• No results found

 

Dit onderzoek kent haar sterkten en haar beperkingen. Dit zal in deze sectie naar voren komen. Daarnaast worden er aanbevelingen gedaan voor vervolgonderzoek.

Een van de sterkten is de vernieuwende factor die dit onderzoek met zich meebrengt omdat het gericht is op de effectiviteit van auditcommissies in Nederland. Naar mijn weten is er nog maar weinig onderzoek geweest naar auditcommissies bij Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen. Onderzoek in Nederland heeft zich nog niet eerder gericht op de effectiviteit van auditcommissies aan de hand van de vier dimensies tezamen. Daarnaast is ook niet eerder gekeken naar de associatie tussen de effectiviteit van auditcommissies en accountantshonoraria voor audit en niet-audit diensten afzonderlijk. Dit onderzoek draagt bij aan inzichten omtrent de effectiviteit van auditcommissies en de audit kwaliteit en onafhankelijkheid van de externe accountant in Nederland.

Een kanttekening van dit onderzoek is dat het spreekt vanuit de ‘economic bonding theorie’. Hierdoor is de aanname gedaan dat niet-audit diensten resulteren in een economische binding tussen de accountant en het management. Dit uit zich in de aanname dat een toename in het verlenen van niet-audit diensten leidt tot een vermindering van de onafhankelijkheid van de accountant en dit resulteert zich vervolgens in een afname van de audit kwaliteit. Echter bestaat er ook literatuur omtrent de ‘knowledge spillover theorie’. Deze theorie gaat er vanuit dat het verlenen van niet-audit diensten leidt tot een toename in de audit kwaliteit (Simunic, 1984). Hiertoe zou vervolg onderzoek deze theorie kunnen aanhalen om onderzoek te doen naar de effectiviteit van de auditcommissie en de onafhankelijkheid van de accountant. Een andere kanttekening die gemaakt dient te worden is de wijze waarop de effectiviteit van de auditcommissie is bepaald. De effectiviteit van de auditcommissie is deels bepaald op basis van voorgaand onderzoek van Zaman et al (2011). Het onderzoek van Zaman et al (2011) is echter grotendeels gebaseerd op het Smith Report (2003). Dit rapport heeft betrekking op de Verenigde Staten. De dimensies grootte en aantal bijeenkomsten zijn gebaseerd op het onderzoek van Zaman et al (2011) en dus indirect op het Smith Report (2003). Hiervoor is gekozen omdat de Nederlandse Corporate Governance Code (2003) geen aanbeveling doet omtrent de grootte van de auditcommissie. Het aantal bijeenkomsten (ten minste één) in de Nederlandse Corporate Governance Code (2003) is afwijkend van de aanbevelingen die in andere landen worden gedaan (bijv. Smith Report (2003) en Blue Robbin Committee (1999)) (tenminste 3 leden). Bovendien heeft de literatuur gesteld dat een auditcommissie actief dient te zijn wil het haar taken goed kunnen vervullen (Colliers en Gregory, 1999). Hiertoe is er toch afgeweken van de Nederlandse Corporate Governance Code (2003). Daarnaast is de expertise van de leden van de auditcommissie bepaald aan de hand van de achtergrond (werkervaring) van de leden via de informatie op managementscope.nl. Het zou kunnen dat dit niet altijd heeft geleidt tot de juiste bestempeling van een lid tot (niet) financieel expert. Omdat regelgeving tussen landen behoorlijk kan verschillen is het niet mogelijk om de resultaten van dit onderzoek te generaliseren. Echter geeft dit onderzoek wel de mogelijkheid om resultaten tussen de effectiviteit van de auditcommissie tussen verschillende landen te vergelijken en een uitspraak te doen over de verschillen in invloed die auditcommissies hebben op de auditkwaliteit en de onafhankelijkheid van de accountant tussen landen. De toename in regelgeving maakt het voor vervolg onderzoek wellicht interessant om toch alle criteria die in bijvoorbeeld de Verenigde Staten of het Verenigd Koninkrijk wordt gehanteerd

toe te passen in Nederland. In deze landen is de regelgeving strikter (volledig onafhankelijk en uitgebreide vereisten omtrent de financiële expertise). Vervolgonderzoek zou zich kunnen richten wat de invloed van auditcommissies op audit kwaliteit en de onafhankelijkheid van de externe accountant is als deze striktere eisen van

toepassing zouden zijn in Nederland.

Het onderzoek is slechts gebaseerd op 37 Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen. Dit is de oorzaak van het beperkte aantal Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen die achtereenvolgens van 2008-2013 aan de AEX, AMX of AScX stonden genoteerd en waartoe beperkte dataset is gebruikt. Naar aanleiding van deze kleine sample is ervoor gekozen om geen onderzoek te doen naar de individuele jaren die in dit onderzoek zijn betrokken. Om toch uitspraken te kunnen doen over de individuele jaren is een grotere dataset gewenst. Vervolgonderzoek zou zich daarom kunnen richten op niet-beursgenoteerde ondernemingen. Een beperking die met deze sample samenhangt is dat de sample slechts bestaat uit Nederlandse ondernemingen en dus alleen uitspraken voor Nederland kunnen worden gedaan. Tevens is in dit onderzoek niet onderzocht welke associatie er bestaat tussen de interne audit en de externe audit. Op basis van voorgaand onderzoek is er uit gegaan van de ‘complementaire’ visie. Vervolg onderzoek zou zich alleen hierop kunnen richten of deze relatie betrekken in onderzoek naar de effectiviteit van de auditcommissies en de accountantshonoraria voor (niet-) audit diensten. Daarnaast is ook geen rekening gehouden met de associatie tussen de karakteristieken van een auditcommissie en de karakteristieken van de Raad van Commissarissen waaruit deze auditcommissie wordt gevormd. Zaman et al (2011) hebben dit wel gedaan. Vervolgonderzoek zou hier rekening mee kunnen houden. Ook zou vervolg onderzoek zich kunnen richten van de invloed van een effectieve auditcommissie op de verhouding tussen accountantshonoraria voor niet-audit diensten/audit diensten. Voorgaand onderzoek heeft een positieve relatie aangetoond (Abott et al, 2003b). Echter is hier niet voor gekozen omdat de verhouding tussen accountantshonoraria voor niet-audit diensten en de totale accountantshonoraria geen goede maatstaf zou zijn (Ashbaugh, 2003). Een verhouding van €1.000/2.000 of van €100.000/€200.000 zijn beide een 1:2 verhouding, maar veronderstellen waarschijnlijk een andere economische binding tussen de onderneming en accountant.

Tot slot is het van belang om te benoemen dat dit onderzoek zich heeft gericht op de periode 2008-2013. Echter is sinds 1 januari 2013 is in Nederland een verbod op de combinatie van controle en overige diensten bij OOB’s (artikel 24b Wta). Deze wet houdt in dat een accountant niet zowel audit diensten als overige diensten mag verrichten voor dezelfde klant. Echter is er een overgangsregeling van toepassing is voor ieder contract dat betrekking heeft op niet-controlewerkzaamheden bij OOB-controle cliënten dat is afgesloten voor 1 januari 2013. 16 In dit onderzoek is hier rekening mee gehouden door na te gaan dat voor het jaar 2013 zowel de audit diensten als de niet-audit diensten door dezelfde auditor zijn uitgevoerd. Toekomstig onderzoek zou zich kunnen richten op de periode nadat de overgangsregeling niet meer van kracht is om te kunnen kijken of deze regeling van invloed is op de relatie tussen de effectiviteit en de accountantshonoraria.

                                                                                                               

7. CONCLUSIE

Boekhoudkundige schandalen, zoals WorldCom en Enron (Chan et al, 2013), hebben geleid tot een toename in regelgeving voor de Corporate Governance van ondernemingen (Chafran en O’Sullivan, 2013). Auditcommissies zijn onderdeel van Corporate Governance en hebben de taak om de toezicht te houden op de financiële verslaggeving en de onafhankelijkheid van de accountant (Nederlandse Corporate Governance Code, 2003). Accountants (controlerende) worden betaald door ondernemingen (gecontroleerde) die zij controleren. Dit brengt kwesties met zich mee omtrent de audit kwaliteit en de onafhankelijkheid van de accountant. Sinds 1 januari 2013 is er in Nederland een verbod op de combinatie controle en advies bij Organisaties van Openbaar Belang (OOB’s). 17 Dit verbod is ingesteld om de onafhankelijkheid van de externe accountant en de audit kwaliteit te waarborgen. Dit maakt onderzoek naar de effectiviteit van auditcommissies op de audit kwaliteit en de onafhankelijkheid van de externe accountant interessant. Francis (2004, p. 352) stelt dat “hogere accountantshonoraria voor audit diensten audit kwaliteit impliceert”. Daarnaast zouden de niet-audit diensten kunnen resulteren in een versterkte economische binding tussen de accountant en de onderneming (Simunic, 1984). Hierdoor zou de onafhankelijkheid van de accountant in gevaar kunnen komen. Centraal in dit onderzoek staat de onderzoeksvraag: Welke relatie bestaat er tussen de effectiviteit van auditcommissies en (externe) accountantshonoraria voor audit diensten en niet-audit diensten?

De literatuur veronderstelt dat een auditcommissie over een aantal kenmerken dient te beschikken die bevorderend werkt voor het effectief kunnen uitvoeren van haar taken (Zaman et al, 2011). Dit zijn de karakteristieken onafhankelijkheid, grootte, financiële expertise en aantal bijeenkomsten. Het effect van deze karakteristieken tezamen zou de effectiviteit van de auditcommissie bepalen (Zaman et al, 2011). In dit onderzoek wordt een auditcommissie als effectief beschouwd indien de commissie aan de volgende vier criteria voldoet: maximaal één lid mag onafhankelijk zijn, de auditcommissie dient ten minste uit drie leden bestaat, ten minste één lid dient over financiële expertise te beschikken en de auditcommissie dient ten minste driemaal per jaar bijeen te komen. De resultaten tonen aan dat de een effectieve auditcommissie resulteert in een toename in de accountantshonoraria voor audit diensten. Dit impliceert dat een effectieve auditcommissie leidt tot een toename in de audit kwaliteit. Dit is overeenkomstig met het onderzoek van Zaman et al (2011). Tevens overeenkomstig met het onderzoek van Zaman et al (2011) is een positieve associatie aangetoond tussen de effectiviteit van een auditcommissie en de accountantshonoraria voor niet-audit diensten. Dit impliceert dat een effectieve auditcommissie zich niet druk maakt over de onafhankelijkheid van de accountant.

Het betrekken van de resultaten van dit onderzoek bij een uitspraak over de wetsaanpassing omtrent het verbod op de combinatie controle en advies dat Nederland sinds 1 januari 2013 kent doet stellen dat wetgeving omtrent deze scheiding nodig is. De resultaten tonen immers aan dat een auditcommissie niet in straat is om de niet-audit diensten te mitigeren waardoor de onafhankelijkheid van de accountant in gevaar zou kunnen komen. Echter een kanttekening bij deze uitspraak is dat er literatuur bestaat dat stelt dat niet-audit diensten geen bedreiging vormen voor de onafhankelijkheid. De ‘spillover theorie’ veronderstelt dat het verlenen van niet-audit diensten leidt tot een hogere audit kwaliteit (Simunic, 1984). Dit doet                                                                                                                

blijken dat de associatie tussen de effectiviteit van een auditcommissies en accountantshonoraria complex is en dat er behoefte is aan meer onderzoek naar deze relatie.

Referenties

Abbott, L., Parker, S., Peters, G., Raghunandan, K. (2003a). The association between audit committee characteristics and audit fees. Auditing: A Journal of Practice and Theory 22: 17-32.

Abbott, L.J., Parker, S., Peters, G.F. and Raghunandan, K. (2003b). An empirical

investigation of audit fees, nonaudit fees and audit committees. Contemporary Accounting Research 20: 215-234.

Abbott, L.J., Parker, S., Peter, G.F. (2003c). Audit Committee Characteristics and Restatements. Auditing: A Journal of Practice & Theory 23 (1):69-87.

Ashbaugh, H., LaFond, R., Mayhew, B.W. (2003). Do nonaudit services comprise auditor independence? Further evidence. The Accounting Review 78 (3): 611 – 639.

Beck, P. J., T. J. Frecka, Solomon, I. (1988). A model of the market for MAS and audit services: Knowledges spillover and auditor-auditee bonding. Journal of Accounting Literature 7: 50-64.

Becker, C.L., Defond, M.L., Jiambalyo, J., Surbramanyam, K.R. (1998). The Effect of Audit Quality on Earnings Management. Contemporary Accounting Research 15 (1): 1-24.

Birkett, B. S. (1986). The recent history of corporate audit committees. Accounting Historian’s Journal 13: 109–24.

Blay, A.D., Geiger, M.A. (2013). Auditor Fees and Auditor Independence: Evidence from Going Concern Reporting Decisions. Contemporary Accounting Research 30 (2): 579-606. Bruynseels, L., Cardineals, E. (2014). The Audit Committee: Management Watchdog or Personal Friend of CEO?. The Accounting Review 89 (1): 113-145.

Carcello, J.V., Hermanson, D.R., Neal, T.L., Riley, R.A. (2002). Board characteristics and audit fees. Contemporary Accounting Research 19: 365-385.

Carcello, J.V., Neal, T.L. (2003). Audit Committee Characteristics and Auditor Dismissals Following “New” Going-Concern Reports. The Accounting Review 78 (1): 95-117.

Chafran, C., O’Sullivan, N. (2013). The Governance Role of Audit Committees: Reviewing a Decade of Evidence. International journal of management reviews 15 (4): 381-407

Chan, A., Liu, G., Sun, J. (2013). Independent audit committee members’ board tenure and audit fees. Accounting and finance 53 (4): 1129-1147.

Cohen, J., and D. Hanno. (2000). Auditors’ consideration of corporate governance and management control philosophy in preplanning and planning judgments. Auditing: A Journal of Practice and Theory : 133-146.

Cohen, J., Krishnamoorthy, G., Wright, A. (2002). Corporate Governance and the Audit Process. Contemporary Accouting Research 9 (4): 573-94.

Cohen, J., Krishnamoorthy, G., Wright, A. (2004). The Corporate Governance Mosaic and Financial Reporting Quality. Journal of Accounting Literature 23: 87–148.

Collier, P., Gregory, A. (1999). Audit committee activity and agency costs. Journal of Accounting and Public Policy 18: 311-332.

Cosgrove, S.B., Niederjohn, M.S. (2008). The Effects of the Sarbanes-Oxley Act of 2002 on Audit Fees. Journal of Business Strategies 25 (1): 31-52

DeAngelo, L.E. (1981). Auditor size and audit quality. Journal of Accounting and Economics 3: 183-199.

Dalton, D.R., Hitt, M.A., Certo, T., Dalton, C.M. (2007). The Fundamental Agency Problem and Its Mitigation: Independence, Equity and the Market for Corporate Control. The Academy of Management Annals 4: 1-64

Davidson, W.N., Xie, B., Xu, W. (2004). Market reaction to voluntary announcements of audit committee appointments: The effect of financial expertise. Journal of Accounting and Public Policy 23 (4): 279-293.

Dee, C.C., Lulseged, A.A., Nowlin, T.S. (2002). Earnings quality and auditor independence: An examination using non-audit fee data, working paper. Beschikbaar via:

http://ssrn.com/abstract=304185 (28/01/2008).

DeZoort, F.T., Salterio, S. (2001). The effects of corporate governance experience, financial-reporting and audit knowledge on audit committee members. judgments. Auditing: A Journal of Practice & Theory 20: 31-47.

Felo, A., Krishnamurthy, S., Solieri, S., (2003). Audit committee characteristics and the perceived quality of financial reporting: an empirical analysis, working paper. Beschikbaar via: http://papers.ssrn.com/sol3/papers.cfm?abstract_id=401240 (17/06/2014).

Francis, J. R. (2004). What do we know about audit quality? British Accounting Review 36: 345–368.

Gaynor, L. M., McDaniel, L. S., Neal, T. L. (2006). The Effects of Joint Provision and Disclosure of Non-Audit Services on Audit Committee Member Decisions and Investors’ Preferences. The Accounting Review 81 (4): 873–96.

Goodwin-Stewart, J., Kent, P. (2006). Relation between external audit fees, audit committee characteristics and internal audit. Accounting and Finance 46: 387–404

Hay, D.C. Knechel, R.W., Norman, W. (2006). Audit Fees: A Meta-analysis of the Effect of Supply and Demand Attributes. Contemporary Accounting Research 23 (1): 141-191. Hay, D., Knechel,, R.W., Ling, H. (2008). Evidence on the Impact of Internal Control and Corporate Governance on Audit Fees. International Journal of Auditing 12: 9-24.

Haxhi, I., Ees, H. van (2010). Explaining diversity in the worldwide diffusion of codes of good governance. Journal of International Business Studies 41: 710-726.

Healy, P.M., Wahlen, J.M. (1998). A review of the earnings management literature and its implications for standard setting. Accounting Horizons 13 (4): 365-383.

Hoitash, R., Hoitash, U. (2009). The role of audit committees in managing relationships with external auditors after SOX. Managerial Auditing Journal 24 (4): 368-397.

Jensen, M. C., Meckling, W.H. (1976). Theory of the firm: managerial behavior; Agency costs and ownership structure. Journal of Financial Economics 3: 305-360.

Jong, de A., Mertens, G., Roosenboom, P. (2006). Sharholders’ Voting at General meetings: Evidence from the Netherlands. Journal of Management & Governance 10(4): 353-380. Kalbers, L. P., and T. J. Fogarty. 1993. Audit committee effectiveness: An empirical investigation of the contribution of power. Auditing: A Journal of Practice & Theory 12: 24.49.

Knapp, M. 1985. Audit conflict: An empirical study of the perceived ability of auditors to resist management pressure. The Accounting Review 60: 202.211.

Knechel, R.W., Willekens, M. (2006). The Role of Risk Management and Governance in Determining Audit Demand. Journal of Business Finance & Accounting 33(9) & (10):134-1367.

Krishnan, J., Lee, J.E. (2009). Audit Committee Financial Expertise, Litigation Risk, and Corporate Governance. Auditing: A Journal Of Practice & Theory 28(1):241-261.

Krishnan, G.,Visvanathan, G. (2009). Do auditors price audit committee’s expertise? The case of accounting versus non-accounting financial experts. Journal of Accounting, Auditing and Finance 24: 115–144.

La Porta, R., Lopez-de-Silanes, F., Shleifer, A., Vishny, R., (2000). Investor protection and Corporate Governance. Journal of Financial Economics. 58: 3-27.

Lee, H.Y., Mande, V. (2005). The Relationship of Audit Committee Characteristics with Endogenously Determined Audit and Non-Audit Fees. Quarterly Journal of Business & Economics 44 (3) & (4):93-112.

Lin, Z.J., Xiao, J.Z., Tang, Q. (2008). The roles, responsibilities and characteristics of audit committee in China. Accounting, Auditing & Accountability Journal 21(5): 721-751.

Menon, K., Williams, J.D. (1994). The Use of Audit Committees for Monitoring. Journal of Accounting And Public Policy 13:121-139.

Mohiuddin, M., Karbhari, Y. (2010). Audit committee effectiveness: a critical literature review. AIUB Journal of Business and Economics 9 (1): 97-125.

Mouthaan, E., (2006). De verantwoordelijkheden van de auditcommissie. Maandblad voor accountancy en bedrijfseconomie. Maart: 84-92

O’Sullivan, N. (2000). The Impact of Board Composition and Ownership on Audit Qualitu: Evidence From Large UK Companies. British Accounting Review 32: 397-414.

Pratt, J., and J.D. Stice. (1994). The effects of client characteristics on auditor litigation risk judgements, required audit evidence, and recommended audit fees. The Accounting Review 69 (4): 639-656.

Raghunandan, K., and D. V. Rama. (2006). SOX Section 404 material weakness disclosures and audit fees. Auditing: A Journal of Practice & Theory 25 (1): 99–114.

Rustam, S., Rashid, K., Zaman, K. (2013). The relationship between audit committees, compensation incentives and corporate audit fees in Pakistan. Economic Modelling 31: 679-716.

Schaik, F.D.J. van. (2003). Openbaar maken van accountantshonoraria. Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie juli/augustus: 306-312.

Scott, W.R. (2009), Financial Accounting Theory. Prentice Hall, Toronto.

Simunic, D.A. (1980). The Pricing of Audit Services: Theory and Evidence. Journal of Accounting Research 18 (1): 161-190.

Simunic, D.A. (1984). Consulting, and Auditor Independence. Journal of Accounting Research 22 (2): 679-702.

Simunic, D.A., Stein, M.T. (1996). The impact of litigation risk on audit pricing: A review of the economics and the evidence. Auditing: A Journal of Practice & Theory 15: 119-134. Zaman, M., Hubaib, M., and Haniffa, R. (2011). Corporate Governance Quality, Audit Fees and Non-Audit Services Fees. Journal of Business Finance & Accounting 38: 165-197.

Overig:

Blue Ribbon Committee (BRC). (1999). Report and Recommendations of the Blue Ribbon Committee on Improving the Effectiveness of Corporate Audit Committees. New York, NY: New York Stock Exchange and National Association of Securities Dealers.

De Nederlandse Corporate Governance Code (2004). Beschikbaar via: http://aaajournals.org/doi/abs/10.2308/aud.2006.25.1.99

NBA. (2012a). Handleiding Regelgeving Accountancy (HRA): Verordening gedragscode. Beschikbaar via: http://www.nba.nl/HRAweb/HRA1/201201/html/32947.htm.

NBA. (2012b). Handleiding Regelgeving Accountancy (HRA): Nadere Voorschriften Onafhankelijkheid van de openbaar accountant (RA’s). Beschikbaar via:

http://www.nba.nl/HRAweb/HRA1/201201/html/35941.htm. NYSE Listed Company Manual. (2009). Beschikbaar via:

http://nysemanual.nyse.com/lcm/Help/mapContent.asp?sec=lcm-sections&title=sx-ruling-nyse-policymanual_303A.05&id=chp_1_4_3_8

Sarbanes Oxley Act. (2002). Beschikbaar via https://www.sec.gov/about/laws/soa2002.pdf Smith Report (2003). Beschikbaar via: http://www.ecgi.org/codes/documents/ac_report.pdf http://www.accountant.nl/Accountant/Opinie/Meningen/Commercie+en+disfunctionaliteit.asp x, geraadpleegd op 15 april 2014

http://www.accountant.nl/readfile.aspx?ContentID=54150&ObjectID=522763&Type=1&File =0000026506_Accountantshonoraria_jaarrekening.pdf, geraadpleegd op 15 april

http://www.accountant.nl/Sites/Files/0000024577_NIVRA-wijzer_1.pdf, geraadpleegd op 15 april

http://www.accountant.nl/Accountant/Nieuws/OOB+organisaties+moeten+auditcommissie+i nstellen, geraadpleegd op 3 maart 2014

http://www.deloitte.com/view/nl_NL/nl/diensten/accountancy/accountantscontrole/a85acf6d8 8912210VgnVCM100000ba42f00aRCRD.htm, geraadpleegd op 3 maart 2014

http://www.afm.nl/~/media/Files/rapport/2013/overgangsregeling-controle-advies.ashx, geraadpleegd op 4 maart 2014 http://www.afm.nl/nl/nieuws/2013/mrt/bedreiging-onafhankelijkheid.aspx, geraadpleegd op 4 maart 2014 https://www.nba.nl/Vaktechniek/Vaktechnische-themas/Corporate-Governance/, geraadpleegd op 18 mei 2014. http://www.ondernemersplein.nl/artikel/one-tier-board-als-bestuursmodel/, geraadpleegd op 23 mei 2014. http://www.accountancynieuws.nl/commentaar/commentaren/water-en-wijn.107023.lynkx, geraadpleegd op 26 mei 2014.

Bijlage 1: koersinformatie

 

TABEL 3

Koersinformatie: Dollars-Euro

Jaar Gemiddelde koers Eind koers

2008 0,6832 0,7094 2009 0,7190 0,6977 2010 0,7546 0,7545 2011 0,7188 0,7722 2012 0,7781 0,7565 2013 0,7513 0,7589

Tabel 1. 1 Dollar = X euro

TABEL 4

Koersinformatie: Sterling-Euro

Jaar Gemiddelde koers Eind koers

2008 0,6832 0,7094 2009 0,7190 0,6977 2010 0,7546 0,7545 2011 0,7188 0,7722 2012 0,7781 0,7565 2013 0,7513 0,7589