• No results found

5 Steun van het informele en vanzelfsprekende formele netwerk: tevredenheid en opbrengsten

In document Sociale netwerken van ouders (pagina 145-179)

5.1 Tevredenheid met en opbrengsten en functies van hulp van sociale netwerken In hoofdstuk 2 en 3 constateerden we dat ouders regelmatig hulp krijgen vanuit hun net-werk bij de opvoeding en andere ouderschapstaken. In dit hoofdstuk kijken we naar erva-ringen van ouders met die hulp. Ten eerste kijken we naar gevoelens van tevredenheid.

In hoeverre zijn ouders tevreden met de hoeveelheid hulp, en welke rol speelt daarbij de (soort) steun die ouders vanuit hun informele netwerk ontvangen? Dat ouders tevreden zijn met de hoeveelheid hulp betekent niet automatisch dat zij geen hulp zouden missen:

welke hulp missen ouders, en wat betekent dat voor hen? Aan deze vragen geven we in dit hoofdstuk aandacht.

We kijken in dit hoofdstuk ook naar de (gepercipieerde) opbrengsten: wat zijn opbrengsten van de steun voor ouders, en welke functies kan steun vervullen? De onderliggende aan-name achter jeugd- en gezinsbeleid is dat de steun die ouders vanuit hun netwerk ont-vangen, belangrijk is omdat die een positief effect kan hebben op de manier waarop

ouders de opvoeding en verzorging van hun kinderen vormgeven, en op hun taakbelasting (tk 2012/2013, zie ook hoofdstuk 1). In dit hoofdstuk onderzoeken we in hoeverre dergelijke gedachten ondersteund worden door onze gegevens: in hoeverre is er een samenhang tus-sen het ontvangen van hulp vanuit het netwerk, het welbevinden van ouders en de opvoe-ding? Hebben ouders minder stress, een hogere mate van levenstevredenheid en meer ver-trouwen in zichzelf en de opvoeding als ze hulp krijgen van hun netwerken? Daarnaast onderzoeken we welke functies hulp kan hebben voor ouders, en ook welke negatieve opbrengsten ouders eventueel ervaren, en onder welke condities die kunnen optreden. We maken daarbij gebruik van zowel kwantitatieve als kwalitatieve gegevens (zie voor meer informatie hierover hoofdstuk 1).

5.2 Ervaringen met hulp: in hoeverre zijn ouders tevreden met de hoeveelheid hulp?

5.2.1 Acht op de tien ouders zijn tevreden met de hoeveelheid hulp

Hoe tevreden zijn ouders met de hoeveelheid hulp die zij bij het ouderschap krijgen van personen uit hun informele netwerk, zoals van familie, vrienden, kennissen en buren?

Ruim acht op de tien ouders van kinderen tot en met 18 jaar vinden de hulp die ze bij het opgroeien en opvoeden van hun kind krijgen voldoende (tabel 5.1), zo blijkt uit onze

analyses (ejoo’17-data). Ongeveer een op de tien ouders weet niet of de hulp voldoende is.

Niemand ervaart dat de hulp te veel is; een heel klein deel van de ouders (4%) vindt de hulp te weinig.

1 4 4 s t e u n v a n h e t i n f o r m e l e e n v a n z e l f s p r e k e n d e f o r m e l e n e t w e r k :

Tabel 5.1

Tevredenheid met hoeveelheid informele hulp, ouders van kinderen tot en met 18 jaar, ouders van baby’s en kleuters, 2017 (in procenten)

weet ik niet

nee, de hulp is te

veel nee, de hulp is

te weinig ja, de hulp is voldoende ouders van kinderen

tot en met 18 jaara

11 0 4 85

ontevreden redelijk

ontevreden neutraal redelijk

tevreden tevreden

ouders van baby’sb 1 1 10 9 80

ouders van kleutersb 1 2 11 12 75

a Deze informatie is afkomstig uit ejoo(’17). De volgende vraag werd voorgelegd aan ouders: ‘Bent u tevreden over de hoeveelheid hulp die u krijgt van familie, vrienden of andere bekenden bij het opgroeien en/of de opvoeding van uw kind(eren)?’. Ouders/gezinnen zonder jeugdhulp; n = 235.

b Deze informatie is afkomstig uit Kok(’17). De volgende vraag werd aan ouders voorgelegd: ‘Hoe tevreden bent u in het algemeen met de hoeveelheid steun en hulp die u het afgelopen half jaar van deze personen heeft ontvangen?’ Deze vraag werd alleen voorgelegd aan ouders die eerder hadden aangegeven in het afgelopen halfjaar ten minste eenmaal steun te hebben ontvangen van

(schoon)ouders, familieleden, vrienden of kennissen en/of buren. nbaby’s = 855; nkleuters = 884.

Bron: scp/cbs/Nivel (ejoo’17), gewogen gegevens en scp/cbs (Kok’17), gewogen gegevens

De behoefte aan en het gebruik van (vooral) praktische hulp zijn vaak het grootst als kinde-ren (zeer) jong zijn, zo constateerden we in hoofdstuk 4. Daarom kijken we in dit hoofdstuk ook apart naar deze jonge gezinnen. Verreweg de meeste ouders van (zeer) jonge kinderen zijn positief over de hoeveelheid hulp die zij ontvangen, zo komt uit onze analyses (op de Kok’17-data) naar voren: ongeveer acht op de tien ouders zijn tevreden met de hulp, een op de tien is redelijk tevreden. Bijna niemand is (redelijk) ontevreden (2% à 3%) (tabel 5.1).

5.2.2 De soort hulp doet ertoe voor tevredenheid met informele hulp

Hoe hangen gevoelens van tevredenheid af van de hulp die ouders van hun informele net-werk ontvangen: van het soort hulp dat zij krijgen en van wie zij die hulp krijgen? In het algemeen kan verwacht worden dat ouders die weinig of geen hulp ontvangen, minder tevreden zullen zijn met de hoeveelheid steun dan ouders die veel hulp ontvangen. Maar mogelijk speelt ook de soort hulp een rol: zijn ouders meer tevreden met bepaalde soorten hulp dan andere soorten hulp? In hoofdstuk 2 constateerden we namelijk dat ouders ver-schillende soorten hulp kunnen ontvangen, variërend van praktische hulp tot emotionele hulp en advies. Ten slotte kan ook de hulpbron een rol spelen: van wie ouders de hulp ont-vangen. Deze gedachten onderzoeken we met behulp van multivariate regressieanalyses.

We kijken eerst naar gevoelens van tevredenheid van ouders van kinderen tot en met 18 jaar; daarna kijken we meer specifiek naar jonge gezinnen. Onze analyses laten zien dat achtergrondkenmerken geen rol lijken te spelen, maar wel de soort hulp (tabel 5.2). Ouders die hulp krijgen bij het oppassen of verzorgen van kinderen, zijn eerder tevreden met de hoeveelheid hulp dan ouders die dergelijke hulp niet ontvangen (dit verklaart 5% van de variantie). Voor de andere soorten hulp zien we geen verband.

Hulp bij het oppassen en verzorgen van kinderen wordt vooral door (schoon)ouders gegeven, zo constateerden we in hoofdstuk 2. Er is daarmee een grote samenhang tussen deze soort hulp en de hulpbron, en dat zorgt ervoor dat in de regressieanalyses niet zowel de soort hulp als de hulpbron kan worden opgenomen (er is sprake van zogenoemde colli-neariteit). Om toch enig zicht te krijgen op de rol die de hulpbron speelt, hebben we aan-vullende analyses uitgevoerd waarin de hulpbron werd opgenomen maar niet de soort hulp. Deze analyses wezen uit dat met name de hulp door (schoon)ouders een rol speelt:

ouders die hulp van (schoon)ouders ontvangen, zijn eerder tevreden met de hoeveelheid hulp dan ouders die geen hulp van (schoon)ouders ontvangen. In hoeverre ouders hulp ontvangen van andere netwerkleden – andere familieleden, vrienden, kennissen, buren – doet er niet toe, aldus deze analyses (zie voor deze uitkomsten tabel E.1 in bijlage E op www.scp.nl).

Tabel 5.2

Samenhang tussen de tevredenheid van ouders met hoeveelheid informele hulp en het gebruik van hulp, gecorrigeerd voor achtergrondkenmerken van ouders, ouders van kinderen tot en met 18 jaar, 2017 (onge-standaardiseerde regressiecoëfficiënten en verklaarde variantie per variabele)a, b

tevredenheid met hoeveelheid informele hulp

b verklaarde variantie

(pseudo R2)c achtergrondkenmerken

inkomen laag (ref.)

midden -0,09

hoog 0,89

samenstelling gezin eenoudergezin (ref.)

tweeoudergezin -0,00

leeftijd kind

jonger dan 12 jaar (ref.)

12 jaar en ouder 0,32

hulp uit het informele netwerkd soort hulp:

praktische hulp

oppassen/verzorgen 1,40** 0,05

vervoer (bv. naar clubs of school) 0,27

klusjes 0,39

1 4 6 s t e u n v a n h e t i n f o r m e l e e n v a n z e l f s p r e k e n d e f o r m e l e n e t w e r k :

Tabel 5.2 (Vervolg)

tevredenheid met hoeveelheid informele hulp

b verklaarde variantie

(pseudo R2)c

luisterend oor 0,77

advies 0,51

behoefte aan hulp:

heeft in de afgelopen 12 maanden (een beetje/veel) zorgen gehad over hoe zijn/haar kind zich ontwikkelt en/of over de opvoeding

-0,61

pseudo R2 totaalc 0,15

a Logistische regressieanalyse. Ouders/gezinnen zonder jeugdhulp; n = 235. Voor het berekenen van verklaarde varianties per variabele is een dominantieanalyse toegepast. We rapporteren alleen de verklaarde varianties van de variabelen die significant samenhangen met de uitkomstvariabele.

b Tevredenheid met de hoeveelheid hulp is gevraagd middels de volgende vraag: ‘Hoe tevreden bent u in het algemeen met de hoeveelheid steun en hulp die u het afgelopen half jaar van deze personen heeft ontvangen?’ Antwoordcategorieën waren: a. Ja, de hulp is voldoende; b. Nee, de hulp is te weinig; c. Nee, de hulp is te veel; d. Weet ik niet. De antwoordcategorie ‘a. Ja, de hulp is voldoende’

werd ge(her)codeerd met een score van 1 (ouders zijn tevreden), de andere antwoordcategorieën kregen de score 0 (ouders zijn niet tevreden of weten het niet).

c McFadden pseudo R2.

d Hulp van (schoon)ouders, andere familieleden, vrienden en kennissen en/of buren.

* p < 0,05, ** p < 0,01, *** p < 0,005.

Bron: scp/cbs/Nivel (ejoo’17), gewogen gegevens

Hoe zit het bij ouders van jonge kinderen? Ook hier zien we dat (achtergrond)kenmerken slechts een kleine rol lijken te spelen. Moeders van baby’s zijn wat minder tevreden over de hoeveelheid hulp dan vaders van baby’s (tabel 5.3). We zien bij de ouders van kleuters dat ouders met een westerse migratieachtergrond en alleenstaande ouders wat minder tevre-den zijn met de hoeveelheid hulp vergeleken met autochtone ouders en ouders in een tweeoudergezin. En ouders met een middenopleiding zijn wat minder tevreden dan ouders met een lagere opleiding.

Tabel 5.3

Samenhang tussen de tevredenheid van ouders met hoeveelheid informele hulp en het gebruik van hulp, gecorrigeerd voor achtergrondkenmerken van ouders, ouders van baby’s en kleuters, 2017 (ongestandaardi-seerde regressiecoëfficiënten en verklaarde variantie per variabele)a

tevredenheid met hoeveelheid informele hulp ouders van baby’s ouders van kleuters

b verklaarde

variantie (R2) b verklaarde variantie (R2) achtergrondkenmerken

geslacht 0,01

vader (ref.)

moeder -0,17* -0,04

migratieachtergrond 0,04

autochtoon (ref.)

niet-westers -0,06 -0,20

westers -0,29 -0,45*

betaald werk nee (ref.)

ja 0,08 0,04

inkomen laag (ref.)

midden 0,31 -0,04

hoog 0,35 -0,03

opleidingsniveau 0,01

laag (ref.)

midden 0,14 -0,27*

hoog 0,00 -0,21

samenstelling gezin 0,01

eenoudergezin (ref.)

tweeoudergezin -0,26 0,30*

beperkingen kind nee (ref.)

ja -0,59 -0,16

informele hulpb soort hulp:

praktische hulp:

af en toe oppassen op kind(eren) 0,47* 0,05 0,79*** 0,07

klusjes en huishoudelijke taken 0,26*** 0,04 0,08

vervoer van kind(eren) 0,12* 0,01 0,27*** 0,04

een luisterend oor of advies bij vragen of zorgen over de opvoeding

0,39*** 0,04 0,06

1 4 8 s t e u n v a n h e t i n f o r m e l e e n v a n z e l f s p r e k e n d e f o r m e l e n e t w e r k :

Tabel 5.3 (Vervolg)

tevredenheid met hoeveelheid informele hulp ouders van baby’s ouders van kleuters

b verklaarde

variantie (R2) b verklaarde variantie (R2)

R2 totaal 0,22 0,19

a Lineaire regressieanalyses. Voor het berekenen van verklaarde varianties per variabele is een dominantieanalyse toegepast. We rapporteren alleen de verklaarde varianties van de variabelen die significant samenhangen met de uitkomstvariabelen. Tevredenheid met de hoeveelheid hulp is bevraagd middels de volgende vraag: ‘Hoe tevreden bent u in het algemeen met de hoeveelheid steun en hulp die u het afgelopen half jaar van deze personen heeft ontvangen?’ Antwoordcategorieën waren: tevreden – redelijk tevreden – neutraal – redelijk ontevreden – ontevreden – weet ik niet/wil ik niet zeggen. Alleen respondenten die een van de eerste vijf antwoordcategorie hadden aangekruist, werden opgenomen in de analyses. De antwoordcategorieën werden zo ge(her)codeerd dat een hoge score betekent dat ouders tevreden waren. nbaby’s = 823; nkleuters = 859.

b Hulp van: (schoon)ouders, andere familieleden, vrienden en kennissen en/of buren.

* p < 0,05, ** p < 0,01, *** p < 0,001.

Bron: scp/cbs (Kok’17), gewogen gegevens

De soort hulp lijkt een belangrijkere rol te spelen. Ouders die praktische hulp ontvangen in de vorm van oppassen en vervoer zijn meer tevreden met de hoeveelheid hulp die zij krij-gen dan ouders die dergelijke soorten hulp niet ontvankrij-gen. Dat geldt met name voor het oppassen; de verklaarde variantie is daar het grootst. Verder zijn ouders van baby’s meer tevreden met de hoeveelheid hulp wanneer zij hulp bij klusjes en een luisterend oor of advies krijgen dan wanneer zij verstoken zijn van dergelijke hulp.1

Zoals we eerder ook bij de ouders van kinderen tot en met 18 jaar constateerden, is er sprake van een grote samenhang tussen de soort hulp en de hulpbron. Om die reden is het niet mogelijk om in de regressieanalyses zowel de soort hulp als de hulpbron als voorspel-ler op te nemen. Om toch enig zicht te krijgen op de rol die de hulpbron speelt, hebben we aanvullende analyses uitgevoerd waarin de hulpbron werd opgenomen maar niet de soort hulp. Net als eerder bij de analyses van ouders van kinderen tot en met 18 jaar, laten ook deze analyses zien dat vooral de hulp door (schoon)ouders een belangrijke voorspeller is van hoe tevreden ouders zijn met de hoeveelheid hulp: ouders die hulp van (schoon)ouders ontvangen, zijn meer tevreden met de hoeveelheid hulp dan ouders die geen hulp van (schoon)ouders ontvangen. Alhoewel wat minder groot, vertoont ook de hulp van andere familieleden een positieve samenhang met gevoelens van tevredenheid, althans bij ouders van kleuters. In hoeverre ouders hulp ontvangen van vrienden, kennissen, of buren – doet er echter niet toe, aldus deze analyses. (zie voor deze uitkomsten tabel E.2 in bijlage E op internet).

5.3 Ervaringen met hulp: welke hulp wordt gemist?

Dat de meeste ouders tevreden zijn over de hoeveelheid informele hulp die zij bij het ouder-schap krijgen, hoeft niet te betekenen dat ouders geen hulp missen. Het kan zijn dat ouders toch een bepaalde vorm van hulp missen of hulp van bepaalde personen missen. In de diepte-interviews is gevraagd in hoeverre ouders hulp missen; of zij meer of andere steun, of hulp van iemand anders zouden willen hebben.

5.3.1 Geen gemis

Een aanzienlijk deel van de ouders geeft aan geen enkele hulp te missen. Ouders geven daar verschillende redenen voor. Sommigen vertellen dat ze de hulp krijgen die ze nodig hebben; ‘Nee, zo gaat het wel goed, zo brei ik het wel rond zeg maar’ (vader van vier kinde-ren tussen 0 en 17 jaar). Andere ouders zeggen dat ze geen behoefte hebben aan hulp (zie ook hoofdstuk 4) omdat ze geen prangende vragen hebben over het opgroeien en opvoe-den van hun kinderen. Een voorbeeld daarvan is een moeder die uitlegt dat haar kinderen geen aanleiding geven tot zorg:

Nee, ik vind echt dat ik gewoon, ja ik zeg de kleinste is nu een puber, maar ik heb gewoon leuke gezellige meiden en ze zijn netjes en ja de oudste ook, ze heeft echt bijbaantjes, staat leuk in het leven en als er een ouder iemand aan komt dan gaan ze uit zijn eigen staan, ze zijn lief voor dieren, […] dan denk ik ja […]. Ik zou het niet weten. (moeder van twee kin-deren van 15 en 18 jaar)

Dat er nu geen behoefte is aan hulp wil niet zeggen dat dat altijd zo zal zijn. De meeste ouders verwachten overigens dat er wel hulp te vinden is, mocht dat nodig zijn (zie ook beschikbaarheid van hulp in hoofdstuk 4); ‘Op het moment dat ik echt hulp nodig heb waar ik niet uit kom dan weet ik mijn route ook wel te bewandelen’ (moeder van een kind van 1 jaar).

5.3.2 Het missen van (schoon)ouders als ‘terugvalbasis’

Ruim de helft van de geïnterviewde ouders zegt hulp van bepaalde personen te missen en/of een bepaald soort steun te ontberen. In de meeste gevallen gaat het om hulp van familie die gemist wordt en dan met name van de (schoon)ouders. Ouders missen van hun naaste familie vooral oppashulp, bijvoorbeeld om een keer een avondje of weekendje weg te kunnen, meer te kunnen werken of makkelijker ‘even naar de tandarts te kunnen’ (moe-der van een kind van 9 jaar). (Schoon)ou(moe-ders (en ook an(moe-dere familie) wonen soms te ver weg, zijn te oud, beperkt, of te druk met hun werk om (vaker of langer) te kunnen oppas-sen. De meeste ouders die hulp van de eigen ouders missen, hebben meestal wel een uit-gebreid netwerk waarop ze een beroep kunnen doen. Een moeder vertelt dat haar eigen moeder nooit heeft opgepast op haar kind, eerst lukte dat niet vanwege de afstand en later vanwege doofheid. Hoewel ze een andere hulpbron kon inzetten, vond ze dat wel spijtig:

Dat is er gewoon nooit van gekomen, want in het begin woonden wij in [een zuidelijke pro-vincie] en daar zat zij twee uur vanaf, dus dan is het sowieso al lastig om te vragen: mam, wil

1 5 0 s t e u n v a n h e t i n f o r m e l e e n v a n z e l f s p r e k e n d e f o r m e l e n e t w e r k :

je even langskomen om op te passen? Dat gaat niet zomaar. Dus ja, dat hadden wij nooit, dus wij moesten altijd oppas regelen […], dus dat is wel jammer.

[…] maar ze is doof geworden door de leeftijd en ze is echt hartstikke doof, dus als er iets was, ik denk als [naam kind] in z’n bedje ligt en die roept: oma, oma, hoort ze ‘m niet. Dus daar heb ik nooit een veilig gevoel bij. […] dus dat is nooit gebeurd, dat is jammer. (moeder van een kind van 9 jaar)

Soms zijn (schoon)ouders al (jong) overleden of is de band met hen slecht, bijvoorbeeld door meningsverschillen. Ook met broers en zussen zijn er soms vervelende situaties voor-gevallen waardoor sommige ouders hen minder vaak zien en zij dat contact ter ontspan-ning, de familieband en potentiële achtervanghulp missen.

Verschillende ouders missen hun eigen ouders als een veilige haven waar ze regelmatig op terug kunnen vallen, niet alleen voor oppassen, maar ook voor samen eten, kookhulp en een luisterend oor. Een moeder met een groot netwerk vertelt dat haar kinderen vaak in vakanties bij haar ouders of schoonouders gaan logeren, maar dat ze hen graag vaker zou willen zien. In haar geval is frequenter bezoek lastig omdat de (schoon)ouders en ook haar zussen wat verder weg wonen. Zij verwoordt het gemis als volgt:

Nou ja dat mijn ouders en mijn schoonouders zo ver weg wonen, maakt het natuurlijk in die zin ietsje lastiger om een beroep op ze te doen […] ik denk als ze dichterbij zouden wonen dan zouden [we] over en weer vaker een keertje komen om uit te nodigen om te komen eten of dat zij een keer koken […] Het is niet een terugvalbasis in het dagelijkse leven zeg maar.

(moeder van drie kinderen tussen 7 en 12 jaar)

Ook een andere ouder noemt dat er geen directe familie beschikbaar is voor achtervang of als ‘terugvalbasis’, zoals oppassen als je even weg moet, maar ook niet voor emotionele steun of advies (moeder van een kind van 9 jaar). Een andere moeder (van twee kinderen van 9 en 14 jaar) mist haar eigen overleden moeder als klankbord, iemand waarop je in tij-den van nood terug kunt vallen:

Nou inderdaad iemand om op terug te vallen als je het even niet meer weet dat je kan zeg-gen van eh, of dat je het niet meer ziet zitten en van: joh kan jij me niet helpen? Dan wel gewoon van hier heb je zo’n baby of je kind: succes ermee, ik heb even lucht nodig.

Dat veel ouders ondanks een groot netwerk hulp van eigen (schoon)ouders zeggen te mis-sen laat opnieuw zien hoe belangrijk deze hulp is en hoe bijzonder de ouder-kind band kan zijn (Kalmijn 2012) en dat andere hulpbronnen dat gemis niet (helemaal) kunnen compen-seren.

5.3.3 Missen van hulp bij ‘opvoedvragen’

Sommige ouders missen ‘iemand’ om mee te praten over specifieke opvoedvragen, bij-voorbeeld over hoe om te gaan met mobieltjes en de gevaren van TikTok (vader van twee kinderen van 9 en 12) of met hoogbegaafdheid (moeder van een kind van 9 jaar). Enkele ouders zouden professionele hulp en concrete tips willen van bijvoorbeeld een

opvoedcoach of laagdrempelige instantie bij opstandig, lastig gedrag van een kind. Een moeder (van twee kinderen van 4 en 6 jaar) verwoordt dit als volgt:

En het zijn echt geen gedragsproblemen, maar ik zou het wel fijn vinden om gewoon wat tips te krijgen van iemand, een instantie, die dan zegt van: als dit gebeurt dan kun je dit proberen of dan kun je dat proberen.

Zij zegt niet zo goed te weten waar ze die hulp moet zoeken. Dat sluit aan bij bevindingen van de Eerste Evaluatie van de Jeugdwet, namelijk dat mensen vaak de weg naar (laag-drempelige) hulp niet weten te vinden (Friele et al. 2018).

5.4 Opbrengsten van hulp: relatie met welbevinden en gevoelens van tevredenheid De onderliggende aanname achter jeugd- en gezinsbeleid is dat de steun die ouders vanuit hun netwerk ontvangen, een positief effect kan hebben op de manier waarop zij de

5.4 Opbrengsten van hulp: relatie met welbevinden en gevoelens van tevredenheid De onderliggende aanname achter jeugd- en gezinsbeleid is dat de steun die ouders vanuit hun netwerk ontvangen, een positief effect kan hebben op de manier waarop zij de

In document Sociale netwerken van ouders (pagina 145-179)