens is dat er nog verder gezocht moet worden naar hoe en met welk precies doel dit nog veel meer kan.

De conclusie over dichtbij.nl is dat het op dit moment vooral een theoretisch interessant project is, zonder veel maatschappelijke impact. In de toekomst kan dat veranderen. Het voldoet nu al aan de essentiële voorwaarden dat haar werkwijze en doelstelling rond de samenwerking met burgers, sociaal en economisch aanvaard wordt door de redactie en de investeerders. Daarmee is een zeer belangrijke stap gezet naar een algemene verspreiding in de toekomst.

Tijd is een structurele factor in de uitbouw van een kwalitatief en kwantitatief netwerk. Ook het gebrek aan naamsbekendheid, het gebrek aan bekendheid van de interactieve identiteit en de noodzaak om zich te onderscheiden van de concurrentie, zijn barrières die in de toekomst afnemen en die bovendien door dichtbij.nl zelf (deels) kunnen worden aangepakt. Voor de technische, financiële en personeelsgebonden barrières bestaat een duidelijke oplossing.

70

En hoewel deze conclusies maar een momentopname zijn en hoogstens als richtinggevend mogen worden beschouwd (zie verder), ben ik er van overtuigd dat mijn beschrijving en vergelijking van drie communities vanuit wetenschappelijk perspectief zeer interessant is omdat het ook toelaat een meer algemene analyses te maken over de werkwijze en doelstellingen van Netwerkjournalistiek.

Ten eerste kan algemeen gesteld worden dat op basis van de vaststellingen rond de werkwijze van dichtbij.nl, Netwerkjournalistiek in praktijk te realiseren valt.

Daar hoort wel aan toegevoegd te worden dat een oprechte motivatie en een pragmatisch businessmodel daarbij essentieel zijn. Zonder de doorgedreven motivatie om mensen zoveel mogelijk te betrekken bij de berichtgeving is het in het huidige economisch en sociale klimaat veel meer evident om aan traditionele berichtgeving te doen. En zonder pragmatisch businessmodel is het in datzelfde klimaat onmogelijk om de investeerders achter het project te laten (blijven) staan.

Ten tweede leert ook de manier waarop dichtbij.nl haar doelstellingen realiseert ons veel over de realiseerbaarheid van het doel van Netwerkjournalistiek in het algemeen. De positieve conclusie is dat de werkwijze van Netwerkjournalistiek met zekerheid over het potentieel beschikt om het publieke debat aan te wakkeren. Dat bewijzen de verklaringen en weinige voorbeelden waarin mensen een luidere stem kregen of de informatiefunctie en controlefunctie beter werden vervuld. De doelstelling van Netwerkjournalistiek is dus realistisch te noemen.

Maar anderzijds is duidelijk geworden dat het hanteren van de kenmerkende werkwijze van Netwerkjournalistiek hoogstens een noodzakelijke, maar met zekerheid onvoldoende voorwaarde is om het publieke debat online aan te wakkeren. Meerdere factoren spelen een rol. Naast een aantal contextspecifieke factoren, komen drie algemene factoren uit mijn onderzoek naar voren.

Ten eerste de factor tijd. Wie online een samenwerking tot stand wil brengen die maatschappelijk impact heeft, zal rekening moeten houden met het feit dat zoiets nooit in korte tijd te realiseren valt.

Ten tweede lijkt ook de motivatie van burgers essentieel. Hoe kan het ook anders? Als de motivatie van de professionele journalist een essentiële stimulans is voor samenwerking, lijkt het evident dat ook de motivatie van de burger essentieel is. Dat roept alvast vragen op over de motivatie van mensen om mee te werken aan Netwerkjournalistiek. En over de stimulansen die zij nodig hebben. Zijn appreciaties en reacties van andere mensen en professionele journalisten inderdaad een voldoende stimulans zoals de community managers van dichtbij.nl vermoeden? Of is er voor massale participatie van burgers een andere vorm van beloning nodig?

71

Ten derde komen uit mijn onderzoek ook een aantal concrete adviezen naar voor. Zo moet elke vorm van Netwerkjournalistiek inzetten op het duidelijk uitleggen van de werkwijze en doelstellingen van Netwerkjournalistiek. Want wie iets niet (theoretisch) begrijpt, kan het onmogelijk in praktijk brengen.

Daarnaast is zorgen voor de aanwezigheid van de machthebbers binnen het netwerk ook een essentiële voorwaarde om minstens de stem van het volk luider te doen weerklinken en de controlefunctie beter te kunnen uitoefenen.

Net zoals je gezicht laten zien aan de mensen van je gemeenschap een grote meerwaarde voor elke vorm van samenwerking lijkt te zijn. Je doorbreekt daarmee de anonimiteit die eigen is aan het internet en dat lijkt mensen te stimuleren.

Tot slot moet je zorgen voor voldoende appreciatie van de kant van de journalist. Dat kan op een eenvoudige manier door het aantal lezers en reacties op een bijdrage zichtbaar te maken. Maar ook zelf reageren werpt duidelijke vruchten af.

De onderzoeksvraag “Is Netwerkjournalistiek een realistisch alternatief om de burgerlijke

betrokkenheid bij het nieuwsproces te verhogen?”, is op basis van mijn onderzoek niet te verwerpen.

De combinatie van haar werkwijze en doelstellingen zijn een realistische manier gebleken om via samenwerking tussen burgers en professionele journalisten, het publieke debat in bepaalde gevallen aan te wakkeren.

Die conclusie is hoogstens richtingaangevend. Mijn antwoord op de onderzoeksvraag kan op geen enkele manier gezien worden als een eindpunt in de analyse van Netwerkjournalistiek. Daarvoor zijn er nog teveel onduidelijkheden en is dit teveel een momentopname. Vragen zoals: Kan Netwerkjournalistiek ook werken op een grotere nationale of zelfs internationale schaal? Kunnen en willen bestaande nieuwsorganisaties het idee overnemen? Maar vooral ook welke rol spelen burgers in de hele samenwerking?

Want de burger is de belangrijkste afwezige in dit onderzoek. Dat is een serieus hiaat omdat elke samenwerking natuurlijk uit minstens twee partijen bestaat. Burgers zijn bij een journalistiek-burgerlijke samenwerking even doorslaggevend voor het succes en de verspreiding als journalisten. Ook zij moeten een bepaalde werkwijze van samenwerking en het resultaat daarvan aanvaarden, en tasten daarvoor verschillende mogelijkheden af. Op basis van wat de respondenten van dichtbij.nl in dit onderzoek zeggen over burgers, bestaat bijvoorbeeld het vermoeden dat veel burgers moeten wennen aan het idee dat ze veel zelf mogen, maar ook ‘moeten’ doen. Aanvullend onderzoek naar de motivatie en de werkwijzen van participerende burgers is daarom noodzakelijk om een volledig beeld

72

te krijgen op het realiteitsgehalte van een alternatief nieuwsproces. In het geval van dichtbij.nl zou onderzoek naar meeschrijvers bijvoorbeeld zeer leerrijk zijn. Als onderzoekseenheden geldt voor hen namelijk dezelfde redenering als voor de redactie van dichtbij.nl. Ze hebben aangetoond bereid te zijn om samen te werken en zijn dus het best geplaatst om te vertellen over de bedoelde of onbedoelde mogelijkheden en resultaten van een samenwerking.

Een vraag die daar bij aansluit is of het realistisch is om te verwachten dat mensen meewerken zonder daarvoor beloond te worden? Als de beschrijving van Zizi A. Papacharissi van de moderne burger als een consument die verleid en beloond moet worden en die eerder reactief dan proactief is, klopt bijvoorbeeld, heeft dat gevolgen voor de samenwerking. Vervolgonderzoek naar barrières en stimulansen langst de kant van burgers om wel of niet samen te werken met professionele journalisten is dus zeker nodig.

Tot slot herhaal ik nogmaals dat de conclusies van dit onderzoek ook een momentopname zijn. Net als de geïnterviewden benadruk ik ook zelf expliciet het ontwikkelingsproces waarin dichtbij.nl zich ten tijden van het onderzoek bevond. Elke beschrijving van het reilen en zeilen binnen de bestudeerde casus is een momentopname die net als de conclusies die eruit getrokken worden binnen niet afzienbare tijd achterhaald kunnen zijn. Vervolgonderzoek is daarom noodzakelijk.

Dit onderzoek is dan ook enerzijds bedoeld als eyeopener voor mensen uit de traditionele media, maar meer nog een aanzet voor academische onderzoekers om verder te bouwen op de algemene bevindingen en meer onderzoek te doen naar de blinde vlekken die bestaan rond journalistiek-burgerlijke samenwerking.

73 Bronnen- en Literatuurlijst

Kranten en tijdschriften

David S. Broder. “Democracy and the Press”. The Washington Post, januari 3, (1990), sec. Editorial.

Literatuur

Stuart Allan. “News and the public sphere. Towards a history of objectivity and impartiality”. In A

Journalism reader, bewerkt door Michael Bromley en Tom O’Malley, Londen: Routledge, (1997)

Cory L. Armstrong, en Fangfang Gao. “Now Tweet This: How News Organizations Use Twitter.”

Electronic News 4, nr. 4 (2010)

Aaron Barlow. “The citizen journalist as gatekeeper. A critical evolution”. In Public Journalism 2.0:

The promise and reality of a citizen-engaged press, bewerkt door Jack Rosenberry en Burton

St.John III. New York: Routledge, (2010)

Zygmunt Bauman. Liquid modernity. Cambridge: Polity Press, (2000)

Lee B. Becker, en Tudor Vlad. “News organizations and routines”. In The handbook of journalism

studies, bewerkt door Karin Wahl-Jorgensen en Thomas Hanitzsch. New York: Routledge, (2009)

Daniel A. Berkowitz. “Repoters and their sources”. In The handbook of journalism studies, bewerkt door Karin Wahl-Jorgensen en Thomas Hanitzsch. New York: Routledge, (2009)

Pablo Boczkowski. Digitizing the News: Innovation in Online Newspapers. Cambridge: MIT Press, (2004)

Hennie Boeije. “A Purposeful Approach to the Constant Comparative Method in the Analysis of Qualitative Interviews”. Quality & Quantity 36 (2002)

Hennie Boeije. Anayseren in kwalitatief onderzoek: denken en doen. Amsterdam: Boom

Onderwijs, (2005)

Shayne Bowman, en Chris Willis. “We Media: How audiences are shaping the future of news

and information”. The Media Center at The American Press Institute, (2003)

Alan Bryman. “Interviewing in qualitative research”. In Social Research Methods. New York: