• No results found

Artikel 9 Verkeer - Verblijfsgebied

9.3 Specifieke gebruiksregels

Op deze gronden is het bepaalde in 20.2 van toepassing met betrekking tot het minimum oppervlak water binnen de grenzen van het bestemmingsplan.

Artikel 10 Water

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. watergangen en waterpartijen;

b. verkeer te water;

c. water ten behoeve van de waterhuishouding;

d. bij deze bestemming behorende waterhuishoudkundige voorzieningen en overige voorzieningen, zoals bruggen, keermuren voor waterbeheersing, kades, oeverbeschoeiingen en kunstwerken zoals duikers etc.;

e. oevers;

met daaraan ondergeschikt,

f. wegen en paden ter plaatse van bruggen en duikers;

g. groenvoorzieningen.

10.2 Bouwregels

10.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

10.2.2 Bouwregels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a. maximum bouwhoogte speelvoorzieningen en bruggen: 3 meter;

a. maximum bouwhoogte overige bouwwerken: 2 meter.

10.3 Specifieke gebruiksregels

a. Op deze gronden is het bepaalde in 20.2 van toepassing met betrekking tot het minimum oppervlak water binnen de grenzen van het bestemmingsplan.

b. In aanvulling op het algemene gebruiksverbod in artikel 20 wordt tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, in ieder geval gerekend het gebruik als ligplaats voor een verblijfsmiddel.

Artikel 11 Wonen-1

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. woningen al dan niet in combinatie met ruimte voor:

1. een aan-huis-verbonden beroep;

2. een bed & breakfast;

met daaraan ondergeschikt, h. tuinen, erven en terreinen.

11.2 Bouwregels

11.2.1 Algemeen

a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

1. gebouwen;

2. bijbehorende bouwwerken;

3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

b. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

c. Op deze gronden is het bepaalde in 20.1 van toepassing met betrekking tot het maximum aantal woningen binnen de grenzen van het bestemmingsplan;

d. Op deze gronden mogen vrijstaande eengezinshuizen, twee-aaneengebouwde eengezinshuizen, meer-aaneengebouwde eengezinshuizen, maisonnettewoningen en appartementengebouwen worden gebouwd;

e. Ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' geldt voor gebouwde parkeervoorzieningen:

1. gebouwen mogen tevens buiten het bouwvlak worden gebouwd, uitsluitend in de eerste bouwlaag, kelder of souterrain;

2. de overige bouwregels betreffende minima en maxima, zoals genoemd in 11.2.2, 11.2.3, 11.2.4 en 11.2.5, zijn niet van toepassing.

11.2.2 Bouwregels voor vrijstaande eengezinshuizen Voor bestaande vrijstaande eengezinshuizen geldt:

a. minimum afstand achtergevelrooilijn van hoofdgebouwen tot de perceelsgrens: 4 meter, met

uitzondering van woningen grenzend aan water. Deze woningen mogen een terras realiseren van ten hoogste 60 m2 per woning;

b. maximum bouwhoogte hoofdgebouwen: zoals bestaand;

c. maximum goothoogte hoofdgebouwen: zoals bestaand;

d. maximum bebouwingsoppervlak per perceel: 40%;

e. voor bijbehorende bouwwerken geldt:

1. maximum goothoogte aan- en uitbouwen: 0,25 meter boven de vloer van de eerste verdieping, met dien verstande dat de maximum goothoogte 4 meter bedraagt bij woningen die uit maximaal 1 bouwlaag bestaan;

2. maximum goothoogte bijgebouwen: 3 meter;

3. maximum bouwhoogte aan-, uit- en bijgebouwen: 5 meter, met dien verstande dat de maximum bouwhoogte 4 meter bedraagt bij woningen die uit maximaal 1 bouwlaag bestaan;

4. maximum totale oppervlakte aan-, uit- en bijgebouwen op het achtererfgebied: 40 m2, met inbegrip van de oppervlakte aan gebouwen die vergunningvrij gerealiseerd mogen worden en met dien verstande dat tenminste 25 m2 van het achtererfgebied onbebouwd en onoverdekt moet

blijven;

5. nadat de woning gerealiseerd is, geldt vanaf dat moment voor de bepaling van de oppervlakte- en hoogtebepalingen van aan-, uit- en bijgebouwen de op dat moment gerealiseerde achtergevel (en/of zijgevel indien van toepassing) van het hoofdgebouw als uitgangs- of beginpunt voor de bepaling van die oppervlakte en hoogte; een aan-, uit of bijgebouw dat gelijktijdig als optie is meegenomen bij de bouw wordt niet als bestaande achtergevel van het hoofdgebouw aangemerkt en dient te worden meegenomen in de berekening van de totale toegestane oppervlakte op het achtererfgebied;

6. minimum afstand bijgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens: 1 meter, tenzij in de zijdelingse perceelgrens wordt gebouwd.

11.2.3 Bouwregels voor twee-aaneengebouwde eengezinshuizen Voor bestaande twee-aaneengebouwde eengezinshuizen geldt:

a. minimum afstand achtergevelrooilijn van hoofdgebouwen tot de perceelsgrens: 4 meter, met

uitzondering van woningen grenzend aan water. Deze woningen mogen een terras realiseren van ten hoogste 60 m2;

b. maximum bouwhoogte hoofdgebouwen: zoals bestaand;

c. maximum goothoogte hoofdgebouwen: zoals bestaand;

d. maximum bebouwingsoppervlak per perceel: 50%;

e. voor bijbehorende bouwwerken geldt:

1. maximum goothoogte aan- en uitbouwen: 0,25 meter boven de vloer van de eerste verdieping, met dien verstande dat de maximum goothoogte 4 meter bedraagt bij woningen die uit maximaal 1 bouwlaag bestaan;

2. maximum goothoogte bijgebouwen: 3 meter;

3. maximum bouwhoogte aan-, uit- en bijgebouwen: 5 meter, met dien verstande dat de maximum bouwhoogte 4 meter bedraagt bij woningen die uit maximaal 1 bouwlaag bestaan;

4. maximum totale oppervlakte aan-, uit- en bijgebouwen op het achtererfgebied: 40 m2, met inbegrip van de oppervlakte aan gebouwen die vergunningvrij gerealiseerd mogen worden en met dien verstande dat tenminste 25 m2 van het achtererfgebied onbebouwd en onoverdekt moet blijven;

5. nadat de woning gerealiseerd is, geldt vanaf dat moment voor de bepaling van de oppervlakte- en hoogtebepalingen van aan-, uit of bijgebouwen de op dat moment gerealiseerde achtergevel (en/of zijgevel indien van toepassing) van het hoofdgebouw als uitgangs- of beginpunt voor de bepaling van die oppervlakte en hoogte; een aan-, uit of bijgebouw dat gelijktijdig als optie is meegenomen bij de bouw wordt niet als bestaande achtergevel van het hoofdgebouw aangemerkt en dient te worden meegenomen in de berekening van de totale toegestane oppervlakte op het achtererfgebied;

6. minimum afstand bijgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens: 1 meter, tenzij in de zijdelingse perceelgrens wordt gebouwd.

11.2.4 Bouwregels voor meer-aaneengebouwde eengezinshuizen / maisonnettewoningen Voor bestaande meer-aaneengebouwde eengezinshuizen / maisonnettewoningen geldt:

a. minimum afstand achtergevelrooilijn van hoofdgebouwen tot de perceelsgrens: 8 meter, met

uitzondering van woningen grenzend aan water. Deze woningen mogen een terras realiseren van ten hoogste 40 m2;

b. maximum bouwhoogte hoofdgebouwen: zoals bestaand;

c. maximum goothoogte hoofdgebouwen: zoals bestaand;

d. maximum bebouwingsoppervlak per perceel: 65%;

e. voor bijbehorende bouwwerken geldt:

1. maximum goothoogte aan- en uitbouwen: 0,25 meter boven de vloer van de eerste verdieping, met dien verstande dat de maximum goothoogte 4 meter bedraagt bij woningen die uit maximaal 1 bouwlaag bestaan;

2. maximum goothoogte bijgebouwen: 3 meter;

3. maximum bouwhoogte aan-, uit- en bijgebouwen: 3 meter, dan wel gelijk aan de gerealiseerde goothoogte van het hoofdgebouw indien deze lager is;

4. maximum totale oppervlakte aan-, uit- en bijgebouwen op het achtererfgebied: 40 m2, met

inbegrip van de oppervlakte aan gebouwen die vergunningvrij gerealiseerd mogen worden en met dien verstande dat tenminste 25 m2 van het achtererfgebied onbebouwd en onoverdekt moet blijven;

5. nadat de woning gerealiseerd is, geldt vanaf dat moment voor de bepaling van de oppervlakte- en hoogtebepalingen van aan-, uit of bijgebouwen de op dat moment gerealiseerde achtergevel (en/of zijgevel indien van toepassing) van het hoofdgebouw als uitgangs- of beginpunt voor de bepaling van die oppervlakte en hoogte; een aan-, uit of bijgebouw dat gelijktijdig als optie is meegenomen bij de bouw wordt niet als bestaande achtergevel van het hoofdgebouw aangemerkt en dient te worden meegenomen in de berekening van de totale toegestane oppervlakte op het achtererfgebied.

11.2.5 Bouwregels voor appartementengebouwen Voor bestaande appartementengebouwen geldt:

a. maximum bouwhoogte hoofdgebouwen: zoals bestaand;

b. maximum goothoogte hoofdgebouwen: zoals bestaand;

c. maximum bebouwingsoppervlak per perceel: zoals bestaand.

11.2.6 Bouwregels voor dakkapellen

Voor het bouwen van dakkapellen gelden de volgende regels:

a. tenzij dit geïntegreerd dan wel meegenomen is in het architectonisch ontwerp en in de

ontwikkelingsfase gelijktijdig is uitgevoerd tijdens de bouw van de woning dan wel binnen dat kader als (meerwerk)optie is mee-ontworpen, worden in het dakvlak aan de voorzijde van de woning en bij hoekwoningen in een naar de weg of het openbaar groen gekeerd dakvlak dakkapellen toegelaten, met dien verstande dat de gezamenlijke breedte daarvan niet meer mag bedragen dan 50% van de breedte van het dakvlak van de woning waarin de dakkapel wordt gebouwd;

b. op het achterdakvlak of een niet naar de weg of het openbaar groen gekeerd zijdakvlak mogen uitsluitend dakkapellen worden geplaatst die overeenkomstig het bepaalde in Bijlage II, artikel 2, vierde lid van het Besluit omgevingsrecht vergunningvrij zijn, met dien verstande dat de daarin toegelaten hoogte van 1,75 meter van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, niet van toepassing is.

11.2.7 Bouwregels voor balkons en terrassen

Ten aanzien van de woningen als bedoeld in 11.2.2, 11.2.3 en 11.2.4 geldt:

a. Balkons en terrassen op aan-, uit- en bijgebouwen op achtererfgebied worden niet toegelaten, tenzij dit geïntegreerd dan wel meegenomen is in het architectonisch ontwerp en in de ontwikkelingsfase gelijktijdig is uitgevoerd tijdens de bouw van de woning dan wel binnen dat kader als

(meerwerk)optie is mee-ontworpen.

11.2.8 Bouwregels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

a. balkons zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van een ´frans balkon´;

b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan:

1. 1 meter voor een erf- of perceelafscheiding;

2. 2 meter voor een erfafscheiding

op een erf of perceel waarop al een gebouw staat waarmee de erf- of perceelafscheiding in functionele relatie staat,

achter de voorgevelrooilijn, en

op meer dan 1 m van openbaar toegankelijk gebied, tenzij geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn;

3. 2 meter voor tuinmeubilair;

4. 5 meter voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van nutsvoorzieningen;

5. 9 meter voor lichtmasten en verkeersvoorzieningen;

6. 5 meter voor antenne-installaties op bouwwerken, niet zijnde schotelantennes;

7. 6 meter voor vlaggenmasten;

8. 1,2 meter voor balkon- en dakterrashekken;

9. 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

11.2.9 Parkeren

a. Bij de vrijstaande en twee-aaneengesloten woningen dient in ieder geval op hetzelfde perceel een parkeerplaats van minimaal 2,5 x 5 meter gerealiseerd te worden;

b. Gebouwde parkeervoorzieningen zijn zowel onder- als bovengronds toegestaan;

c. Per woning dient gemiddeld over het plangebied 1,5 parkeerplaats te worden gerealiseerd.