• No results found

Bossen op voedselarme zure zandgrond Naaldbossen op basenarme bodem

Veel mycorrhizasymbionten zijn aan één geslacht of boomsoort gebonden. Grove den is in Vlaanderen de belangrijkste onder de naaldbomen. Het meest waardevolle biotoop binnen deze groep vormen dennenbossen op stuivend zand. Deze worden gekenmerkt door een ontbrekende of dunne strooisellaag en een ondergroei die vooral uit mossen en lichenen bestaat. Tot dit korstmos-dennenbos (Cladonio pinetum) behoren zowel spontaan opgeslagen dennenbossen als jonge aanplant op voedsel- en humusarme bodem. In oudere naaldbossen ontwikkelt zich een strooisel- en humuslaag die er voor zorgt dat kenmerkende mycorrhizapaddenstoelen verdwijnen en plaats maken voor stikstoftolerante soorten die ook bij loofbomen groeien. De ontwikkeling van een strooisellaag vindt versneld plaats onder invloed van een hoge stikstofbelasting (Kuyper et al. 1990).

Bedreigingen en beheer

Vermesting en verzuring zijn, samen met successie van bossen en bosbodems, de belangrijkste oorzaak van de achteruitgang van deze groep. Spontane jonge dennenbossen in en rond open stuifzandgebieden zijn zeer kansrijk voor deze bedreigde mycorrhizasymbionten, maar worden al te vaak opgeruimd voor het creëren van grotere stuifzandgebieden. Door deze herstelmaatregelen lopen een aantal mycorrhizasymbionten gevaar om te verdwijnen. Bij het beheer van open stuifzandgebieden zou een deel van de spontane opslag moeten blijven staan.

• Witte heidevezelkop •

( Inocybe sambucina)

Ecologie

De Witte heidevezelkop is een mycorrhizasymbiont van Den en

Eik in bossen ophumusarm, zuur,

droog zand.

Verspreiding

De Witte heidevezelkop is op Vlaams niveau zeldzaam. De

soort werd voornamelijkwaargenomen in de Kempen. De soort

werd voor het laatst waargenomen in 1967 inBrasschaat en

Schilde en in 1970 in Zoersel. In 2004 werd deze vezelkop

op viernieuwe plaatsen ontdekt in de Antwerpse kempen:

Westmalse heide (Westmalle),Vliegveld (Oostmalle), de

• Appelrussula •

( Russula paludosa) Ecologie

De Appelrussula is een mycorrhiza-symbiont van Den, Spar en Lork, in

oude bossenop voedselarme bodem.

Verspreiding

De Appelrussula werd voornamelijk waargenomen in de Kempen. Vóór 2000

waren er nog 31 kwartierhokken met vindplaatsen van deze soort gekend. Sinds 2000 zijn dit er nog maar zeven in de Antwerpse Kempen: Withoefse heide (Kalmthout), De Bon-te Klepper (Rijkevorsel), Kijkverdriet (Ravels), Winkels-broek (Turnhout), Zoerselbos (Zoersel), Prinsenpark (Retie) en Drijhoeksbos (Schilde).

• Bloedrode russula •

( Russula sanguinaria) Ecologie

Mycorrhizasymbiont van Den op lemig zand (vaak kalkhoudend) met een dunne strooisellaag.

Verspreiding

De Bloedrode russula werd voor-namelijk waargenomen in de Kem-pen en de Zandstreek, maar ook in de Leemstreek. Deze soort vereist wat kalk in

de bodem. Deze kan natuurlijk aanwezig zijn (kalkrijke kwel) of door uitloging van steenpuin. Vóór 2000 werd deze soort nog op vier plaatsen in de provincie waargenomen: park van Brasschaat, Staatsbossen (Ravels), Europese school (Mol) en Langdonken (Herselt). Sinds 2005 wordt de Bloedrode russula op het vliegveld in Oostmalle gevonden, vlakbij de startbaan, waar uitloging van kalk in de bodem gebeurt.

• Witbruine ridderzwam •

( Tricholoma albobrunneum) Ecologie

De Witbruine ridderzwam is een mycorrhizasymbiont van Den op zandige tot lemige, zeer voedsel- en humusarme bodem.

Verspreiding

De Witbruine ridderzwam werd voor-namelijk waargenomen in de Kempen en de Zandstreek, maar ook in de Leemstreek.

• Fijnschubbige ridderzwam •

( Tricholoma imbricatum) Ecologie

De Fijnschubbige ridderzwam is een mycorrhizasymbiont van Den op voedselarme, zandige en le-mige bodems. Deze groeit vaak op iets voedselrijkere standplaatsen dan de Witbruine ridderzwam.

Verspreiding

De Fijnschubbige ridderzwam werd waargenomen in de Kempen en de Zandstreek, maar ook in de Leemstreek. Vóór 2000 werd de soort nog in 24 kwartierhokken waarge-nomen. Sinds 2000 werd ze slechts in vier kwartierhokken gezien: het Vliegveld van Oostmalle, Kruisdreef (Pulderbos), Keiheuvel (Balen) en tuin Kloosterstraat (Walem).

• Glanzende ridderzwam •

( Tricholoma portentosum) Ecologie

De Glanzende ridderzwam is een mycorrhizasymbiont van Den op voedselarme, droge, humusarme zandgrond.

Verspreiding

De Glanzende ridderzwam werd

voorna-melijk waargenomen in de Kempen en de Zandstreek. Vóór 2000 werd de soort nog in 22 kwartierhokken waar-genomen. Sinds 2000 werd de soort in slechts drie kwar-tierhokken gezien: het Prinsenpark (Retie), het vliegveld van Oostmalle en langs de spoorweg richting Turnhout (Heren-tals).

Berk op basenarme bodem

Net zoals bij Den op basennarme bodem, verdwijnen kenmerkende mycorrhizapaddenstoelen door strooisel- en humusophoping en maken plaats voor stikstoftolerante soorten.

Bedreigingen en beheer

Vermesting en verzuring zijn, samen met successie van bossen en bosbodems, de belangrijkste oorzaak van de achteruitgang van deze groep. Een aantal kenmerkende soorten van Berk zijn enkel nog terug te vinden in schrale Berkendreven met een aangepast maaibeheer.

• Forse melkzwam •

( Lactarius trivialis)

Ecologie

De Forse melkzwam is een mycorrhizasymbiont van Berk

op voedselarme, zurezand- of

leembodem.

Verspreiding

De Forse melkzwam werd voornamelijk

waargenomen in de Kempen en de Zandstreek. Deze soort is op Vlaams niveau steeds zeldzaam geweest. Vóór 2000 werd de soort in slechts 6 kwartierhokken waargenomen. Enkel in de gewestbossen van Ravels werd de soort nog steeds gezien sinds 2000 en in de Langdonken (Herselt) werd de soort voor het eerst waargenomen in 2001.

Brandplekken

Deze groep paddenstoelen omvat soorten die exclusief of hoofdzakelijk op brandplekken groeien. Brandplekken ontstaan na (bos)brand en daar waar snoei- en resthout geconcentreerd wordt verbrand. De brandplekken kunnen in loofbos, naaldbos en elk ander biotoop liggen. Tegenwoordig zijn de meeste brandplekken te vinden op kampeerplekken en in natuurgebieden waar resthout verbrand werd na beheerwerken. Na twee jaar zijn de meest kenmerkende soorten weer verdwenen, maar sommige kunnen tot vijf jaar na brand vruchtlichamen vormen. Deze paddenstoelen kunnen zich dus slechts handhaven door telkens nieuwe brandplekken te koloniseren. Vandaar dat bijna alle soorten uit deze groep zeer zeldzaam zijn en op het punt staan om te verdwijnen. In de eerste helft van de vorige eeuw waren brandplekken en hun paddenstoelen een gewoon verschijnsel in het landschap, onder andere als neveneffect van de toen nog bestaande ambacht van houtskool branden. Ook het aantal spontane bosbranden als gevolg van blikseminslag en brandstichting is tegenwoordig beperkt, door betere detectie- en bestrijdingsmiddelen. Maar ook het aantal gecontroleerde branden is sterk afgenomen sinds deze wettelijk aan banden werden gelegd uit milieubeheeroverwegingen.

Bedreigingen en beheer

Het is natuurlijk niet maatschappelijk te verantwoorden om te pleiten voor meer bosbranden ten behoeve van behoud van brandplekpaddenstoelen. Maar gecontroleerd branden kan wel een maatregel zijn die aangeraden wordt bij natuurbeheer. In plaats van het resthout te versnipperen en uit te spreiden kunnen we aanbevelen dit plaatselijk te verbranden. Want het verbranden van onbehandeld hout levert nauwelijks milieubezwaren in vergelijking met houtkachels en openhaarden, waarvoor geen beperkingen worden opgelegd. Hoe zeldzaam brandplekken ook zijn, de lichte sporen van paddenstoelen weten ze steeds via de lucht te koloniseren.

AMK is dit jaar met een brandplekkenproject van start gegaan om deze zeldzaamheden in kaart te brengen voor de provincie.

• Bosbrandvlamhoed •

( Gymnopilus odini)

Ecologie

De Bosbrandvlamhoed is een saprofyt op de bodem en op

hout, op brandplekken,vooral van

naaldhout.

Verspreiding

De Bosbrandvlamhoed werd voornamelijk waargenomen

in de Kempen en deZandstreek.

Vóór 2000 was deze soort bekend van zes kwartierhokken

in de provincie, maarsinds 2000 is er slechts één vindplaats

• Violette brandplekbekerzwam •

( Peziza subviolacea)

Ecologie

De Violette brandplekbekerzwam is een saprofyt op brandplekken van zowel loof- als naaldhout.

Verspreiding

De Violette brandplekbekerzwam werd voornamelijk waargenomen in de Kempen en de

Zandstreek, maar ook in de Leemstreek. Vóór 2000 werd de soort nog in 13 kwartierhokken waargenomen, terwijl ze sinds 2000 slechts in één uurhok nog werd gezien: de Inslag te Brasschaat.

• Brandplekbundelzwam •

( Pholiota highlandensis)

Ecologie

De Brandplekbundelzwam is een saprofyt op dood, verbrand hout, op brandplekken, vooral van naaldhout.

Verspreiding

Deze brandplekzwam is één van de

algemenere en opvallendere soorten op brandplekken. Hij werd voornamelijk waargenomen in de Kempen en de Zandstreek. Vóór 2000 werd deze soort in 26 kwartierhokken waargenomen. Sinds 2000 werd de soort slechts in twee kwartierhokken gezien: in Boom en Westerlo.

• Oliebolzwam •

( Rhizina undulata) Ecologie

De Oliebolzwam is een saprofyt op brandplekken van zowel loof- als naaldhout.

Verspreiding

De Oliebolzwam werd voornamelijk waargenomen in de Kempen en de Zandstreek, maar ook in de Leemstreek.

Vóór 2000 werd deze soort in 21 kwartierhokken

• Brandplekribbelzwam •

( Faerberia carbonarium)

Ecologie

De Brandplekribbelzwam is een saprofyt op brandplekken in naald- en loofbossen op zandgrond.

Verspreiding

De Brandplekribbelzwam werd

voorna-melijk waargenomen in de Kempen en de Zandstreek, maar ook in de Leemstreek. Vóór 2000 werd deze soort in 15 kwartierhokken waargenomen, terwijl deze na 2000 slechts in één uurhok nog werd gezien: Bosbergen (He-rentals).