• No results found

• Porseleinhoen •

( Porzana porzana)

Het Porseleinhoen bezet een smalle ecologische niche en is nergens in Vlaanderen echt tal-rijk. Ze broeden bij voorkeur in eutrofe laagveenmoerassen met ondiep water (< 20 cm) en een mod-derige bodem. Typische broedbiotopen zijn ondermeer ondergelopen wei- en

hooi-landen, riethooi-landen, zeggen- en biezenvelden en natte ruig-ten. De broedperiode strekt zich uit van april tot juli. Late vestigingen van eind juni tot half juli zijn niet ongewoon. In Vlaanderen is de populatie erg veranderlijk en wellicht ten dele afhankelijk van het optreden van droogte elders in Europa. Ten tijde van de atlasperiode (2000-2002) werden maar liefst 28 territoria van de soort in Antwerpen vast-gesteld. De verspreidingskaart toont de situatie van die

• Kluut •

( Recurvirostra avosetta)

De Kluut is een pionierssoort en koloniebroeder die in de provincie Antwerpen vooral te vinden is in het havengebied. Ook aan het slui-zencomplex in Wintam komt de Kluut jaarlijks tot broeden. Recent (vanaf 2008)

wist de soort te profi teren van natuurinrichtingsmaatrege-len in de zogenaamde ‘binnenweilanden’ gelegen naast de plas van de Kuifeend op de rechter Scheldeoever.

De Kluut komt begin maart op de broedplaatsen aan. Als grondbroeder bouwt hij een eenvoudig nest, maar bij over-stromingsgevaar kan het nest op korte tijd met enkele centi-meters verhoogd worden. Het broeden houdt aan vanaf half april tot in juli en door de aanwezigheid van vervangleg-sels kunnen tot laat in augustus nog kleine jongen worden waargenomen. De totale Vlaamse populatie telde bijna 700 paren in 2000-2002 waarvan er 359 werden geteld in Ant-werpen. Hoewel bij een typische pionierssoort als de Kluut de broedgebieden snel kunnen verschuiven, blijft die ver-houding ook nu nog gehandhaafd.

• Ijsvogel •

( Alcedo atthis)

De bij een groot publiek gekende IJsvogel komt vrij talrijk voor in de provincie Antwerpen en kent er ook een wijde verspreiding. In 2000-2002 werden 358 territoria geteld op een Vlaams totaal van 980. Jaarlijks lag het aantal broedparen toen rond 250-300 paren terwijl voor

Vlaande-ren een schatting werd aangehouden van 650-850 paVlaande-ren. De IJsvogel is een viseter en is dan ook sterk afhankelijk van visrijke beken, rivieren en stilstaande wateren. Overhangen-de takken zijn belangrijk als uitvalsbasis bij Overhangen-de jacht. Een bij-komende vereiste is de aanwezigheid van geschikt broedbio-toop. De IJsvogel graaft zelf een nestgang van ca. 1 meter lang in steile oevers van beken en rivieren of in kunstmatige zandhopen. Vaak wordt ook gebroed in wortelkluiten van omgevallen bomen in de nabijheid van water.

De IJsvogel is een vorstgevoelige soort en streng winterweer kan de totale populatie op korte tijd decimeren. De soort is daar op

voorzien door de lange broedperiode waarin vaak tot drie nesten worden grootgebracht. Tot 2008 waren er geen redenen om aan te nemen dat de hoge populatiestand zou zijn afgenomen. De winter van 2008-2009 bracht daar mogelijk verandering in door één stevige vorstperiode. De eerste lokale gegevens wijzen op een fl inke afname van de soort.

• Blauwborst •

( Luscinia svecica)

De Blauwborst komt verspreid voor in de provincie met een duidelijk zwaartepunt wat dichtheden betreft langsheen de Schelde en in de cluster Kuifeend-Bospolder-Oude Landen in Ekeren. Elders komt de soort voor in allerlei biotopen: moerasgebieden, vochtige (riet)

ruigten, maar recent ook meer in meer in open landschappen, wegbermen of zelfs culturen van bv. Koolzaad. De soort lijkt af te nemen in de kerngebieden (rietvelden en rietruigten) en toe te nemen in de cultuurlandschappen. Blauwborsten zijn trekvogels die voornamelijk overwinteren in het westelijk Mediterraan gebied en in de savannegebieden ten zuiden van de Sahara.

Heidesoorten

• Boompieper •

( Anthus trivialis) De Boompieper komt vaak in dezelfde gebieden voor als de Boomleeuwerik. De Boompieper is echter meer gebonden aan de overgang tussen bos en hei en is ook talrijker dan de Boomleeuwerik. In 2000-2002 werd de Vlaamse populatie geschat op 1900-2800 broedparen. In Antwerpen

werden in diezelfde periode bijna 1000 territoria gekarteerd. Nagenoeg overal in de bosrijke Kempense regio kan je de soort aantreffen.

Onze Boompiepers zijn langeafstandstrekkers die overwin-teren in Afrika ten zuiden van de Sahara. In Vlaanderen kan men ze terug verwachten vanaf eind maart. Boompiepers zijn bodembroeders die het grootste deel van hun voedsel (allerlei ongewervelden) eveneens op de grond weten te be-machtigen.

• Boomleeuwerik •

( Lululla arborea)

De Boomleeuwerik is sterk gebonden aan open zandgronden en dat weerspiegelt zich in de verspreidingskaart. Het is bij uitstek een Kempense soort die de grootste dichtheden in de provincie bereikt in grote heideterreinen zoals de

Kalmthoutse Heide en het Groot Schietveld. Een belangrijk deel van de populatie broedt echter verspreid buiten de grote beschermde domeinen. In Vlaanderen werd de populatie in 2000-2002 geschat op 500-800 paren. Hiervan kwamen ruim 200 paren in de provincie Antwerpen tot broeden. De Boomleeuwerik is een uitgesproken bodemactieve soort. Tijdens het broedseizoen leven ze van allerlei insecten en hun larven terwijl ze in de winterperiode vooral op zoek gaan naar allerlei zaden. Eind februari zijn ze reeds terug op de broedterreinen en meteen klinkt de typische jodelende zang. Ze zijn erg plaatstrouw en kunnen meerdere legsels per seizoen grootbrengen afhankelijk van de weersomstandigheden.

De soort is deels trekvogel waarvan alleen de noordelijke en oostelijke populaties in de winter migreren naar het zuiden. Na een reeks zachte winters blijft een toenemend aantal vogels in de buurt van de broedplaatsen overwinteren met desastreuze gevolgen wanneer plots wel een strenge winter optreedt.

Verspreiding

De meest soortenrijke regio in de provincie Antwerpen is, wat broedvogels betreft, de Kempen waar in vele hokken tot 8 prioritaire soorten samen voorkomen. De soortenrijkdom wordt vooral beïnvloed door het voorkomen van uiteenlopende biotooptypes op relatief korte afstand van elkaar. Zo is het kleiputtengebied van Brecht-Rijkevorsel een hotspot en scoort de bovenloop van Kleine en Grote Nete ook erg hoog.

Figuur 9: het aantal prioritaire broedvogelsoorten per UTM 5x5 km-hok in Antwerpen