• No results found

Sociaal-economische ontwikkeling in relatie tot Natura 2000 In hoofdstuk 8 van dit Natura 2000-beheerplan is aangegeven wat er wel (en niet) kan in en rond

de drie kreken. Daarbij is gekeken naar het bestaand gebruik en waar relevant ook naar huidig gebruik. In deze paragraaf wordt ingegaan op de betekenis van het beheerplan voor de verdere ontwikkeling van activiteiten en economische bedrijvigheid in en om de Natura 2000-gebieden. Samenvatting maatregelen

De feitelijke maatregelen in het kader van Natura 2000, in de eerste planperiode op basis van dit beheerplan zijn:

- Voortzetten beweiding Groote Gat;

- Aanpassing beweiding Canisvliet en zuidelijk deel Vogelkreek; - Instellen beweiding in noordelijk deel Vogelkreek;

- Aanvullend maaibeheer in Canisvliet en Vogelkreek; - Instandhouden houtrillen Vogelkreek;

- Instandhouden uitrastering H6430B Ruigten en zomen (harig wilgenroosje) Groote Gat; - Incidenteel deels beweiden of maaien H6430B Ruigten en zomen (harig wilgenroosje) Groote

Gat;

- Onderzoek begrazing ganzen + eventueel bijstellen populatiebeheer ganzen Groote Gat en Vogelkreek;

- Uitvoeren onderzoeksplan Kruipend moerasscherm (inclusief proef peilbeheer Canisvliet). Daarnaast gaat er een externe werking uit van de aanwijzing als Natura 2000-gebied. Het gaat hierbij met name om activiteiten buiten de drie kreekgebieden die (kunnen) leiden tot verandering in de abiotische omstandigheden van het gebied en daarmee op de standplaatsfactoren van kruipend moerasscherm en (voor het Groote Gat) de standplaatsfactoren voor de habitattypen H1330B Schorren en zilte graslanden (binnendijks) en H6430B Ruigten en zomen (harig wilgenroosje).

10.1. Ontwikkeling en mogelijkheden bedrijvigheid (alle drie gebieden)

Landbouw

Landelijke ontwikkelingen: via het Besluit huisvesting wordt aangestuurd op technische aanpassingen van stallen, die landelijk (gefaseerd) worden ingevoerd. De markt- ontwikkelingen rondom de drie kreken zijn daarbij vergelijkbaar met andere landbouwgebieden in Nederland. Er is hier geen sprake van reconstructieplannen.

Het niet noodzakelijk om in het huidige beheerplan een gebiedsgerichte regeling op te nemen voor stikstofdepositie vanuit de landbouw. In het algemeen geldt wel dat voor de landbouw, in het kader van het landelijke spoor van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS), mogelijk algemeen geldende afspraken worden gemaakt over het terugdringen van stikstof en het nemen van maatregelen. De kosten daarvan en het effect op de economische bedrijvigheid zijn nu nog niet bekend. Ook blijven reguliere beleidsregels, vergunningvoorwaarden en bestemmingsplan- voorschriften uiteraard van kracht.

Er zijn vanuit het beheerplan geen belemmeringen voor de huidige woonfuncties nabij de gebieden. Voor de woningen direct aan de rand van het gebied kan, bijvoorbeeld in geval van grote verbouwingen in gevoelige periodes (broedseizoen of de avond/nacht in de winterperiode) een vergunning nodig zijn. Op dit moment zijn er geen concrete plannen voor woningbouw op zodanige afstand van de drie gebieden, dat eventuele effecten zijn te verwachten.

Infrastructuur

Het huidige gebruik van de infrastructuur geeft geen aanleiding tot maatregelen. In het algemeen geldt wel, dat in het kader van het landelijk spoor van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) mogelijk algemeen geldende afspraken worden gemaakt over het terugdringen van stikstofemissies. De maatregelen die dit met zich meebrengt, de kosten daarvan en het effect op de bedrijfsontwikkeling, zijn nu niet bekend.

Vrijetijdseconomie

Ontwikkelingen op het gebied van dag- en verblijfsrecreatie, inclusief recreatieve infrastructuur, die gelet op de instandhoudingsdoelstellingen, geen effect hebben op het Natura 2000-gebied, kunnen doorgang vinden. Uitgangspunt hierbij is de balans tussen het realiseren van de gestelde ecologische doelen en sociaal-economische activiteiten, bijvoorbeeld door een zonering in ruimte en/of tijd toe te passen of voorwaarden te stellen aan de duurzaamheid van de ontwikkeling. Ontwikkelingen richten zich op een win-win-situatie voor zowel ecologie als economie.

Aan het groot onderhoud van de recreatieve infrastructuur, zoals het vervangen van voorzieningen, kunnen voorwaarden worden verbonden. Deze kunnen te maken hebben met de wijze van uitvoeren (inrichting, lichtgebruik) en de periode waarin deze gebeuren.

Aan de realisatie van nieuwe fiets- en wandelroutes, die mogelijk een verhoging van de recreatiedruk op de Natura 2000-gebieden tot gevolg hebben, kunnen beperkingen of zoneringen worden opgelegd.

10.2. Werken (Canisvliet)

Bedrijvigheid (industrie) in de omgeving van Canisvliet is met name aanwezig langs het kanaal Gent-Terneuzen. Aan de huidige bedrijven worden geen beperkingen opgelegd vanuit Natura 2000. Daarnaast vindt scheepvaart plaats op het kanaal Gent-Terneuzen. In het algemeen geldt wel, dat in het kader van het landelijk spoor van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) mogelijk algemeen geldende afspraken worden gemaakt over het terugdringen van stikstofemissies. De maatregelen die dit met zich meebrengt, de kosten daarvan en het effect op de bedrijfsontwikkeling of de scheepvaart, zijn nu niet bekend.

10.3. Recreatie, toerisme en sport (Vogelkreek)

Binnen de begrenzing van het Natura 2000-gebied Vogelkreek zijn geen recreatiebedrijven aanwezig. Tegen het gebied aan ligt camping " De Vogel". Recent is deze camping uitgebreid,

beperking voor de ontwikkelingsmogelijkheden van camping de Vogel, noch voor andere recreatiebedrijven op grotere afstand van het gebied.

10.4. Richting geven aan activiteiten

Dit beheerplan kan niet voor alle toekomstige activiteiten duidelijkheid geven over de mogelijke effecten op de Natura 2000-doelstellingen. Het toetsen van nieuwe of gewijzigde activiteiten, waarvan de details op dit moment niet duidelijk zijn, is niet mogelijk.

Gebruik, wijzigingen en mogelijke nieuwe activiteiten die niet in het beheerplan zijn beschreven, kunnen mogelijk vergunningplichtig zijn. Of een activiteit werkelijk vergunningplichtig is, hangt af van de mogelijke effecten. Deze mogelijke effecten hangen niet alleen samen met de aard en omvang van de activiteit, maar ook met de tijdsduur, de plaats en de periode.

Om te toetsen of een activiteit al dan niet vergunningplichtig is, kan de initiatiefnemer het bevoegd gezag (de provincie, dan wel in het kader van de Wabo de gemeente) vragen om een formele uitspraak over de vergunningplicht. Door de initiatiefnemer moet alle informatie over de activiteit en mogelijke effecten daarvan worden aangeleverd die nodig is voor de beoordeling. Binnen ongeveer 6 weken wordt het resultaat van de beoordeling bekend gemaakt in een formele brief. Als door andere overheden of derden wordt gewezen op de Wet natuurbescherming, kan met deze brief aangetoond worden dat aan de verplichtingen in het kader van deze wet is voldaan. Als blijkt dat er wel sprake is van een vergunningplicht, kan een aanvraag worden ingediend. Het is aan te raden dit in overleg te doen met de behandelend ambtenaar, om tot een betere inhoudelijke afstemming te komen. De vergunningprocedure bedraagt 3 maanden en kan door de provincie met maximaal 3 maanden worden verlengd.

10.5. Beheerplan en sociaal-economische ontwikkeling

De in dit beheerplan geformuleerde maatregelen hebben geen consequentie voor de huidige sociaal-economische activiteiten en economische bedrijvigheid in de omgeving.

10.6. Programmatische Aanpak stikstof

Landelijk en provinciaal niveau

Op rijksniveau worden in het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof algemene maatregelen getroffen om de stikstofdepositie terug te dringen In het kader van de PAS wordt nog bekeken of de Provincie Zeeland additionele (provinciebrede) maatregelen gaat treffen. Daarnaast zijn voor veel gebieden ook gebiedsgerichte maatregelen uitgewerkt.

Vanuit de rijksmaatregelen zullen landbouwbedrijven zich moeten aanpassen. Bedrij- ven kunnen niet uitbreiden zonder toetsing aan de Wet natuurbescherming, omdat de hoeveelheid stikstof landelijk en provinciaal dient af te nemen. De huidige depositieniveaus maken het voor activiteiten in en rond Natura 2000- gebieden die bijdragen aan de stikstofdepositie moeilijk om een vergunning op grond van artikel 19d 2.7, tweede lid van de Nb-wetWnb te verkrijgen.

Gebiedsniveau

De drie kreken zijn niet opgenomen in de PAS omdat in deze gebieden geen stikstofprobleem speelt. De achtergronddepositie is lager van de kritische depositiewaarde van de habitats. Er bestaat derhalve geen verplichting “gebiedsgerichte maatregelen” (herstelstrategieën) uit te werken en dus zijn de gebieden niet meer opgenomen in de PAS. Dit heeft overigens geen gevolgen voor de procedure van nieuwe economische activiteiten. Nieuwe economische activiteiten die mogelijk leiden tot een zodanige toename van de stikstofdepositie dat de kritische depositiewaarde alsnog wordt overschreden, moeten nog steeds getoetst worden.

11. Communicatie, voorlichting en handhaving