• No results found

Artikel 9 Verkeer - Verblijfsgebied

11.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 11.5 voor:

a. de uitoefening van aan-huis-verbonden bedrijf, met in achtneming van de volgende regels:

1. het vloeroppervlak van aan-huis-verbonden bedrijven in de woning en bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 20 m²;

2. de woonfunctie als hoofddoel en primaire functie blijft gehandhaafd;

3. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;

4. horeca-activiteiten zijn niet toegestaan;

5. detailhandelsactiviteiten zijn niet toegestaan, met uitzondering van een beperkte verkoop van aan het bedrijf gerelateerde producten en ondergeschikt aan de uitoefening van het

aan-huis-verbonden bedrijf;

6. het gebruik ondersteunt de woonfunctie, dat wil zeggen dat diegene die de activiteit in de woning of in een bijbehorend bouwwerk uitvoert tevens een in de Gemeentelijke

Basisadministratie ingeschreven bewoner van de woning is en geen personeel in dienst heeft;

7. het gebruik mag niet leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer, dan wel tot een onevenredige toename van de parkeerdruk op de openbare ruimte.

8. bedrijfsactiviteiten die vergunnings- of meldingsplichtig zijn op grond van de Wabo of andere milieuwetgeving zijn niet toegestaan;

9. er vindt slechts een beperkt cliëntenbezoek aan huis plaats;

10. reclame-uitingen zijn niet toegestaan.

b. de uitoefening van aan-huis-verbonden beroep tot een maximale vloeroppervlak van 35 m², met inachtneming van de volgende regels:

1. de woonfunctie als hoofddoel en primaire functie blijft gehandhaafd;

2. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;

3. horeca-activiteiten zijn niet toegestaan;

4. detailhandelsactiviteiten zijn niet toegestaan, met uitzondering van een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep;

5. het gebruik ondersteunt de woonfunctie, dat wil zeggen dat de hoofdbeoefenaar die de activiteit in de woning of in een bijbehorend bouwwerk uitvoert tevens een in de Gemeentelijke

Basisadministratie ingeschreven bewoner van de woning;

6. het gebruik mag niet leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer, dan wel tot een onevenredige toename van de parkeerdruk op de openbare ruimte.

7. het gebruik dient vanuit milieuhygiënisch oogpunt inpasbaar te zijn;

8. er vindt slechts een beperkt cliëntenbezoek aan huis plaats;

9. reclame-uitingen zijn niet toegestaan.

Artikel 12 Wonen-2

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. woningen al dan niet in combinatie met ruimte voor:

1. een aan-huis-verbonden beroep;

2. een bed & breakfast;

b. tevens een zorgcentrum ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning'

c. tevens maatschappelijke voorzieningen met daarbij behorende ondersteunende horeca, ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';

d. wegen en paden;

e. parkeervoorzieningen;

f. speel- en groenvoorzieningen;

g. nutsvoorzieningen;

h. water;

i. waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende, j. tuinen, erven en terreinen.

12.2 Bouwregels

12.2.1 Algemeen

a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

1. gebouwen;

2. bijbehorende bouwwerken;

3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

b. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

c. Het bepaalde in 20.1 is van toepassing met betrekking tot het maximum aantal woningen binnen de grenzen van het bestemmingsplan.

d. Ter plaatse van:

1. de aanduiding 'vrijstaand' mogen alleen vrijstaande eengezinshuizen worden gebouwd;

2. de aanduiding 'twee-aaneen' mogen tevens twee-aaneengebouwde eengezinshuizen worden gebouwd;

3. de aanduiding 'aaneengebouwd' mogen tevens meer-aaneengebouwde eengezinshuizen worden gebouwd;

4. gronden zonder voornoemde aanduidingen mogen vrijstaande eengezinshuizen, twee-aaneengebouwde eengezinshuizen, meer-aaneengebouwde eengezinshuizen, maisonnettewoningen en appartementengebouwen worden gebouwd;

e. Ter plaatse van de aanduiding 'as van de weg - indicatief' geldt als indicatieve richtlijn dat bij het realiseren van bebouwing rekening wordt gehouden met de aanleg van een verkeersontsluiting;

f. Ter plaatse van de aanduiding 'relatie' geldt als indicatieve richtlijn dat bij het realiseren van bebouwing rekening wordt gehouden met het streven om een groene verbinding te realiseren.

12.2.2 Bouwregels voor vrijstaande eengezinshuizen Voor vrijstaande eengezinshuizen geldt:

a. minimum afstand voorgevelrooilijn tot de perceelsgrens: 3 meter;

b. minimum afstand achtergevelrooilijn tot de perceelsgrens: 4 meter, met uitzondering van woningen grenzend aan water. Deze woningen mogen een terras realiseren van ten hoogste 60 m2;

c. maximum bouwdiepte hoofdgebouw: 15 meter;

d. maximum bouwhoogte: 10 meter, dan wel 12 meter indien dat op de verbeelding staat aangegeven met 'maximum bouwhoogte (m)';

e. maximum goothoogte: 6 meter, dan wel 12 meter indien dat op de verbeelding staat aangegeven met 'maximum bouwhoogte (m)';

f. nadat de woningen gerealiseerd zijn, geldt vanaf dat moment als maximale goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw de op dat moment aanwezige goot- en bouwhoogte. Indien een woning nog

niet is gebouwd, maar wel is vergund, geldt vanaf het moment van vergunningverlening de daarin opgenomen goot- en bouwhoogte;

g. maximum bebouwingsoppervlak per perceel: 40%;

h. maximum goothoogte aan- en uitbouwen: 0,25 meter boven de vloer van de eerste verdieping, met dien verstande dat de maximum goothoogte 4 meter bedraagt bij woningen die uit maximaal 1 bouwlaag bestaan;

i. maximum goothoogte bijgebouwen: 3 meter;

j. maximum bouwhoogte aan-, uit- en bijgebouwen: 5 meter, met dien verstande dat de maximum bouwhoogte 4 meter bedraagt bij woningen die uit maximaal 1 bouwlaag bestaan;

k. maximum totale oppervlakte aan-, uit- en bijgebouwen op het achtererfgebied: 40 m2, met inbegrip van de oppervlakte aan gebouwen die vergunningvrij gerealiseerd mogen worden en met dien verstande dat tenminste 25 m2 van het achtererfgebied onbebouwd en onoverdekt moet blijven;

l. nadat de woning gerealiseerd is, geldt vanaf dat moment voor de bepaling van de oppervlakte- en hoogtebepalingen van aan-, uit en bijgebouwen de op dat moment gerealiseerde achtergevel (en/of zijgevel indien van toepassing) van het hoofdgebouw als uitgangs- of beginpunt voor de bepaling van die oppervlakte en hoogte; een aan-, uit en bijgebouw dat gelijktijdig als optie is meegenomen bij de bouw wordt niet als bestaande achtergevel van het hoofdgebouw aangemerkt en dient te worden meegenomen in de berekening van de totale toegestane oppervlakte op het achtererfgebied;

m. minimum afstand hoofdgebouw tot zijdelingse perceelsgrens: 2 meter;

n. minimum afstand bijgebouw tot zijdelingse perceelsgrens: 1 meter, tenzij in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd.

12.2.3 Bouwregels voor twee-aaneengebouwde eengezinshuizen Voor twee-aaneengebouwde eengezinshuizen geldt:

a. minimum afstand voorgevelrooilijn tot de perceelsgrens: 3 meter;

b. minimum afstand achtergevelrooilijn tot de perceelsgrens: 4 meter, met uitzondering van woningen grenzend aan water. Deze woningen mogen een terras realiseren van ten hoogste 60 m2;

c. maximum bouwdiepte hoofdgebouw: 12 meter;

d. maximum bouwhoogte: 10 meter, dan wel 12 meter indien dat op de verbeelding staat aangegeven met 'maximum bouwhoogte (m)';

e. maximum goothoogte: 6 meter, dan wel 12 meter indien dat op de verbeelding staat aangegeven met 'maximum bouwhoogte (m)';

f. nadat de woningen gerealiseerd zijn, geldt vanaf dat moment als maximale goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw de op dat moment aanwezige goot- en bouwhoogte. Indien een woning nog niet is gebouwd, maar wel is vergund, geldt vanaf het moment van vergunningverlening de daarin opgenomen goot- en bouwhoogte;

g. maximum bebouwingsoppervlak per perceel: 50%;

h. maximum goothoogte aan- en uitbouwen: 0,25 meter boven de vloer van de eerste verdieping, met dien verstande dat de maximum goothoogte 4 meter bedraagt bij woningen die uit maximaal 1 bouwlaag bestaan;

i. maximum goothoogte bijgebouwen: 3 meter;

j. maximum bouwhoogte aan-, uit- en bijgebouwen: 5 meter, met dien verstande dat de maximum bouwhoogte 4 meter bedraagt bij woningen die uit maximaal 1 bouwlaag bestaan;

k. maximum totale oppervlakte aan-, uit- en bijgebouwen op het achtererfgebied: 40 m2, met inbegrip van de oppervlakte aan gebouwen die vergunningvrij gerealiseerd mogen worden en met dien verstande dat tenminste 25 m2 van het achtererfgebied onbebouwd en onoverdekt moet blijven;

l. nadat de woning gerealiseerd is, geldt vanaf dat moment voor de bepaling van de oppervlakte- en hoogtebepalingen van aan-, uit of bijgebouwen de op dat moment gerealiseerde achtergevel (en/of zijgevel indien van toepassing) van het hoofdgebouw als uitgangs- of beginpunt voor de bepaling van die oppervlakte en hoogte; een aan-, uit of bijgebouw dat gelijktijdig als optie is meegenomen bij de bouw wordt niet als bestaande achtergevel van het hoofdgebouw aangemerkt en dient te worden meegenomen in de berekening van de totale toegestane oppervlakte op het achtererfgebied;

m. minimum afstand hoofdgebouw tot zijdelingse perceelsgrens: 2 meter;

n. minimum afstand bijgebouw tot zijdelingse perceelsgrens: 1 meter, tenzij in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd.

12.2.4 Bouwregels voor meer-aaneengebouwde eengezinshuizen / maisonnettewoningen Voor meer-aaneengebouwde eengezinshuizen / maisonnettewoningen geldt:

a. maximum afstand voorgevelrooilijn tot de perceelsgrens: 5 meter;

b. minimum afstand achtergevelrooilijn tot de perceelsgrens: 8 meter, met uitzondering van woningen grenzend aan water. Deze woningen mogen een terras realiseren van ten hoogste 60 m2;

c. maximum bouwdiepte hoofdgebouw: 10 meter;

d. maximum bouwhoogte: 10 meter, dan wel 12 meter indien dat op de verbeelding staat aangegeven met 'maximum bouwhoogte (m)';

e. maximum goothoogte: 10 meter, dan wel 12 meter indien dat op de verbeelding staat aangegeven met 'maximum bouwhoogte (m)';

f. nadat de woningen gerealiseerd zijn, geldt vanaf dat moment als maximale goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw de op dat moment aanwezige goot- en bouwhoogte. Indien een woning nog niet is gebouwd, maar wel is vergund, geldt vanaf het moment van vergunningverlening de daarin opgenomen goot- en bouwhoogte;

g. maximum bebouwingsoppervlak per perceel: 65%;

h. maximum goothoogte aan- en uitbouwen: 0,25 meter boven de vloer van de eerste verdieping, met dien verstande dat de maximum goothoogte 4 meter bedraagt bij woningen die uit maximaal 1 bouwlaag bestaan;

i. maximum goothoogte bijgebouwen: 3 meter;

j. maximum bouwhoogte aan-, uit- en bijgebouwen: gelijk aan de toegestane goothoogte, zoals bedoeld onder i;

k. maximum totale oppervlakte aan-, uit- en bijgebouwen op het achtererfgebied: 40 m2, met inbegrip van de oppervlakte aan gebouwen die vergunningvrij gerealiseerd mogen worden en met dien verstande dat tenminste 25 m2 van het achtererfgebied onbebouwd en onoverdekt moet blijven;

l. nadat de woning gerealiseerd is, geldt vanaf dat moment voor de bepaling van de oppervlakte- en hoogtebepalingen van aan-, uit of bijgebouwen de op dat moment gerealiseerde achtergevel (en/of zijgevel indien van toepassing) van het hoofdgebouw als uitgangs- of beginpunt voor de bepaling van die oppervlakte en hoogte; een aan-, uit of bijgebouw dat gelijktijdig als optie is meegenomen bij de bouw wordt niet als bestaande achtergevel van het hoofdgebouw aangemerkt en dient te worden meegenomen in de berekening van de totale toegestane oppervlakte op het achtererfgebied.

12.2.5 Bouwregels voor appartementengebouwen Voor appartementengebouwen geldt:

a. maximum bouwhoogte: zoals op de verbeelding staat aangegeven met 'maximum bouwhoogte (m)';

b. nadat het appartementengebouw gerealiseerd is, geldt vanaf dat moment als maximale goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw de op dat moment aanwezige goot- en bouwhoogte. Indien het gebouw nog niet is gebouwd, maar wel is vergund, geldt vanaf het moment van vergunningverlening de daarin opgenomen goot- en bouwhoogte;

c. minimum afstand hoofdgebouw tot zijdelingse perceelsgrens: 10 meter.

12.2.6 Bouwregels binnen het aanduidingsvlak 'zorgwoning'

Voor gebouwen ter plaatse van de gronden aangeduid als 'zorgwoning' geldt, in afwijking van het bepaalde in voorgaande subleden:

a. maximum bouwhoogte: zoals op de verbeelding staat aangegeven met 'maximum bouwhoogte (m)';

b. nadat de hoofdgebouwen gerealiseerd zijn, geldt vanaf dat moment als maximale goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw, de op dat moment aanwezige goot- en bouwhoogte. Indien het gebouw nog niet is gebouwd, maar wel is vergund, geldt vanaf het moment van vergunningverlening de daarin opgenomen goot- en bouwhoogte;

c. maximum bebouwingsoppervlak per perceel: 70%;

d. binnen het aanduiding 'zorgwoning' waar tevens een maximum bouwhoogte van 22 meter staat aangeduid geldt dat het aantal woningen en/of zorgeenheden niet meer mag bedragen dan 150.

12.2.7 Bouwregels binnen het aanduidingsvlak 'maatschappelijk'

Voor gebouwen ter plaatse van de gronden aangeduid als 'maatschappelijk' geldt, in afwijking van het bepaalde in voorgaande subleden:

a. maximum bouwhoogte: zoals op de verbeelding staat aangegeven met 'maximum bouwhoogte (m)';

b. nadat de hoofdgebouwen gerealiseerd zijn, geldt vanaf dat moment als maximale goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw, de op dat moment aanwezige goot- en bouwhoogte. Indien het gebouw nog niet is gebouwd, maar wel is vergund, geldt vanaf het moment van vergunningverlening de daarin opgenomen goot- en bouwhoogte;

c. maximum bebouwingsoppervlak per perceel: 70%.

12.2.8 Groter bebouwingspercercentage

Ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is het toegestaan in afwijking van het bepaalde in de leden 12.2.2, 12.2.3 en 12.2.4 ten behoeve van eengezinshuizen een

bebouwingsoppervlak per perceel van maximaal 80% te realiseren, mits de bouwhoogte van deze huizen niet groter is dan 7 meter.

12.2.9 Bouwregels voor dakkapellen

Voor het bouwen van dakkapellen gelden de volgende regels:

a. tenzij dit geïntegreerd dan wel meegenomen is in het architectonisch ontwerp en in de

ontwikkelingsfase gelijktijdig is uitgevoerd tijdens de bouw van de woning dan wel binnen dat kader als (meerwerk)optie is mee-ontworpen, worden in het dakvlak aan de voorzijde van de woning en bij hoekwoningen in een naar de weg of het openbaar groen gekeerd dakvlak dakkapellen toegelaten, met dien verstande dat de gezamenlijke breedte daarvan niet meer mag bedragen dan 50% van de breedte van het dakvlak van de woning waarin de dakkapel wordt gebouwd;

b. op het achterdakvlak of een niet naar de weg of het openbaar groen gekeerd zijdakvlak mogen uitsluitend dakkapellen worden geplaatst die overeenkomstig het bepaalde in Bijlage II, artikel 2, vierde lid van het Besluit omgevingsrecht vergunningvrij zijn, met dien verstande dat de daarin toegelaten hoogte van 1,75 meter van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, niet van toepassing is.

12.2.10 Bouwregels voor balkons en terrassen

Ten aanzien van de woningen als bedoeld in 12.2.2, 12.2.3 en 12.2.4 geldt:

a. Balkons en terrassen op aan-, uit- en bijgebouwen op achtererfgebied worden niet toegelaten, tenzij dit geïntegreerd dan wel meegenomen is in het architectonisch ontwerp en in de ontwikkelingsfase gelijktijdig is uitgevoerd tijdens de bouw van de woning dan wel binnen dat kader als

(meerwerk)optie is mee-ontworpen.

12.2.11 Bouwregels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

a. balkons zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van een ´frans balkon´;

b. vlonders of steigers zijn uitsluitend toegestaan met toepassing van artikel 21.1;

c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan:

1. 1 meter voor een erf- of perceelafscheiding;

2. 2 meter voor een erfafscheiding

op een erf of perceel waarop al een gebouw staat waarmee de erf- of perceelafscheiding in functionele relatie staat,

achter de voorgevelrooilijn, en

op meer dan 1 m van openbaar toegankelijk gebied, tenzij geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn;

3. 2 meter voor tuinmeubilair;

4. 5 meter voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van nutsvoorzieningen;

5. 9 meter voor lichtmasten en verkeersvoorzieningen;

6. 5 meter voor antenne-installaties op bouwwerken, niet zijnde schotelantennes;

7. 6 meter voor vlaggenmasten;

8. 1,2 meter voor balkon- en dakterrashekken;

9. 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

12.2.12 Parkeren

a. Bij de vrijstaande en twee-aaneengesloten woningen dient in ieder geval op hetzelfde perceel een parkeerplaats van minimaal 2,5 x 5 meter gerealiseerd te worden;

b. Gebouwde parkeervoorzieningen zijn zowel onder- als bovengronds toegestaan;

c. Per woning dient gemiddeld over het plangebied 1,5 parkeerplaats te worden gerealiseerd;

d. Voor zorgcentrum en maatschappelijke voorzieningen geldt:

1. Het gebruik op grond van de regels in dit artikel (oprichting van een gebouw, verandering van functie of uitbreiding van bestaand gebruik) is slechts toegestaan als voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid en voldoende ruimte voor laden en lossen, en deze in stand wordt gehouden. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de parkeerkencijfers van het CROW bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid;

2. De onder 1 bedoelde parkeerplaatsen moeten afmetingen hebben die voldoen aan de richtlijnen van het CROW;

3. Bij de toepassing van het bepaalde onder 1 en 2 wordt uitgegaan van de kencijfers en richtlijnen zoals die door het CROW geadviseerd zijn op het moment van vaststelling van dit

bestemmingsplan;

4. Bij een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde onder 1 en 2, indien het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, er een bijzonder gemeentelijk belang mee is gemoeid of op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

12.3 Nadere eisen

a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

1. de woonsituatie;

2. de verkeerssituatie;

3. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

a. Binnen de aanduiding 'geluidzone' kunnen burgemeester en wethouders nadere eisen stellen aan de gevels van woningen indien de geluidsbelasting vanwege het zwembad op de gevels van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen hoger is dan de etmaalwaarde Letm = 50 dB(A), met het oog op het voldoen aan de binnenwaarde van 33 dB zoals bepaald in het Bouwbesluit.

12.4 Afwijken van de bouwregels

a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder 12.2.4 voor wat betreft de diepte van gebouwen tot maximaal 12 meter, in het geval er

waterwoningen worden gebouwd;

b. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder 12.2.4 voor wat betreft de hoogte van aan-, uit- en bijgebouwen tot maximaal 5 meter;

c. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder 12.2.5 voor wat betreft de minimum afstand tot de zijdelings perceelgrens, met dien verstande dat de minimum afstand niet kleiner mag zijn dan 5 meter;

d. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder 12.2.11, lid c sub 1 voor wat betreft de hoogte van erfafscheidingen tot maximaal 2 meter;

e. Voor de toepassing ven de bevoegdheden als genoemd onder b en c gelden de volgende voorwaarden:

1. de afwijking dient in overeenstemming te zijn met de welstandsnota;

2. de afwijking dient qua architectuur geïntegreerd dan wel meegenomen te zijn in het

architectonisch ontwerp van de woning met bijbehorende bebouwing dan wel binnen dat kader als (meerwerk)optie mee-ontworpen te zijn en een kwalitatieve bijdrage te leveren aan de totale architectonische kwaliteit;

3. de omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien de Welstand- en Monumentencommissie Edam-Volendam vooraf positief geadviseerd heeft.

12.5 Specifieke gebruiksregels

Voor de in lid 12.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksbepalingen:

a. op deze gronden is het bepaalde in 20.2 van toepassing met betrekking tot het minimum oppervlak water binnen de grenzen van het bestemmingsplan;

b. ter plaatse van de aanduiding 'as van de weg - indicatief' geldt als indicatieve richtlijn dat bij het verwezenlijken van de bestemming rekening wordt gehouden met de aanleg van verkeersareaal;

a. ter plaatse van de aanduiding 'relatie' geldt als indicatieve richtlijn dat bij het verwezenlijken van de

bestemming rekening wordt gehouden met het streven om een groene verbinding te realiseren;

b. de uitoefening van aan-huis-verbonden bedrijf is niet toegestaan;

c. de uitoefening van aan-huis-verbonden beroep is toegestaan, met inachtneming van de volgende bepalingen:

1. het vloeroppervlak voor aan-huis-verbonden beroepen in de woning en bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 20 m²;

2. horeca-activiteiten zijn niet toegestaan;

3. detailhandelactiviteiten zijn niet toegestaan, met uitzondering van een beperkte verkoop van aan het beroep gerelateerde producten en ondergeschikt aan de uitoefening van het

aan-huis-verbonden beroep;

4. het gebruik ondersteunt de woonfunctie, dat wil zeggen dat diegene die de activiteiten in de woning of in een bijbehorend bouwwerk uitvoert tevens een in de Gemeentelijke

Basisadministratie ingeschreven bewoner van de woning is;

5. reclame-uitingen zijn niet toegestaan.

d. de uitoefening van een 'bed & breakfast' is toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

1. de woning dient in overwegende mate haar woonfunctie te behouden;

2. het gebruik van 'bed & breakfast' is uitsluitend in het hoofdgebouw toegestaan;

3. het gebruik van 'bed & breakfast' dient de woonfunctie te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is en geen personeel in dienst heeft;

4. de kamers mogen niet als zelfstandige wooneenheid functioneren;

5. maximaal 45% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw mag ten behoeve van een 'bed &

5. maximaal 45% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw mag ten behoeve van een 'bed &