• No results found

Hoofdstuk 7 De aansprakelijkheid van de Staat

7.3 De Staat zelfstandig aansprakelijk

Nu de handelingen van de NAM niet toegerekend kunnen worden aan de Staat, dient voor de onrechtmatigheid beoordeelt te worden of de Staat zelf onrechtmatig heeft gehandeld. De inwoners hebben gesteld dat de Staat door concreet en algemeen ‘toezichtfalen’ onrechtmatig heeft gehandeld jegens hen. De inwoners stellen dat de Staat bij concreet toezichtfalen verwijt gemaakt kan worden dat hij de goedkeuring voor de door de NAM ingediende winningsplannen heeft. Daarbij heeft de Staat de veiligheid van de inwoners niet acht genomen. Bij de Staat zijn verschillende rapporten overlegd waaruit bleek dat de veiligheid van inwoners door gasboringen gevaar liep. In het jaar 2012 vond een zware aardbeving plaats, desondanks heeft de Staat het gasproductieplafond niet verlaagd. De inwoners stellen voorts dat de Staat zich ook schuldig heeft gemaakt aan algemeen toezichtsfalen. Volgens de inwoners rustte op de Staat de uit het EVRM voortvloeiende verplichtingen om de burgers te beschermen tegen gevaarlijk gedrag van andere personen en voor hen een veilige woonsituatie te garanderen. 101

De rechtbank concludeert dat er voldoende aanleiding was om het

gasproductieplafond te verlagen gezien de aardbeving in 2012 en uit het overlegde rapport van SodM betreffende Staatstoezicht op de Mijnen. De rechtbank oordeelt dat de Staat sinds 2013 zijn zorgplicht onvoldoende heeft ingevuld. De Staat heeft een voorlopige voorziening getroffen over de periode van januari 2013 tot 18 november 2015. 102Volgens de rechtbank is het onvoldoende invullen van de zorgplicht echter onvoldoende om schadevergoeding toe te kennen.

Emaus en Gijselaar merken op dat bij het oordeel van de rechtbank kanttekeningen geplaatst kunnen worden. Zij zijn van mening dat de motiveringen van de inwoners wel degelijk kunnen leiden tot immateriële schadevergoeding op basis van artikel 2 (recht op leven) en artikel 8 EVRM (recht op respect voor lichamelijke integriteit, privéleven, familie- en gezinsleven, woning en correspondentie).103 Deze bepalingen 101 Rb. Noord-Nederland 1 maart 2017, ECLI:NL:RBNNE:2017:715, r.o. 4.1.4.

102 Rb. Noord-Nederland 1 maart 2017, ECLI:NL:RBNNE:2017:715, r.o. 4.1.12.2.

103J. Emaus & E.C. Gijselaar, ‘Aansprakelijkheid voor schade door gasboringen (2): de Rechtbank Noord- Nederland stelt aansprakelijkheid Nederlandse Staat vast, maar wijst vergoeding af ‘, 28 maart 2017,

creëren verplichtingen voor de Staat om de (toekomstige)inwoners van het

Groningenveld bescherming te bieden.104 Verplichtingen voortvloeiende uit artikel 2 EVRM omhelzen ook verplichtingen die toezien op een effectief wettelijk en

bestuurlijk kader. De minister had beter moeten toezien tijdens het verlenen van de vergunning. In geval van risicovolle activiteiten, dient aandacht besteedt te worden aan de risico’s en daarmee aan regelgeving die de aard van de activiteit inricht (vergunningensystemen, toezichts- en handhavingsinstrument). Voorts dient de Staat om het recht op leven te beschermen preventieve maatregelen te treffen, zoals in Osman/VK-zaak. In deze zaak heeft het EHRM bepaald wanneer er sprake is van een schending van artikel 2 EVRM”

“The authorities knew or ought to have known at the time of the existence of a real and immediate risk to the life of an identified individual or individuals from the criminal acts of a third party and that they failed to take measures within the scope of their powers which, judged reasonably, might have been expected to avoid that risk.”105

Dit criterium is ook aan orde gekomen in de zaak Öneryıldız/Turkije. In deze zaak kwam door een methaanexplosie een grondverschuiving op gang. De Turkse Staat was ervan op de hoogte dat voor de burgers een reëel en onmiddellijk risico voor het leven bestond. Op de Staat rustte positieve verplichtingen om de burgers te

beschermen door passende maatregelen te treffen, maar de Staat heeft nagelaten om deze maatregelen te treffen.106 Artikel 8 EVRM ziet toe op de gezondheid en het welzijn van burgers en op het ongestoord woongenot.107 Zo dient de Staat deze rechten te eerbiedigen en de burgers tegen nadelige activiteiten te beschermen. Bij toepassing van dit artikel dient er sprake te zijn van intensieve en langdurige overlast met ernstige gevolgen voor de gezondheid van de mens en het milieu.

Op grond van de rechtspraak van EHRM (Brincat and others v. Malta) levert een materiële schending van artikel 2 en 8 EVRM schadevergoeding op voor het door de

http://blog.ucall.nl/index.php/2017/03/aansprakelijkheid-voor-schade-door-gasboringen-2-de-rechtbank-noord- nederland-stelt-aansprakelijkheid-nederlandse-staat-vast-maar-wijst-vergoeding-af/. par. 7.

104 ECRM 13 december 1979, D.R. 18, 154, p. 156 (X/Oosten-rijk).

105 EHRM 28 oktober 1998, 23452/94, par. 116 (Osman/VK).

106 EHRM 30 november 2004, 48939/99, par. 101-107 (Öneryıldız/Turkije).

schending toegebrachte immateriële nadeel.108 De Staat is gehouden om op grond van het EVRM immateriële schade te vergoeden, indien de Staat zijn materiële

verplichtingen niet heeft vervuld, dus heeft nagelaten.

Gezien de situatie in Groningenveld kan het volgende geconcludeerd worden. De Staat heeft nagelaten om het gasproductieplafond te verlagen.109 Hiermee heeft zij haar wettelijke en bestuurlijke verplichtingen niet adequaat nageleefd en toegepast. Daarnaast heeft de minister niet ingegrepen bij de overschrijding van de maximale gaswinning in 2014 (concreet toezichtsfalen). Daarnaast heeft de Staat ook nagelaten om feitelijke maatregelen te treffen, door middel van onderzoek en inlichting naar de inwoners toe.110 Hiermee heeft de Staat zowel artikel 2 als artikel 8 EVRM

geschonden. De inwoners blijven dermate beperkt in hun woongenot en nog steeds blootgesteld aan gevaar ten gevolge van aardverschuivingen. Ook dreigt voor (sommige) inwoners een reëel risico door grondversnelling waardoor grote schade kan ontstaan. Daarnaast bestaat voor de inwoners een acuut levensgevaar. Op basis hiervan dient aan de inwoners een immateriële schadevergoeding toegekend te worden, doordat de Staat zijn materiele verplichtingen voortvloeiende uit het EVRM heeft geschonden.

7.4 Tussenconclusie

Dit hoofdstuk betreft de aansprakelijkheid van de Staat op grond van toerekening van het handelen van de NAM en/of eigen onrechtmatig handelen. Het public authority- criterium kan niet toegepast worden op de NAM, waardoor de handelingen van de NAM niet aan de Staat kunnen worden toegerekend. De Staat heeft wel zelfstandig onrechtmatig gehandeld jegens de inwoners. De Staat heeft nagelaten om het gasproductieplafond te verlagen. Hiermee heeft zij haar wettelijke en bestuurlijke verplichtingen niet adequaat nageleefd en toegepast. Daarnaast heeft de minister niet ingegrepen bij de overschrijding van de maximale gaswinning in 2014 (concreet toezichtsfalen). Daarnaast heeft de Staat ook nagelaten om feitelijke maatregelen te treffen, door middel van onderzoek en inlichting naar de inwoners toe. Hiermee heeft 108 EHRM 24 juli 2014, 60908/11, 62110/11, 62129/11, 62312/11 en 62338/11, par. 118, NJB 2014/2161

(Brincat and others v. Malta).

109 Rb. Noord-Nederland 1 maart 2017, ECLI:NL:RBNNE:2017:715, r.o. 4.1.6.

de Staat zowel artikel 2 als artikel 8 EVRM geschonden. De inwoners blijven dermate beperkt in hun woongenot en worden nog steeds blootgesteld aan gevaar ten gevolge van aardverschuivingen. Ook dreigt voor (sommige) inwoners een reëel risico door grondversnelling waardoor grote schade kan ontstaan. Daarnaast bestaat voor de inwoners een acuut levensgevaar. Op basis hiervan hebben de inwoners recht op immateriële schadevergoeding.