• No results found

Standpunt van de jongerenorganisaties

Deelonderzoek 4: Inbedding in het Nederlandse bestel

2 De politieke context

2.7 Standpunt van de jongerenorganisaties

Mening jongeren ten aanzien van maatschappelijke oriëntatie-stage

De standpunten van de jongerenorganisaties en vakbonden zijn niet eensluidend. De reactie van FNV-jongeren op het MOJ-model van de Raad voor het Jeugdbeleid was toentertijd dat voorkomen moet worden dat er rondom jongeren een versnipperd aanbod gerealiseerd wordt aan werkervaringplekken, leerwerktrajecten etcetera. Beter is het vrijwilligerswerk te erkennen De CNV-jongeren staan wel positief tegenover het idee van een maat-schappelijke oriënteringsstage en vinden dat de jongeren gedurende hun stage onder de Algemene Bijstandswet zouden moeten vallen.

In de reactie op het model van de Raad voor het Jeugdbeleid zijn verschillende avonden georganiseerd met jongeren over de invulling en uitvoering van de MOJ. In totaal hebben 53 jongeren deelgenomen aan de discussieavonden1. Een meerderheid van de jongeren staat wel positief tegenover het initiatief. Beloning is belangrijk vinden de jongeren. Eigenlijk zou er een financiële vergoeding tegenover moeten staan in de vorm van minimum-loon, studiefinanciering of kinderbijslag. Tevens vinden de jongeren een niet-financiële vergoeding van belang, zoals:

arbeidsbemiddeling; studiepunten; vrijstelling studie of certificaat.

De promonadegroep heeft door het NIPO laten onderzoek of jongeren geïnteresseerd zijn in de pittige werkstage die zij hebben ontwikkeld. Van de jongeren tussen de 16 en 18 jaar blijkt

tweederde het een tamelijk of heel leuk initiatief te vinden (n=308). Maar een initiatief leuk vinden is nog iets anders dan het daadwerkelijk uitvoeren. Vóór uitvoering van het project is 48%

van de schoolverlaters en 35% geeft aan (waarschijnlijk) mee te doen aan zo’n stage. Uit het NIPO-onderzoek blijkt verder dat de jongeren zelf het oriënteren op beroep/studie belangrijk vinden als verwacht voordeel, daarna volgt het opdoen van werkerva-ring. Jongeren hebben niet het idee dat zij de samenleving beter leren kennen door deelname aan deze stage. Voornaamste reden

1 Bij de deelnemers zijn alle onderwijsniveaus en ook jongeren van allochtone afkomst vertegenwoordigd. Wel waren de laagste vormen van secundair onderwijs onder-vertegenwoordigd.

voor jongeren om niet mee te doen is dat jongeren willen gaan studeren of werken. Jongeren zien een stage vooral als een manier om ervaringen op te doen en te ontdekken wat bij hen past.

Kennelijk wordt een stage vooral als een overbruggingsperiode gezien, waarin men zich kan oriënteren. In het NIPO-onderzoek noemt de Nederlandse bevolking spontaan dat het niet verplicht mag zijn: het gaat om een vrijwillige stage.

Sociaal Jaar

Onder bepaalde voorwaarden zijn de CNV-jongeren voorstander van een Sociaal Jaar voor jongeren. Zo moet de doelstelling gericht zijn op de oriëntatiebehoefte van jongeren. Een Sociaal Jaar of maatschappelijke stage moet jongeren de mogelijkheid bieden van een toekomstoriëntatie op onderwijs of arbeid. De allocatiebehoefte van de maatschappij om jongeren te werk te stellen in sectoren met tekorten en meer jongeren actief te krijgen in het vrijwilligerswerk, is geen reden om een Sociaal Jaar te starten. De CNV-jongerenbond vindt dat de discussie veel te veel gevoerd wordt vanuit een negatieve beeldvorming over jongeren, waarbij de indruk wordt gewekt dat jongeren niet meer geëngageerd zouden zijn voor het verrichten van vrijwilligerswerk. De voorzitter betwist dat jongeren minder vrijwilligerswerk doen, wel is het zo dat jongeren op een andere manier hun vrije tijd invullen. Dat betekent dat vrijwilligersorganisaties jongeren op een andere manier bij hun organisatie moeten betrekken. “Je zou kunnen constateren dat het niet bereiken van jongeren het failliet van het vrijwilligerswerk betekent, maar de vraag is of dat opgelost moet worden door de jongeren daarvoor verantwoordelijk te stellen.” De afnemende belangstelling voor het vrijwilligerswerk is overigens geen tendens die alleen onder de jeugd opgang doet, ook voor volwassenen is vrijwilligerswerk minder vanzelfsprekend. Door de kortingen op de studiefinanciering moeten veel jongeren bijverdienen, waardoor er minder tijd is om vrijwilligerswerk te verrichten. De van oudsher meer altruïstische houding van vrijwilligers is sterk veranderd. Het no-nonsense denken is ook terug te vinden bij jongeren. Zij gaan veel meer na wat zij er zelf aan hebben, waar ze het voor doen. Wil je jongeren aanspreken, dan moet je spannende, kortlopende projecten bieden waarin jongeren serieus genomen worden.

Belangen zoals normatieve behoeften van de maatschappij zouden geen rol mogen spelen. De groep jongeren die problemen veroorzaken die een dergelijke aanpak rechtvaardigen is te klein,

dat er niet een algehele maatregel voor alle jongeren op gebaseerd mag worden.

Verder is er een aantal voorwaarden belangrijk bij het realiseren van een Sociaal Jaar:

• Een oriënteringsstage mag niet de bestaande arbeid vervangen.

• Omdat de primaire doelstelling oriëntatie is moet de invulling zo breed mogelijk gerealiseerd worden, op ver-schillende niveaus en op vrijwillige basis.

• Het Sociaal Jaar mag niet de mogelijkheden voor het vinden van een stageplek bemoeilijken. Door de CNV-jongerenbond wordt namelijk gesignaleerd dat veel ROC-studenten pro-blemen hebben met het vinden van een stageplek.

Maatschappelijke stage

De Nationale Jeugdraad is een voorstander van een maatschap-pelijke stage die gekoppeld is aan het onderwijs. Tijdens het nationaal debat met de politieke vertegenwoordigers hebben zij het als een thema op de agenda gezet. Hun voorstel is dat iedereen een basis van maatschappijleer krijgt, daarnaast zal een uitbreiding volgen waarin de scholieren kiezen tussen een verdieping in maatschappijleer of een maatschappelijke stage. De CNV-jongerenorganisatie en het Landelijk Aktie Kommitee Scholieren (LAKS) staan eveneens achter het idee van een maatschappelijke stage of oriëntatie. Deze zou echter op vrijblijvende basis moeten plaatsvinden en niet verplicht. In tegenstelling tot de CNV, vindt hun eigen jongerenorganisatie dat de maatschappelijke stage niet verplicht zou moeten zijn. “Een maatschappelijke dienstplicht instellen is bij voorbaat kansloos.

Onderlinge betrokkenheid is immers niet afdwingbaar. Ik ben niet graag die bejaarde die afhankelijk is van iemand die met tegenzin een kop koffie komt brengen. Of die tiener die met een ongemotiveerde scheidsrechter te maken heeft bij het voetballen.

Ik zou pleiten voor een keuzemogelijkheid.”

De maatschappelijke stage moet aan de volgende voorwaarden voldoen:

• De maatschappelijke stage wordt uitgevoed bij non-profit organisaties in de regio, ter bevordering van de normen en waarden van de scholieren.

• De maatschappelijke stage wordt afgesloten met een werkstuk of presentatie.

• De maatschappelijke stage is een handelingsdeel, als je dit onvoldoende afrondt, kun je geen eindexamen doen.

• De maatschappelijke stage moet overeenkomen met de wet op de kinderarbeid.

• Je hebt geen verdiensten, maar krijgt wel een onkostenver-goeding.

• De maatschappelijke stage is in principe eenmalig.

Werkstage

De FNV stelt zich op het standpunt dat zij voorstander is van gesubsidieerde arbeid, maar niet van werken met behoud van uitkering. “We zijn er niet op tegen dat mensen actief blijven als je in de bijstand zit. Dat mensen een traject krijgen waar ze beter van worden. Maar werk en betaling is wel een twee-eenheid, tenzij je zelf bewust kiest voor vrijwilligerswerk. Vrijwilligerswerk met behoud van uitkering is voor ons geen enkel probleem, maar het begrip vrijwillig is daarin wel het eerste woord.” De CNV-jongerenbond is een voorstander van het investeren in jongeren die onvoldoende startkwalificaties hebben op de arbeidsmarkt, maar dat vereist goede begeleiding en scholingsmogelijkheden. Een werkstage zou dus meer moeten behelzen dan een simpele tewerkstelling. Maar ook hier geldt dat er aandacht moet zijn voor de nuancering,

‘beleid op maat’ voor werkloze jongeren is nog belangrijker.

2.8 Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat de ideeën over een Sociaal Jaar al vele jaren spelen. Vanuit alle politieke kleuren is er voor een Sociaal Jaar gepleit, zij het met verschillende motieven. Dit betekent dat politiek draagvlak in potentie aanwezig is. Maar de verschillen in doelstelling en beoogde jongeren (doelgroep) en de ideologische discussie die dit oplevert, maken dat het tot op heden niet gelukt is een vorm van Sociaal Jaar te verwezenlijken.

Opvallend is dat iedereen in de uitwerking wel weer hetzelfde beeld voor ogen heeft: een jongere die een vorm van vrijwilli-gerswerk verricht in een maatschappelijke organisatie.

Om de politieke discussie te beslechten moet de opzet van een Sociaal Jaar eerst in enkele hoofdaspecten ontrafeld worden zodat eerst de ideologische vragen beantwoord kunnen worden. Zoals de doelstelling van een Sociaal Jaar en de beoogde jongeren. Gaat het om alle jongeren, of om een specifieke groep (probleem)-jongeren?

Verwey-Jonker Instituut

3 Vrijwilligerswerk en jongeren in