• No results found

Stand van zaken implementatie

hulpverlening en opvang notoire overlastgevers

12.2 Stand van zaken implementatie

Tabel 12.1 vat de bevindingen over de stand van zaken van de implementatie van de acht maatregelen samen. Deze bevindingen zijn voornamelijk gebaseerd op de informatie van sleutelrespondenten: personen die betrokken zijn of waren bij de ontwikkeling of implementatie van de maatregel en respondenten van de vakbonden en de OR.

Uit de samenvatting van de stand van zaken van de implementatie van de acht maat-regelen komt een positief beeld naar voren. De eerste zes maatmaat-regelen zijn ten tijde van de evaluatie volledig geïmplementeerd, of de implementatie loopt op schema. Bij maatregel 7 gaat het niet strikt om implementatie want de lik-op-stukaanpak betreft al bestaand beleid. Wat betreft maatregel 8 zien we dat landelijk al maatregelen zijn genomen in de aanpak voor personen met verward gedrag. Hoewel deze maatregelen een positieve invloed kunnen hebben op de sociale veiligheid op en rond het spoor, zijn er (nog) geen maatregelen die zich specifiek op het spoor richten. Bij deze maatregel is er daarom nog geen sprake van implementatie.

en op rationele daders. De objectieve veiligheid neemt dus niet of nauwelijks toe. Het stationsverbod (6) heeft geen invloed op de sociale veiligheid door het kleine aantal verboden dat is opgelegd en door verschillende knelpunten in de uitvoering.

Bij twee van de negen maatregelen is het niet goed mogelijk om aannemelijk te maken dat ze invloed hebben op de sociale veiligheid op en rond het spoor: de lik-op-stu-kaanpak (7) en hulpverlening aan en opvang van notoire overlastgevers (8). Deze maat-regelen betreffen meer generiek beleid. Ze zijn weliswaar ook van toepassing op het spoor en in de trein, maar (nog) niet specifiek daarop gericht. Daarom is niet te bepalen in hoeverre deze maatregelen bijdragen aan de sociale veiligheid op en rond het spoor. Van vier van de negen maatregelen hebben we op basis van dit onderzoek wel aanne-melijk kunnen maken dat ze van invloed zijn op de sociale veiligheid op en rondom het spoor. Het gaat veelal om een effect op maar een enkel element van de sociale veiligheid, meestal het veiligheidsgevoel van de medewerkers. Over de invloed op de objectieve veiligheid en het veiligheidsgevoel van reizigers zijn de bevindingen vaak niet eenduidig. Er kan zowel een positieve, een negatieve als geen invloed zijn. Wel eenduidige invloeden zijn:

Van de maatregel dubbele bemensing (1) is het aannemelijk dat deze een posi-tieve invloed heeft op het veiligheidsgevoel van medewerkers.

Van de maatregel cameratoezicht op stations (2a) is het aannemelijk dat deze een positieve invloed heeft op het veiligheidsgevoel van medewerkers.

Van de maatregel (versneld) in gebruik nemen van ov-chipkaarttoegangspoor-tjes (4) is het aannemelijk dat deze een positieve invloed heeft op het veiligheids-gevoel van reizigers.

Van de maatregel intensivering samenwerking NS en politie (5) is het mogelijk dat deze een positieve invloed heeft op de objectieve veiligheid en op de subjec-tieve veiligheid van reizigers. Dit hangt af van de lokale invulling, bijvoorbeeld of de samenwerking leidt tot gezamenlijke acties op ‘hot spots’ en ‘hot times’. Ook is het aannemelijk dat deze maatregel een positieve invloed heeft op de subjectieve veiligheid van medewerkers.

Tabel 12.2 Samenvatting aannemelijke invloed van maatregelen op sociale veiligheid161

Maatregel invloed op sociale veiligheid

1 dubbele bemensing Geen eenduidig beeld over invloed op objectieve veiligheid en subjectieve veiligheid reizigers. Positieve invloed op subjectie-ve subjectie-veiligheid medewerkers.

2a cameratoezicht stations Geen eenduidig beeld over invloed op objectieve veiligheid en subjectieve veiligheid reizigers. Positieve invloed op subjectie-ve subjectie-veiligheid medewerkers.

2b beeldschermen Geen invloed op objectieve en subjectieve veiligheid reizigers en medewerkers.

3 cameratoezicht treinen Weinig tot geen invloed op objectieve veiligheid en subjectie-ve subjectie-veiligheid reizigers en medewerkers.

4 toegangspoortjes Beperkte invloed op de objectieve veiligheid. Geen invloed op de subjectieve veiligheid van medewerkers. Positieve invloed op subjectieve veiligheid reizigers.

5 samenwerking NS-politie Mogelijke positieve invloed op objectieve veiligheid en sub-jectieve veiligheid reizigers. Positieve invloed op subsub-jectieve veiligheid medewerkers.

6 stationsverbod Weinig tot geen invloed op objectieve veiligheid en subjectie-ve subjectie-veiligheid reizigers en medewerkers.

7 lik-op-stuk aanpak --*

8 hulp en opvang notoire overlastgevers --*

- –* Hier kunnen we geen uitspraken doen omdat er (nog) geen specifieke maatregelen voor het spoor opgesteld zijn.

Van drie van de negen maatregelen162 is gebleken het niet aannemelijk is dat ze op dit moment bijdragen aan het vergroten van de sociale veiligheid op en rond het spoor. Het gaat om de maatregelen proef beeldschermen (2b), cameratoezicht treinen (3) en versneld invoeren stationsverbod (6). Bij de maatregel beeldschermen (2b) blijkt dit uit een uitvoerige evaluatie van Flight (2016). Bij de maatregel cameratoezicht trein (3) wordt nog weinig invloed verwacht omdat beelden nog niet live uitgekeken kunnen worden. Medewerkers voelen zich nog niet veiliger. Ook heeft deze maatregel een beperkt effect, namelijk alleen op een kleine groep opgespoorde en vervolgde daders

161 We richten ons hierbij op de invloed van de maatregel op zich, niet op het versneld invoeren van de maatregel. 162 We tellen hier maatregel 2b, beeldschermen, als aparte maatregel mee.

mogelijk beperkt doordat de meeste potentiële plegers zich niet laten afschrikken door camerabeelden en de vervolgde plegers maar een klein deel uitmaken van de gehele groep potentiële plegers. Wel heeft deze aanpassing waarschijnlijk een positieve invloed op het veiligheidsgevoel van medewerkers.

Meer handhaven rondom de poortjes

Uit deze vervolgevaluatie komt naar voren dat de ov-chipkaarttoegangspoortjes een grotere invloed op de sociale veiligheid kunnen hebben als er meer gehandhaafd wordt bij deze poortjes. Vooral het veiligheidsgevoel van medewerkers kan hierdoor toenemen.

Verwachtingen NS en politie beter afstemmen

Wat betreft de intensivering van de samenwerking tussen NS en politie (maatregel 5) blijkt dat er veel verschil is in de lokale invulling. Sommige gebiedsagenten zijn meer aanwezig op het station en hebben meer kennis van het spoor dan andere. En het wisselt per station of de wijkagent aanschuift bij de structurele overleggen met NS. De inten-siteit van de samenwerking verschilt dus per station. Hierdoor zal er soms niet aan de verwachting van NS-medewerkers voldaan worden, hetgeen een goede samenwerking bemoeilijkt. Dit speelt ook bij de snelheid waarmee de regionale eenheden reageren op een oproep van een NS-medewerker. Bij urgente situaties, een ‘prio-1-melding’, komen zij direct, bij minder urgente situaties maken ze een afweging op basis van andere meldingen die bij de regionale eenheid zijn binnengekomen. Niet alle NS-medewerkers hebben hier begrip voor. Door de verwachtingen beter op elkaar af te stemmen is een betere samenwerking tussen NS en politie mogelijk en kan de invloed van deze maat-regel op de sociale veiligheid toenemen.

Ontwikkelen van specifieke maatregelen personen verward gedrag voor het spoor Het Aanjaagteam Verwarde Personen en het daaropvolgende schakelteam zetten lande-lijk in op hulpverlening aan en opvang van personen met verward gedrag. Het is moge-lijk dat de activiteiten die vanuit dit landemoge-lijke initiatief ontplooid zijn ook een positieve invloed hebben op het spoor. Er zijn echter (nog) geen specifieke maatregelen voor het Op basis van deze bevindingen concluderen wij dat de invloed van dit

maatregelen-pakket op de sociale veiligheid op en rond het spoor op dit moment tamelijk beperkt is.

12.4 Kansrijke aanpassingen

In deze paragraaf gaan we in op enkele kansrijke aanpassingen van het maatregelen-pakket die uit deze vervolgevaluatie naar voren zijn gekomen en die ervoor zouden kunnen zorgen dat het maatregelenpakket een grotere invloed op de objectieve en subjectieve sociale veiligheid realiseert. Met name de (groeps)interviews en focus-groepen over de knelpunten in de uitvoering en over de werking van de maatregelen hebben hiervoor informatie opgeleverd. Eventuele praktische (on)mogelijkheden van deze aanpassingen, zoals de beschikbare capaciteit, hebben we hierbij niet in overwe-ging genomen. We maken ook geen kosten-batenafweoverwe-ging en kunnen niet vooraf vast-stellen in hoeverre er een meer positief resultaat komt. De benoemde mogelijk kansrijke aanpassingen zijn vooral suggesties. Ze zijn bedoeld als mogelijk startpunt voor een gesprek tussen betrokkenen over manieren om de effectiviteit van dit maatregelen-pakket te vergroten.

Dubbele bemensing niet beëindigen na een incident

Uit deze vervolgevaluatie komt naar voren dat als er een incident plaatsvindt bij dubbele bemensing door een hoofdconducteur en een medewerker van Veiligheid & Service (V&S), dit tot gevolg kan hebben dat de medewerker van V&S het traject verlaat. Op dat moment stopt dus de dubbele bemensing. Het zou een verbetering in de uitvoering zijn als de dubbele bemensing niet beëindigd wordt bij een incident, bijvoorbeeld doordat de tweede persoon een andere functie (zoals hoofdconducteur) heeft of door het proces zo in te richten dat de medewerker van V&S de trein niet hoeft te verlaten.

Live uitkijken camerabeelden in treinen

Het zou een verbetering zijn voor de maatregel cameratoezicht in treinen als het moge-lijk is de beelden live uit te kijken. In 2017 start een pilot met live uitkijken van came-rabeelden in treinen. Het effect van deze aanpassingen op de objectieve veiligheid is

spoor geformuleerd. Gezien de specifieke context van het spoor, is het aannemelijk dat het ontwikkelen van maatregelen specifiek voor het spoor een positieve invloed op de sociale veiligheid heeft.