• No results found

Hoofdstuk 6 Gederfd woongenot en immateriële schade

6.3 Immateriële schade

De volgende vraag betreft de vraag of de inwoners ingevolge artikel 6:106 lid 1 sub b BW een aanspraak kunnen maken op immateriële schadevergoeding. De inwoners 78 HR 28 januari 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR6460 en Rb. Noord-Nederland 1 maart 2017,

ECLI:NL:RBNNE:2017:715, r.o. 4.5.3.

79 HR 28 januari 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR6460 (concl), punt 2.8.

baseren hun vordering op het feit dat zij aangetast zijn in hun persoon als gevolg van aanhoudende dreiging van aardbevingen, waardoor zij te maken hebben met

angstgevoelens, ergernis, overlast, psychische en lichamelijk klachten en gederfd woongenot. Artikel 6:106 lid 1 sub b in samenhang met artikel 6:95 BW, biedt als open restcategorie dat indien er sprake is van aantasting in persoon, er een grondslag is voor immateriële schadevergoeding. De rechtbank merkt hierbij op dat de lat voor toekenning van immateriële schade volgens de parlementaire geschiedenis hoog ligt:

“Uitgangspunt is dat buiten de gevallen van lichamelijk letsel en de aantasting van eer en

goede naam, sprake moet zijn van geestelijk letsel, waarmee wordt bedoeld een in de psychiatrie erkende ziekte, die objectief is of kan worden vastgesteld..”81

Uit het bovenstaande blijkt dat om aantasting in de persoon te bewijzen, er sprake dient te zijn van geestelijk letsel.82 Op deze regel is er echter een uitzondering. Volgens de Hoge Raad kan ook sprake zijn van een aantasting in de persoon, die losstaat van geestelijk letsel. Dit is het geval wanneer er een ernstige inbreuk wordt gemaakt op fundamentele persoonlijkheidsrechten.83 Deze zal met behulp van een drietal arresten van de Hoge Raad geschetst worden.84

In het HR Groninger oudejaarsrellen-arrest werd de woning van een voormalige politicus en zijn vrouw op oudejaarsnacht door een groep jongeren frequent aangevallen en vernietigd. Naar aanleiding van deze gebeurtenissen hebben de politicus en zijn vrouw meerdermalen de politie ingelicht en om bescherming gevraagd, waarbij de politie niet heeft ingegrepen. Na enig tijd heeft de politie

bescherming en bijstand verleend. De politicus en zijn vrouw hebben jegens de politie en gemeente immateriële schadevergoeding geëist. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat gezien de aard en ernst van de nalatigheid van de regionale politie de

fundamentele persoonlijkheidsrechten van de Politicus en zijn vrouw ernstig zijn geschonden.

81 Rb. Noord-Nederland 1 maart 2017, ECLI:NL:RBNNE:2017:715, r.o. 4.4.4.

82 HR 29 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW1519, NJ 2012/410.

83 Rb. Noord-Nederland 1 maart 2017, ECLI:NL:RBNNE:2017:715, r.o. 4.4.4.

84 HR 9 juli 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO7721, NJ 2005/391, (Groninger oudejaarsrellen); HR 18 maart 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR5213, (Baby Kelly) en HR 4 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:851, (Onrechtmatige

In HR Baby Kelly werd door de ouders van een zwaar gehandicapt kind een

immateriële schadevergoedingsvordering ingesteld jegens de verloskundige. In deze zaak liet de verloskundige na om een erfelijkheidsonderzoek uit te voeren en de ouders van het gehandicapt kind, dat nog niet was geboren, op de hoogte te stellen. De ouders konden hierdoor niet tijdig beslissen of zij een abortus in overweging konden nemen. Ook hier stelde de Hoge Raad vast dat er sprake was van een ernstige

aantasting van het fundamentele persoonlijkheidsrecht van de ouders, het recht om zelf te beschikken over de eigen voortplanting.

In het laatste arrest van de Hoge Raad ging het om een voormalige crimineel wiens portretfoto en zijn strafrechtelijke verleden zonder diens toestemming werden gepubliceerd door de pers. In het onderhavige geval botsten twee grondrechten met elkaar, namelijk het recht op vrijheid van meningsuiting en het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. De Hoge Raad oordeelde dat het fundamentele persoonlijkheidsrecht van de voormalige crimineel zwaarder meewoog.

Door publicatie van de portretfoto werd een ernstige inbreuk gemaakt op het fundamentele persoonlijkheidsrecht van de man, waardoor het recht op immateriële schadevergoeding ontstond.

Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat de aantasting van een zaak geen

aantasting in de persoon oplevert.85 Zelfs als benadeelde een sterke en affectieve band ermee heeft. Met de toewijzing van de immateriële schadevergoeding dient ingevolge parlementaire geschiedenis terughoudend omgegaan te worden.86 Ook levert de milieuschade en de gederfd levensvreugde ten gevolge van een onherstelbare

achteruitgang van het milieu geen aantasting in de persoon op.87 In de rechtsliteratuur wordt ook aangenomen dat inbreuk op eigendom of het milieu niet leidt tot

immateriële schadevergoeding vanwege het feit dat het verband met de integriteit van de persoon te indirect is waardoor geen sprake is van aantasting in de persoon. 88 85 Parl. Gesch. Boek 6, p. 389.

86 Parl. Gesch. Boek 6, p. 332, 377 en 387.

87 Kamerstukken II 1988/89, 21202, 3, p. 16: “het wetsvoorstel ‘Aanvulling van de Boeken 3, 6 en 8 nieuwe BW

met regels betreffende de aansprakelijkheid voor gevaarlijke stoffen en verontreiniging van lucht, water of bodem.”

88 T.H. Nguyen, ‘Voorwaarden voor smartengeld bij schendingen fundamentele rechten zonder letsel’, NJB 2009/1408, p. 1816; S.D. Lindenbergh, Groene Serie Schadevergoeding, art. 6:106 BW, aant. 2.8.12 en S.D. Lindenbergh, Smartengeld, Deventer: Kluwer 1998, p. 165.

De rechtbank oordeelt dan ook dat het in casu niet enkel gaat om milieuschade, maar om de aantasting in lijf en goed die als gevolg van aardbevingen teweeg gebracht worden. Voorts gaat de rechtbank (zoals in de drie arresten van de Hoge Raad) na of de NAM een ernstige inbreuk op een fundamenteel recht heeft gemaakt, welke directe gevolgen heeft voor de inwoners.89

De rechtbank erkent dat het recht op eerbiediging van de integriteit van de persoon van inwoners, de veiligheid van hun woning en hun persoonlijke levenssfeer belangrijke fundamentele rechten zijn, waar de NAM in veel gevallen ernstige

inbreuk op heeft gemaakt.90 Uit de verschillende overlegde onderzoeken van inwoners leidt de rechtbank af dat de inwoners kampen met angst voor hun veiligheid en die van dierbaren, verdriet, spanningen en frustraties over schades en herstel en zich gevangen voelen in onverkoopbare woningen door waardedalingen. Dit geeft de rechtbank een indruk van de ernst van de inbreuk en deze wordt gerelateerd aan de gevolgen van die inbreuk. De rechtbank gaat op het vereiste ‘of de gevolgen van de inbreuk de inwoners direct raken’ niet expliciet in. De rechtbank oordeelt dat de NAM inderdaad een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de fundamentele rechten van de inwoners, die kampen met angst, zorg en geestelijke aandoeningen, zodat deze leidt tot aantasting in de persoon als bedoeld in artikel 6:106 lid sub b BW.91

6.4 Tussenconclusie

In dit hoofdstuk is besproken of de inwoners ingevolge artikel 6:95 BW een

aanspraak kunnen maken op materiële schadevergoeding voor gederfd woongenot en daarnaast op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b BW ook een aanspraak kunnen maken op immateriële schadevergoeding.

Op grond van artikel 6:95 BW komen de inwoners van het Groningenveld in aanmerking voor schadevergoeding die bestaat uit het gemis van onstoffelijk voordeel, zijnde het gederfd woongenot. De inwoners hebben kosten voor hun woningen gemaakt in de vorm van hypotheekrente, hebben last van tocht, 89 Rb. Noord-Nederland 1 maart 2017, ECLI:NL:RBNNE:2017:715, r.o. 4.4.6.

90 Rb. Noord-Nederland 1 maart 2017, ECLI:NL:RBNNE:2017:715, r.o. 4.4.6.

vochtproblemen en andere beperkingen. Daarnaast blijkt uit onderzoek dat de waarde van de woningen is gedaald. De inwoners hebben uitgaven gedaan ter verkrijging van een onstoffelijk voordeel en dit hebben ze moeten missen. Dit valt onder

vermogensschade.

Op grond van artikel 6:106 lid 1 sub BW kun je een aanspraak maken op immateriële schadevergoeding indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De Hoge Raad spreekt van aantasting in de persoon indien sprake is van geestelijk letsel of een ernstige inbreuk op een fundamenteel recht. De NAM heeft door haar

gaswinningsactiviteiten een ernstige inbreuk gemaakt op een fundamenteel

persoonlijkheidsrecht, welke inbreuk ook zonder dat er sprake is van geestelijk letsel, bij degenen die daardoor persoonlijke gevoelens van angst, zorg en psychiatrisch onbehagen ervaren. Deze activiteiten leiden tot aantasting in de persoon.

Hoofdstuk 7 De aansprakelijkheid van de Staat