• No results found

Nadat het gebied enkele jaren door Stichting Ark-Stichting Limburgs Landschap in beheer was genomen, bemonsterde Marc Janssen het natuurterrein uitvoerig op de spinnenfauna over een periode van drie jaar van 1994 tot 1996 (Janssen 1997). De overgang van het wilgenbos naar de open graslanden toont de hoogste soortenrijkdom. Maar ook in het dichtbegroeide wilgenbos is een rijke spinnenfauna (51 soorten), wat goed is voor bijna de helft van de totale soortenrijkdom van het gebied. Ook bij de spinnen is er een groep van soorten aanwezig die kenmerkend zijn voor rivierbegeleidende bossen. Bij deze groep zien we dat overstroming zowel een negatief als positief effect kan hebben; een aantal soorten is gevoelig aan overstromingen maar wel

afhankelijk van de voedselrijkdom terwijl een aantal soorten kunnen profiteren van de hoogwaterdynamiek en als pioniersoorten enkel tijdelijk aanwezig blijven in een pioniersfase. Deze verschuivingen in de spinnengemeenschap was in het wilgenbos van Hochter Bampd goed in beeld te brengen over deze inventarisatieperiode dankzij de grote overstroming van januari 1995. Het voorjaar na het hoogwater waren de aantallen beduidend lager dan een jaar later; voorjaarsactieve spinnen ondervinden immers de sterkste invloed van overstromingen. Bij meerdere soorten treedt er in het tweede voorjaar een sterke rekolonisatie op: Tuinwolfspin (Pardosa amentata), Oeverwolfspin (P. prativaga), Veldnachtwolfspin (Trochosa ruricola), Moerasknobbelkopje (Hypomma bituberculatum) en Bolkopvelddwergspin (Oedothorax retusus). De invloed van de overstroming in Hochter Bampd was mogelijks wel katastrofaal voor een aantal typische soorten omwille van de sterke slibafzetting (meerdere centimeters) in het wilgenbos. Zo kan sedimentatie nefast zijn voor in de bodem afgezette eitjes, of overstroming tijdens de ei-afzetperiode. Soorten zoals Klein stekelpalpje (Allomengea vidua) die

gespecialiseerd zijn aan overstromingsgebied en overwinteren in een waterdichte eicocon, vertoonden toch een sterke terugval met de overstroming. Een vermindering van de slibafzetting zou positief kunnen doorwerken in de rijkdom aan gespecialiseerde rivierbosspinnen, waarvan er in het onderzoek reeds enkele uitzonderlijke werden aangetoond (o.a. Meioneta fuscipalpis waarvoor het de tweede waarneming in België betrof).

Een gebied als Hochter Bampd met z’n hooggelegen grindige delen kan ook van belang zijn voor de overwintering en schuilgelegenheid van de spinnen van de Maasoevers, zoals de aanwezigheid van de Steenwolfspin (Pardosa agrestis) doet vermoeden. Refugia en een voldoende ruimtelijke aaneensluiting in het riviergebied zijn alleszins van groot belang in een gebied dat geregeld door sterke overstromingen wordt overrompeld.

De grote grazers blijken volgens het onderzoek geen negatief effect te hebben op de

Oeverwolfspin Pardosa prativaga

3.3.3 Libellen

Voor natuurontwikkeling (voor 1992)

Specifieke gegevens over libellen van de Hochter Bampd zijn niet bekend. Wel is het aantal soorten libellen voor het Grensmaastraject uitgezocht (zie par. 2.3). Het aantal soorten vertoonde een duidelijke dip in de jaren ‘70 en ‘80.

Sinds natuurontwikkeling (1992-2006)

In 1994 en 1995 is uitgebreid gekeken naar het voorkomen van libellen in Hochter Bampd. Er zijn in totaal 18 soorten waargenomen. De kleine Biezenplas is het meest soortenrijk vanwege de aanwezigheid van ondergedoken waterplanten. Hier zijn soorten als Kleine roodoogjuffer, Houtpantserjuffer en Zuidelijke glazenmaker gezien. Opmerkelijk zijn ook de jaarlijkse observaties van de Plasrombout. Langs de grote maar ondiepe en slibrijke Wissenplas zijn nauwelijks libellen gezien afgezien van enkele algemene soorten als Lantaarntje, Gewone oeverlibel en Paardenbijter.

Daarnaast zijn er vier soorten gezien die afkomstig zijn uit de Grensmaas: Weidebeekjuffer, Kanaaljuffer, Blauwe breedscheenjuffer en Beekrombout. Op 21 mei 1994 zijn na ca. 60 jaar afwezigheid langs de Maas weer drie Beekrombouten gezien. In 1995 vlogen er op een dag zelfs meer dan 50 (Kurstjens & de Veld, 1995).

In 2006 zijn 14 soorten aangetroffen waaronder twee nieuwe soorten t.o.v. 1994-1995: Kanaaljuffer en Vuurlibel. Beide klimaatsoorten zijn talrijk gezien boven de Biezenplas. Beekrombout is mogelijk gemist daar deze soort een korte vliegtijd heeft.

3.3.4 Dagvlinders

Voor natuurontwikkeling (voor 1992)

Er zijn geen historische gegevens bekend. Langs de Grensmaas kwamen voor 1981 46 soorten dagvlinders voor, waarvan er in de jaren ‘80 nog maar 26 over waren.

Sinds natuurontwikkeling (1992-2006)

Tussen 1993 en 1995 zijn de dagvlinders goed onderzocht en zijn er in totaal 22 soorten gezien. Bedreigde soorten zijn niet waargenomen. Minder algemene grasland- en zoomvlinders die zijn gezien betreffen: Koevinkje, Geelspriet- , Zwartsprietdikkopje. Oranjetip kwam in groot aantal voor, vooral in de zone tussen de kanaaldijk en het ooibos. Argusvlinder, Kleine vuurvlinder, Koninginnepage en Oranje zandoogje zijn in klein aantal waargenomen. In 1996 is bovendien een Oranje luzernevlinder gezien.

In 2006 werden slechts 11 soorten waargenomen tijdens de inventarisatie waaronder één Koninginnepage. Van graslandvlinders zijn alleen Bruin zandoogje en Icarusblauwtje waargenomen. Geconcludeerd kan worden dat de soortenrijkdom aan dagvlinders van grazig terrein is teruggelopen. Dit heeft vooral te maken met de ontwikkeling in het terrein zelf (verdwijnen graslanden), want in veel andere Maasterreinen zien we een toename of minimaal stabilisatie. Vanaf 2007 is echter

Boswitje aanwezig op de Biezengreend in de mantelzone tegen het bos. Ook in 2008 en 2009 was de soort de steeds aanwezig in de maand juni. Dit is een belangrijke vestiging van deze bedreigde soort. Na vestiging in de Eijsder Beemden is dit het tweede natuurterrein langs de Maas dat gekoloniseerd wordt en het eerste in de Vlaamse

3.3.5 Sprinkhanen

De Hochter Bampd vormt een interessant biotoop voor sprinkhanen. In 1994 zijn 12 soorten aangetroffen waaronder Gouden sprinkhaan, Greppelsprinkhaan, Kalkdoorntje en

Sikkelsprinkhaan. De belangrijkste biotopen in 1994 waren de warme grindvlakte van de Biezegreend en de ruige graslanden langs de Maas.

In 2006 werden deze bijzondere soorten bij de inventarisaties niet meer waargenomen, maar waarschijnlijk zijn de soorten toch nog aanwezig, zo werden Sikkelsprinkhaan en Gouden sprinkhaan in 2008 wel opnieuw vastgesteld in het terrein.

3.3.6 Vissen

In 2005 is de grote Wissenplas intensief op vis bemonsterd (Van Thuyne e.a., 2006). Er zijn 16 soorten vastgesteld waarbij Brasem, Baars, Paling en Snoekbaars het meest talrijk zijn. Bijzonder is de aanwezigheid van de beschermde Bittervoorn. De gevangen aantallen en de aanwezigheid van zoetwatermossels doen vermoeden dat er sprake is van een populatie die zich succesvol kan voortplanten in de plas. Ondanks z’n slibrijke karakter heeft de plas dus toch nog een goede visstand. Ook een ondertussen befaamde Europese meerval is aanwezig in de plas.

3.3.7 Amfibieen & Reptielen

In Hochter Bampd is in 1992 (Creemers, 1994) en 1993 uitgebreid onderzoek gedaan naar amfibieën. In de Biezenplas en een plasje langs de Biezegreend zijn toen vier soorten vastgesteld: Bastaardkikker, Bruine kikker, Gewone pad en Kleine watersalamander. Langs de Wissenplas zijn bovendien enkele Meerkikkers gehoord. Uniek is het feit dat langs de kanaaldijk en de

aangrenzende Biezegreend twee reptielen voorkomen: Hazelworm en Levendbarende hagedis. Dit is de enige locatie langs de Grensmaas waar reptielen in het winterbed voorkomen. Daarnaast zijn sinds 1996 waarnemingen bekend van de uitheemse

Roodwangschildpad op dood hout langs de Wissenplas.

3.3.8 Overige soortgroepen

Langs de Kanaaldijk zijn in 1994 enkele Wijngaardslakken gezien. In 1994 zijn drie Muskusboktorren gezien op de Maasdam. Glimwormen zijn waargenomen in 1995. In 2006 en 2009 is St. Jansvlinder gezien. Sinds de realisatie van het natuurgebied bezoekt de Das regelmatig het terrein. Het dier bewoonde indertijd een (bij)burcht in het gebied. Het is onbekend of er momenteel nog steeds een burcht is gevestigd.

Sinds 2003 zijn bevers in het gebied aanwezig (in 2004 zijn er met zekerheid twee gezien) en ze hebben oeverholen langs de grote Wissenplas geconstrueerd (Dijkstra & Kurstjens, 2006). Voorjaar 2007 werd een duidelijke wissel van de Wissenplas naar de Maasoever gevonden. Gezien de hoeveelheid vraat en de aanwezigheid van een geurmerk is de inschatting dat het in Hochter Bampd om een ander beverterritorium gaat dan bij de monding van de Geul (3 km stroomafwaarts).

Roodwangschildpadden zijn al meer dan 10 jaar aanwezig.