• No results found

KLEINE ONDIEPE ZWAK GEBUFFERDE PLASSEN (VENNEN) (M12)

SOORTENSAMENSTELLING - POSITIEVE SOORTEN:

Hieronder de indicatoren voor de positieve deelmaatlat (sieralgen) onderverdeeld in vier groepen naar mate van kieskeurigheid (i.e. gevoeligheid voor verstoring). In zwakgebufferde plassen kunnen zowel vertegenwoordigers van elektrolytarme, zure wateren, als elektrolyt-rijkere, zwak zure tot neutrale wateren worden aangetroffen, afhankelijk van het elektro-lytgehalte en hydrologische condities. Bij de beoordeling van wateren die tot het type M12 worden gerekend, kan aanvullend ook de indicatorenlijst van M13, respectievelijk M14 worden gehanteerd.

Triviale soorten: Closterium acutum var. acutum, C. pronum, Staurastrum tetracerum var. tetracerum.

Matig kieskeurige soorten: Closterium calosporum, C. dianae var. minus, C. lunula, C. sublaterale, C. botrytis, C. depressum, C. regnellii, C. subcostatum var. minus, C. tenue, Cylindrocystis gracilis, Euastrum ansatum, Micrasterias thomasiana var. notata, Staurastrum crenulatum, Staurodesmus cuspidatus, S. extensus var. extensus, S. extensus var. vulgaris, Teilingia granulata.

Kieskeurige soorten: Closterium costatum, C. Cynthia, C. dianae, C. didymotocum var. crassum, C. jenneri, C. kuetzingii, C. lineatum, C. regulare, C. rostratum, Cosmarium anceps, C. angulare, C. angulosum, C. asterosporum, C. basiornatum, C. commissurale, C. connatum, C. conspersum var. latum, C. contractum, C. corbula, C. cucumis var. magnum, C. cyclicum, C. debaryi, C. dickii, C. difficile, C. eichlerianum, C. fastidiosum, C. fictopraemorsum, C. fontigenum, C. inconspicuum, C. kirchneri, C. majae, C. margaritiferum, C. messikommeri, C. notabile var. transiens, C. notatum, C. ochthodes, C. pachydermum, C. paragranatoides, C. phaseolus, C. portianum, C. praecisum, C. quadratulum, C. quadratum, C. quadrum, C. quasillus, C. rectangulare, C. regnesii, C. sexnotatum, C. sparsepunctatum, C. speciosum, C. sphyrelatum, C. sportella var. subnudum, C. subbroomei f. isthmochondrum, C. subcrenatum, C. subcucumis, C. subquadrans var. minor, C. subreinschii, C. taxichondriforme, C. tetraophtalmum, C. thwaitesii var. penioides, C. undulatum, C. wittrockii, C. perissum, Desmidium aptogonum, D. swartzii, E. bidentatum, E. coeselii, E. denticulatum, E. elegans, E. gayanum, Euastrum insulare, E. lacustre, E. oblongum, E. pectinatum, E. pulchellum, E. subalpinum, E. verrucosum, Gonatozygon aculeatum, Hyalotheca dissiliens, Micrasterias americana, M. denticulate, M. rotate, M. thomasiana var. thomasiana, Pleurotaenium archeri var. archeri, P. crenulatum, P. ehrenbergii, P. nodulosum, P. truncatum, S. erythrocephala sensu Mühlethaler, S. kirchneri var. erythropunctata, Spondylosium planum, S. acutum, S. alternans, S. avicula, S. bieneanum, S. borgeanum, S. brebissonii, S. controversum, S. cristatum var. cristatum, S. dilatatum, S. dispar, S. furcigerum, S. gracile, S. hexacerum, S. inflexum, S. kaiseri, S. kouwetsii, S. lapponicum, S. lunatum, S. micron, S. muticum f. minor, S. orbiculare, S. oxyacanthum, S. polymorphum, S. proboscideum, S. senarium, S. sexcostatum, S. striatum, S. subarcuatum, S. subavicula, S. teliferum, S. trapezicum, S. brevispina, Staurodesmus dejectus, S. dickiei, S. mucronatus, S. patens, Teilingia wallichii var. anglica, Xanthidium octocorne. Zeer kieskeurige soorten: zie tabel 4.2.2a.

De score wordt bepaald door de meest kieskeurige sieralg die in een vitale populatie aanwezig is (tabel 4.2.3a). Binnen de niveau’s ‘ontoereikend’ en hoger wordt de score uit tabel 4.2.3a verhoogd met 0,1 indien het totale aantal soorten uit de groep sieralgen hoger is dan de grenzen in tabel 4.2.3b.

TABEL 4.2.3A MAATLAT VOOR SIERALGEN

Kwaliteitsniveau EKR

Score Triviaal Matig kieskeurig Kieskeurig Zeer kieskeurig

Slecht 0,1 - - - -

Ontoereikend 0,3 + - - -

Matig 0,5 + + - -

Goed 0,7 + + + -

Zeer goed 0,9 + + + +

TABEL 4.2.3B POTENTIËLE EXTRA SCORE (+0,1) BINNEN DE WAARDERINGSKLASSEN VAN BOVENSTAANDE TABEL OP BASIS VAN TOTAAL AANTAL

SIERALGSOORTEN

Kwaliteitsniveau Aantal sieralgsoorten EKR extra score

Slecht n.v.t. 0

Ontoereikend >1 0,1

Matig >5 0,1

Goed >25 0,1

Zeer goed >50 0,1

De maatlat wordt berekend als het rekenkundig gemiddelde van de eindscore van de nega-tieve deelmaatlat en de eindscore van de posinega-tieve deelmaatlat voor de soorten-samenstelling.

4.2.4 VALIDATIE

De positieve deelmaatlat is voor een belangrijk deel gebaseerd op het werk van Coesel (1998) en daarnaast op expertoordeel ontleend aan jarenlang sieralgonderzoek in diverse watertypen.

De negatieve maatlat is gebaseerd op analyseresultaten van fytoplanktonmonsters uit zwak gebufferde wateren, gecombineerd met resultaten van fysisch-chemisch onderzoek en STOWA-beoordelingen.

4.2.5 TOEPASSING

Het Groot Huisven bij Boxtel is oorspronkelijk een zwak gebufferd ven. De sieralgen van het open water van het ven en de moskussens eromheen zijn door Verschoor (1978) be-monsterd.

De beoordeling van de monsters uit 1975 gaf de volgende resultaten:

Aantal triviale soorten 2

Aantal matig kieskeurige soorten 6

Aantal kieskeurige soorten 7

Aantal zeer kieskeurige soorten 7

Totaal aantal soorten 22

Conclusie EKR 0,9 (zeer goed)

Er is een groot aantal kieskeurige soorten, maar de soortenrijkdom blijft achter bij het potentieel (>30 soorten). Hierbij dient aangetekend te worden dat de meeste (zeer) kies-keurige soorten kenmerkend zijn voor ongebufferde wateren. Er zijn slechts 2 kieskies-keurige en geen zeer kieskeurige soorten uit zwakgebufferde wateren. Tegen deze achtergrond is de EKR voor zwak gebufferde wateren 0,7 (goed).

4.2.6 OVERIG

Om bloeien van fytoplankton vast te stellen zijn vier bemosteringen en analyses toereikend voor matig tot zeer electrolytrijke wateren, terwijl twee volstaan in electrolytarme wateren (zure vennen). De bemonstering dient verdeeld over de zomermaanden plaats te vinden. Een inventarisatie van sieralgen vereist een grondige bemonstering van de algen in open water en de algen tussen de watervegetatie en het aangroeisel op het sediment. Bij de analyse hoeft alleen de aanwezigheid van een soort te worden vastgesteld, een abun-dantiebepaling is niet nodig. Wel onderscheid maken tussen levende en dode cellen (cel-restanten). Deze laatste groep doet niet mee voor de maatlat. Er kan worden volstaan met één bemonstering in mei-augustus.

4.3 MACROFYTEN EN FYTOBENTHOS 4.3.1 INDICATOREN

Voor de vegetatie die hoort bij dit watertype zijn de volgende pressoren van belang:

• Als gevolg van de toevoer van verzurende stoffen via atmosferische depositie kunnen zwak gebufferde vennen, die slechts van nature een geringe buffering hebben, ver-zuren.

• Toevoer van stikstof via atmosferische depositie leidt tot te hoge stikstofgehalten in zwak gebufferde vennen (eutrofiëring). Dit werkt ten voordele van snelgroeiende, con-currentiekrachtige, stikstofminnende planten.

• Als gevolg van verdroging door verlaging van grondwaterspiegels als gevolg van inten-sief menselijk ruimtelijk gebruik (o.a. waterwinning, landbouw) kunnen wateren langduriger droog vallen en zelfs geheel opdrogen.

Er zijn drie deelmaatlatten binnen dit kwaliteitselement: abundantie groeivormen, soortensamenstelling macrofyten en soortensamenstelling fytobenthos. De deelmaatlat voor abundantie van groeivormen is weer onderverdeeld tot het niveau van de groeivorm.

ABUNDANTIE GROEIVORMEN

Er worden 6 groeivormen onderscheiden: submerse vegetatie, drijfbladplanten, emerse vegetatie, kroos, draadwier/flab en oevervegetatie. Niet elke groeivorm is relevant van ieder watertype. Drijfbladplanten maken geen belangrijk deel uit van de vegetatie van ondiepe, zwak gebufferde vennen. Drijfbladplanten vormen daarom voor de macrofytenmaatlat geen goede kwaliteitsindicator en worden daarom niet beoordeeld. Helofyten kunnen voor-komen over het gehele oppervlak van de vennen. Vegetaties van helofyten zijn meestal niet rijk ontwikkeld. Daarom wordt de emerse vegetatie niet meegenomen als goede kwali-teitsindicator. De afzonderlijke soorten van beide groeivormen worden wel beoordeeld in de soortenmaatlat (zie verder). De oevervegetaties geeft voor deze ondiepe wateren geen extra informatie en wordt niet in de beoordeling meegenomen.

SOORTENSAMENSTELLING MACROFYTEN

Een lijst met soorten water- en oeverplanten vormen de indicatoren van deze deelmaatlat. Bij de samenstelling van de lijst is uitgegaan van Bal et al. (2001) en de vertaling tussen natuurdoeltype en KRW type, zoals vermeld in bijlage 1. Er zijn een aantal wijzigingen doorgevoerd. Zo zijn soorten uit de associatie van Waterpunge en Oeverkruid (6Ac4) niet meegenomen, omdat dit vooral een kenmerkende associatie is van zwak gebufferde

zijn terrestrische soorten geschrapt en helofyten zijn alleen opgenomen als ze kenmer-kend zijn voor voedselarme omstandigheden in vennen. Van den Berg et al. (2004b) geven gedetailleerd aan hoe de lijst tot stand is gekomen.

SOORTENSAMENSTELLING FYTOBENTHOS

De kiezelwieren zijn gekozen als indicatoren uit het fytobenthos omdat zij goede indicaties geven met betrekking tot verzuring, eutrofiëring, verstoring door toevoer van afbreekbaar organisch materiaal (saprobiëring) en verdroging, die de belangrijkste pressoren in vennen zijn. Er zijn negatieve en positieve indicatoren. Positieve indicatoren zijn doelsoorten uit laag alkaliene-wateren, waarin de specifieke natuurwaarde van vennen tot uiting komt. Negatieve indicatoren zijn verzuringsindicatoren, die gaan optreden bij sterke invloed van atmosferische depositie. Tevens zijn er indicatoren voor eutrofiëring en verstoring door toevoer van afbreekbaar organisch materiaal. Daarnaast zijn er nog gewone soorten uit zuur water en de zeer algemene soort Achnanthes minutissima, die hier niet als indicator worden gebruikt.

4.3.2 REFERENTIEWAARDEN ABUNDANTIE GROEIVORMEN

Submerse vegetatie - Ondergedoken waterplanten kunnen over de gehele begroeibare zone voorkomen. Omdat er sprake is van wisselende waterstanden en vennen in de zomer-periode droog vallen, treden vooral soorten op de voorgrond die hieraan zijn aangepast en vaak naast een een watervorm, een landvorm kunnen ontwikkelen. De vegetatie in zwak gebufferde wateren heeft vaak een lage abundantie, omdat ze gedomineerd wordt door isoëtide groeivormen. De gemiddelde bedekking van de submerse vegetatie over de begroeibare zone wordt ingeschat als zijnde tenminste 20%.

Kroos - Onder sterk geëutrofieerde omstandigheden kunnen in vennen kroosdekken ont-staan. Zij hebben een belangrijke indicatorwaarde ten aanzien van eutrofiëring. Bedekking minder dan 1% van het begroeibaar oppervlak.

In de referentiesituatie van vennen (links) zijn in het fytobenthos veel