• No results found

ONDIEP LIJNVORMIG WATER, OPEN VER- VER-BINDING MET RIVIER/GEÏNUNDEERD (M5)

SOORTENSAMENSTELLING - POSITIEVE SOORTEN (SIERALGEN)

Van minstens één sieralgsoort uit de categorie zeer kieskeurige soorten is in de refe-rentiesituatie een vitale populatie aanwezig (tabel 2.2.2a). Een populatie wordt als vitaal beschouwd wanneer tijdens de telling van het monster minstens twee individuen van de soort worden gevonden, waarvan kan worden aangenomen dat zij leefden op het moment van monsterneming. Daarnaast zijn zonder veel inspanning nog meer dan 40 andere sieralgsoorten in een monster te vinden. In plassen die ‘s zomers geheel droogvallen komen vermoedelijk geen zeer kieskeurige soorten tot ontwikkeling, hoogstens kieskeurige, zoals Cosmarium quadratum en C. subprotumidum. Voor dergelijke poelen is de maatlat niet geschikt.

TABEL 2.2.2A ZEER KIESKEURIGE SIERALGSOORTEN UIT ELECTROLYTRIJKE WATEREN, ZOALS M5

Taxon Taxon Taxon

Actinotaenium turgidum Heimansia pusilla Staurastrum gladiosum

Cosmarium insigne Micrasterias crux-melitensis Xanthidium cristatum

Cosmarium protractum Penium margaritaceum Euastrum germanicum

2.2.3 MAATLAT CHLOROFYL-A

De maatlat voor chlorofyl-a concentraties is berekend op basis van de formules die ge-presenteerd zijn in van den Berg et al. (2004) (tabel 2.2.3a).

TABEL 2.2.3A MAATLAT CHLOROFYL-A VOOR TYPE M5

Referentiewaarde (µg l-1) Klassengrens Goed-Zeer goed (µg l-1) Klassengrens Matig-Goed (µg l-1) Klassengrens Ontoereikend-matig (µg l-1) Klassengrens Slecht- Ontoereikend (µg l-1) 9,4 16,3 30,0 60,0 120,0

SOORTENSAMENSTELLING - NEGATIEVE SOORTEN (BLOEIEN)

Op grond van het planktonbeeld en de hieronder gegeven abundantiecriteria van indicator-soorten wordt besloten of sprake is van een bloei. Het ecologisch kwaliteitsniveau van bloeien kan beoordeeld worden als ‘ontoereikend’, ‘matig’ of ‘goed’, afhankelijk van de aard van de bloei zoals hieronder aangegeven:

• Slecht (score 0,1): Persistente bloei van Planktothrix agardhii (>10000 draden per ml) • Slecht tot ontoereikend (0,2): Bloei van dunne draadvormige blauwalgen uit de

geslachten Limnothrix, Planktolyngbya, Prochlorothrix en/of Pseudanabaena (>20000 filamenten per ml), bloei van Microcystis-soorten anders dan M. wesenbergii met (grote kans op) drijflagen (>100000 cellen per ml); bloei van Stephanodiscus hantzschii (>30000 cellen per ml); soortenarme bloei van Scenedesmus (>20000 cellen per ml).

• Ontoereikend (score 0,3): Soortenrijke bloei van Planktothrix agardhii (4000-10000 filamenten per ml); bloei van Stephanodiscus binderanus (>10000 cellen per ml).

• Ontoereikend tot matig (score 0,4): Bloei van Aphanizomenon gracile (>2000 filamenten per ml); bloei van kleine chlorococcales (o.a. Dichotomococcus, Diplochloris, Monoraphidium, Pseudodictyosphaerium, Tetrastrum: >20000 cellen per ml); soortenarme bloei van Cryptomonas (>2000 cellen per ml); bloei van kleine cryptophyceeën (Chroomonas, Plagioselmis, Rhodomonas: >10000 cellen per ml); bloei van Diatoma tenuis (>6000 cellen per ml); bloei van Microcystis aeruginosa zonder (veel kans op) drijflagen (20000-100000 cellen per ml); bloei van Skeletonema subsalsum (>10000 cellen per ml).

• Matig (score 0,5): Bloei van Anabaena (>800 draden per ml); bloei van Aphanizomenon flos-aquae met (kans op) drijflagen (>2000 filamenten per ml); bloei van Aulacoseira granulata of A. ambigua (>10000 cellen per ml); soortenrijke bloei van kleine chroococcales (o.a. Aphanothece, Cyanocatenula, Cyanodictyon, Cyanonephron, Merismopedia: >10000 kolonies per ml).

• Matig tot goed (score 0,6): Bloei van Ankyra (>10000 cellen per ml); kortdurende bloei van Aphanizomenon flos-aquae zonder (veel kans op) drijflagen (1000-2000 filamenten per ml); drijflaag van Aphanothece stagnina; drijflaag van Gloeotrichia natans; bloei van Asterionella formosa (>6000 cellen per ml); bloei van Aulacoseira islandica (>10000 cellen per ml); bloei van Chrysochromulina parva (>10000 cellen per ml); bloei van Cyclotella radiosa (>1000 cellen per ml); bloei van Microcystis wesenbergii (>20000 cellen per ml); bloei van Woronichinia naegeliana (>20000 cellen per ml).

• Goed (score 0,7): Bloei van Dinobryon (>1000 cellen per ml); bloei van Synura (>1000 cellen per ml); bloei van Ceratium (bijvoorbeeld C. hirundinella: >200 cellen per ml); bloei van Cyclotella ocellata (>1000 cellen per ml).

Wanneer in één monster meerdere bloeien worden waargenomen bepaalt de minst gunstige de score. De eindscore van de negatieve deelmaatlat is het rekenkundig gemid-delde van de scores van alle onderzochte monsters. Wanneer geen sprake is van een bloei wordt aan het monster geen score toegekend voor de negatieve deelmaatlat, zodat dit monster niet bijdraagt aan de eindscore. Het monster kan zich dan in de zeer goede toe-stand bevinden, maar er kan ook sprake zijn van een natuurlijke calamiteit (recente droogval) of ‘dood water’.

SOORTENSAMENSTELLING - POSITIEVE SOORTEN (SIERALGEN)

Hieronder de indicatoren voor de positieve deelmaatlat (sieralgen) onderverdeeld in vier groepen naar mate van kieskeurigheid (i.e. gevoeligheid voor verstoring).

Triviale soorten: Closterium acerosum, C. acutum var. acutum, C. acutum var. variabile, C. leibleinii var. leibleinii, C. limneticum, C. moniliferum, C. pronum, C. tumidulum, Cosmarium granatum, C. laeve, C. polygonum var. acutius, C. pseudowembaerense, C. subgranatum, Staurastrum tetracerum var. tetracerum.

Matig kieskeurige soorten: Closterium aciculare, C. ehrenbergii, C. leibleinii var. boergesenii, C. nordstedtii, C. parvulum, C. praelongum var. brevius, C. pritchardianum, C. pseudolunula, C. strigosum, C. tortum, C. venus, Cosmarium abbreviatum, C. bioculatum var. depressum, C. biretum, C. boeckii, C. botrytis, C. dilatatum, C. formosulum, C. humile var. humile, C. kjelmanii forma in Coesel, C. meneghinii, C. obtusatum, C. polygonum var. depressum, C. punctulatum var. subpunctulatum, C. regnellii, C. reniforme, C. vexatum var. lacustre, Gonatozygon kinahani, Pleurotaenium trabecula var. trabecula, Staurastrum bloklandiae, S. boreale var. boreale, S. chaetoceras, S. hollandicum, S. micronoides, S. pingue, S. tetracerum var. irregulare, S. tetracerum var. subexcavatum, Staurodesmus cuspidatus.

Kieskeurige soorten: Closterium incurvum, C.praelongum var. praelongum, C. subulatum, Cosmarium boitierense, C. crenatum, C. crenulatum, C. didymoprotupsum, C. furcatospermum, C. holmiense var. integrum, C. hornavanense, C. humile, var. substriatum, C. jaoi, C. klebsi, C. moniliforme, C. ornatulum, C. praemorsum, C. subprotumidum, C. subspeciosum, C. turpinii var. podolicum, C. variolatum var. cataractarum, Gonatozygon brebissonii, Pleurotaenium trabecula var. robustum, Staurastrum arcuatum, S. boreale var. boreale forma in Coesel, S. cingulum var. obesum, S. erasum, S. manfeldtii, S. planctonicum, S. simplicius, S. smithii, S. subcruciatum, Xanthidium antilopaeum var. antilopaeum.

Zeer kieskeurige soorten: zie tabel 2.2.2a.

De score wordt bepaald door de meest kieskeurige sieralg die in een vitale populatie aanwezig is (tabel 2.2.3b). Binnen de niveau’s ‘ontoereikend’ en hoger wordt de score uit tabel 2.2.3b verhoogd met 0,1 indien het totale aantal soorten uit de groep sieralgen hoger is dan de grenzen in tabel 2.2.3c.

TABEL 2.2.3B MAATLAT VOOR SIERALGEN

Kwaliteitsniveau EKR

Score Triviaal Matig kieskeurig Kieskeurig Zeer kieskeurig

Slecht 0,1 - - - -

Ontoereikend 0,3 + - - -

Matig 0,5 + + - -

Goed 0,7 + + + -

TABEL 2.2.3C POTENTIËLE EXTRA SCORE (+0,1) BINNEN DE WAARDERINGSKLASSEN VAN BOVENSTAANDE TABEL OP BASIS VAN TOTAAL AANTAL SIERALGSOORTEN

Kwaliteitsniveau Aantal sieralgsoorten EKR extra score

Slecht n.v.t. 0

Ontoereikend >1 0,1

Matig >5 0,1

Goed >20 0,1

Zeer goed >40 0,1

De EKR voor de soortensamenstelling wordt berekend als het rekenkundig gemiddelde van de score van de negatieve deelmaatlat en de eindscore van de positieve deelmaatlat. De score voor de deelmaat chlorofyl-a wordt vervolgens gemiddeld met die voor de soorten-samenstelling.

2.2.4 VALIDATIE

De positieve deelmaatlat is voor een belangrijk deel gebaseerd op het werk van Coesel (1998) en daarnaast op expertoordeel ontleend aan jarenlang sieralgonderzoek in diverse watertypen.

De negatieve maatlat is gebaseerd op expertoordeel ontleend aan analyseresultaten van fytoplanktonmonsters uit gebufferde wateren, gecombineerd met resultaten van fysisch-chemisch onderzoek en STOWA-beoordelingen.

2.2.5 TOEPASSING

Door Van der Brink (1990) zijn diverse gegevens van 50 wateren dit type verzameld, waar-onder de fytoplanktonsamenstelling. De analyse was niet speciaal gericht op het voor-komen van sieralgen, zodat het aantal soorten waarschijnlijk onderschat is en mogelijk zijn er ook inadequate determinaties. In totaal werder er 28 sieralgentaxa aangetroffen, waarvan 4 kieskeurig en 5 matig kieskeurig. Bij toepassing van de maatlat voor de positieve indicatoren zijn er de volgende resultaten (tabel 2.2.5a).

TABEL 2.2.5A ANALYSE VAN DE DEELMAATLAT POSTIEVE INDICATOREN FYTOPLANKTON OP WATERLICHAMEN VAN TYPE M5

(GEGEVENS UIT VAN DEN BRINK, 1990)

Gemiddelde aantallen soorten Medianen

Aantal

wateren Matig kieskeurig

Kies-keurig Totaal Score Oordeel ortho-P (mg/l) NO3-N (mg/l) Inundatie (d/j)

23 0,0 0,0 0,3 0,1 Slecht 0,019 0,003 6

15 0,1 0,0 2,5 0,3 Ontoereikend 0,012 0,041 10

12 0,5 1,0 2,8 0,7 Goed 0,012 0,006 4

De beste waterkwaliteit wordt bereikt in wateren met de laagste inundatiefrequentie. Al deze wateren hebben een beschermde status, dat wil zeggen dat de oevers van deze wateren gedeeltelijk of geheel zijn afgesloten (natuurgebieden). In verhouding zijn zowel de concentraties fosfaat en stikstof laag. Van den Brink verzamelde helaas geen gegevens met betrekking tot de chlorofylconcentraties in bijna al deze wateren en de tellingen zijn semikwantitatief. De plaats van de monsters op de maatlatten voor chlorofyl en de negatieve maatlat voor de soortensamenstelling kan daardoor niet worden berekend. Een tweede toepassing is de Oude Waal F in de Ooypolder bij Nijmegen, die door Roijackers (1985) werd bestudeerd. In 1977-1978 werd 1 matig kieskeurige soort aangetroffen, naast 6

andere (grotendeels triviale) soorten. Bij toepassing van de deelmaatlat levert dit de score van 0,6 (ondergrens ‘goed’) op. Het zomergemiddelde voor chlorofyl-a is hier ca 15 µg/l (goed).

2.2.6 OVERIG

De chlorofyl-a concentraties zijn gemiddelde waarden van het zomerhalfjaar, dat loopt van van 1 april tot en met 30 september, op een representatief meetpunt in het waterlichaam. Om bloeien van fytoplankton vast te stellen zijn vier bemosteringen en analyses toereikend voor matig tot zeer electrolytrijke wateren, terwijl twee volstaan in electrolytarme wateren (zure vennen). De bemonstering dient verdeeld over de zomermaanden plaats te vinden. Een inventarisatie van sieralgen vereist een grondige bemonstering van de algen in open water en de algen tussen de watervegetatie en het aangroeisel op het sediment. Bij de analyse hoeft alleen de aanwezigheid van een soort te worden vastgesteld, een abundantie-bepaling is niet nodig. Wel onderscheid maken tussen levende en dode cellen (cel-restanten). Deze laatste groep doet niet mee voor de maatlat. Er kan worden volstaan met één bemonstering in mei-augustus.

2.3 MACROFYTEN EN FYTOBENTHOS 2.3.1 INDICATOREN

Voor de vegetatie die hoort bij dit watertype zijn de volgende pressoren van belang: • Hoge gehalten aan voedingsstoffen veroorzaken hoge troebelheid door algengroei en

bodemopwoelende witvis.

• Onder invloed van eutrofiëring en het afsterven van (land)vegetatie tijdens inundaties kan excessieve draadwierbloei optreden.

• Veranderingen in de waterchemie, o.a. hoge chloride- en sulfideniveaus, leiden tot toxische stress.

• Overmatige erosie van oevers en verdwijnen van slibmilieus.

• Onnatuurlijke hydrologie door waterbeheersing in de uiterwaarden en extreem grote en snelle waterstandsfluctuaties als gevolg van bekading

• Directe gevolgen van betreding, beweiding, vergraving.

Er zijn drie deelmaatlatten geselecteerd (van den Berg et al., 2004b): abundantie groei-vormen, soortensamenstelling macrofyten en soortensamenstelling fytobenthos. De deel-maatlat voor abundantie van groeivormen is weer onderverdeeld tot het niveau van de groeivorm.