• No results found

De standaard Amsterdammer

In document Van overleven naar leven (pagina 75-78)

bestaat niet’

Mia is een ervaren maatschappelijk werkende. Vanaf het begin hoorde zij bij het VONL-team. Binnen het Verbond van 100 droeg zij de VONL benadering uit.

‘Ik werkte eerder tien jaar voor SEZO. Daarna woonde ik een tijd in Kenia en toen ik terugkwam werd ik gevraagd voor de functie van veldwerker bij VONL. De brede opdracht, doen wat nodig is, kende ik al vanuit Samendoen.

Daar was dit in het begin ook het uitgangspunt. Heel dichtbij zijn, present dus. Actief op je handen zitten. Deze manier van pionieren beviel me en aan de verdere ontwikkeling ervan draag ik graag bij. Dat was ook de opdracht van VONL. Ik heb er geen moeite mee om naar mensen toe te gaan en bij hun leefwereld aan te sluiten.

Het was nadrukkelijk de bedoeling van VONL om weer in contact te komen met huishoudens die bij de reguliere hulpverlening waren afgehaakt. Ook werd het gedefinieerd als mede gericht op mensen met financiële problemen.

Vooral tegen schulden en alle papierwerk dat er bij komt kijken zien maat-schappelijk werkers vaak nogal op. Terwijl iedereen natuurlijk weet dat er bij de schulddienstverlening veel mensen tussen wal en schip vallen, voortijdig afhaken of niet eens aankomen. Daarom zijn we nou juist met VONL begonnen.

Schulddienstverleners zijn gebonden aan werkafspraken met de gemeente.

Dat leidt er soms ook toe dat ze wat kort door de bocht opereren. Maar zij kennen ook de officiële trajecten en weten hoe ingewikkeld het is om mensen hier succesvol ‘doorheen te krijgen’. Dat vraagt veel zorgvuldigheid en daar kunnen ze niet ook nog eens allerlei problemen bij gebruiken van mensen die hun afspraken niet nakomen. Ook is de ‘productiedruk’ best hoog; schuld-dienstverleners hebben niet de tijd om zich af te vragen waarom mensen niet op komen dagen, laat staan om acties te ondernemen. Er wachten altijd andere dossiers.

16

Een van onze cliënten werd door de schulddienstverlening steeds uitgenodigd op tijden dat hij moest werken. Er lag beslag op zijn inkomen, zijn werk was op de hoogte van de financiële problemen en daarom durfde hij geen vrij te nemen. Hij kreeg een brief dat de schulddienstverlening zou stoppen, VONL raakte betrokken en wij zorgden voor een afspraak op een tijd en plek die hem wel uitkwam. Toen kwam er beweging, maar dit had ook fout kunnen gaan.

Dat is de (hele) gedachte achter VONL; breder naar de situatie kijken en geen oordeel hebben. Wat zit er achter? Wat is er echt aan de hand?

Niet iedereen heeft de neiging om verder te kijken, om te zoeken naar de vraag achter de vraag. In veel beleidsstukken staat dat we meer maatwerk moeten leveren en klantgericht zijn, maar de werkdruk is zo hoog zodat dit vaak niet mogelijk is. Een groot voordeel van VONL was dat we ruim tijd hadden. Er was nauwelijks tijdsdruk waardoor we echt konden doen wat nodig was.

Als sociaal werk staan we onder grote druk om van alles en nog wat te regis-treren. De behoefte aan concrete resultaten is nogal groot. Dat is echt wel een dingetje. Alles moet meet- en telbaar zijn en we leggen vrij nauwkeurig vast waar we onze tijd aan besteden. Managers kunnen je zelfs op je schou-der tikken en je wijzen op ‘onschou-der registratie’. Maar het kost ons zoveel tijd en energie…. Daardoor doen we de cliënten soms tekort.

In de Buurtteams staat de Amsterdammer centraal. Daardoor is het alle-maal veel diverser, de standaard ‘Amsterdammer’ bestaat niet. We laten de gedachte van gestandaardiseerde trajecten los. Zo kunnen we doen wat echt nodig is, zonder schuring met de ingekochte of afgesproken trajecten. De Amsterdammers met wie wij werken ervaren zichzelf dan ook veel meer als eigenaar van hun eigen oplossingen. Ik ben er van overtuigd dat er door de Buurtteams veel kan veranderen en daarom zat ik ook bij het Verbond van 100, de denktank vanuit de gemeente. Binnen dit verbond hebben we de werkwijze van de Buurtteams intensief voorbereid en daarbij gebruikten we onze VONL casussen. De benaderingswijze die we bij VONL ontwikkelden is daardoor ook onderdeel van de Amsterdamse Maatwerk Methode.

De Buurtteams werken met een toekomstplan. Wat heeft de Amsterdammer nodig en wat is zijn/haar perspectief? Dat is het uitgangspunt. Wie is er nodig om dit te realiseren? Wat zijn de eerste stappen? Welke ondersteuning zetten we in? Zo kunnen we echt maatwerk leveren en de hele kwetsbare gezinnen ook aan laten haken om daarna te doen wat echt nodig is. Waarbij bestaanszekerheid meestal het eerste is, want zonder bestaanszekerheid heeft werken aan de rest niet zoveel zin.

We zijn bezig met een cultuurverandering. Er is veel aandacht voor het neer-zetten en verspreiden van de benadering en veel mensen zijn enthousiast.

Hoewel het nog steeds ook best eng is om op die manier te werken. Je werkt erg transparant en doet veel samen met de huishoudens zelf. Je laat je erg op je vingers kijken en je moet over grenzen willen gaan, inclusief je eigen grenzen.

Ervaringsdeskundigen hebben duidelijk een toegevoegde waarde en zijn gelijk-waardig en wederkerig in het samenwerken en dat gaat best goed. Hoewel ik er in het begin van VONL best aan moest wennen. We zochten intensief naar goede samenwerking, we leerden elkaar kennen en op een gegeven moment begon het te lopen. In de tandems werkten we heel prettig samen.

Ieder vanuit zijn/haar eigen invalshoek en deskundigheid, vooral aanvullend op elkaar. Het is een goede ontwikkeling dat ook in de Buurtteams betaalde ervaringsdeskundigen ingezet worden. Voor sommigen is dit nog wennen, maar het heeft zeker een grote toegevoegde waarde.

In de Buurtteams zijn we allemaal Buurtteammedewerker en in de samenwer-king is er geen sprake van hiërarchie of onderscheid. Afgezien van salaris dan, dat is nog wel een kwestie. Maar iedereen moet zich bij zo’n team welkom voelen, dat is heel belangrijk. Als de sfeer binnen het team open, vertrouwd en opbouwend is dan heeft dat z’n weerslag op hoe we onze Amsterdammers benaderen.

We merken dat de instanties met wie de Buurtteams samenwerken langzaam ook anders gaan denken en handelen. Sommige medewerkers van de dienst Werk, Participatie en Inkomen zijn een goed voorbeeld, die kennen onze VONL benadering en zien dat de effectiviteit bewezen is. Meer effectief dan maar blijven controleren, wantrouwen hebben en zoeken naar eventuele fraude. Het systeemdenken kent overduidelijk z’n beperkingen en dat begint zo langzamerhand door te dringen.’

Onderzoek

Een aantal flinke

In document Van overleven naar leven (pagina 75-78)