• No results found

Kennis die noodzakelijk is om de huidige instandhoudingsmaatregelen te onderbouwen en eventueel bij te stellen of die zou kunnen leiden tot nieuwe

Bijlage 8 Onderzoeksplan kruipend moerasscherm

1. Kennis die noodzakelijk is om de huidige instandhoudingsmaatregelen te onderbouwen en eventueel bij te stellen of die zou kunnen leiden tot nieuwe

instandhoudingsmaatregelen is rood en vet gedrukt;

2. Kennis die belangrijk is omdat deze ervoor zorgt dat instandhoudingsmaatregelen met meer effectiviteit of met meer zekerheid kunnen worden geformuleerd is rood;

3. Kennis die alleen in bepaalde gevallen of gebieden belangrijk of van minder groot belang is wordt gewoon zwart weergegeven.

Abiotische omstandigheden

Hydrologie en hydrochemie

Een belangrijke overeenkomst van de groeiplaatsen in Nederland, maar ook daarbuiten zijn de natte omstandigheden: een waterstand boven het maaiveld in de winter en een blijvend vochtige bodem in de zomer (Burmeier & Jensen 2008; Arcadis 2011). Een hoge waterstand in de winter en het voorjaar zorgt ervoor dat er open plekken ontstaan in de vegetatie, waar het weinig concurrentiekrachtige kruipend moerasscherm van kan profiteren (Rosenthal & Lederbogen 2007; Burmeier & Jensen 2009). De duur en periode van de inundatie is belangrijk voor het effect ervan. Tijdens de expert-meeting werd gesteld dat winterinundaties goed zijn voor kruipend moerasscherm en zomerinundaties niet (Arcadis 2011). Dat inundatie in de winter positief is, lijkt evident, maar de effecten van inundatie in andere perioden dienen nader te worden onderzocht. Uit onderzoek blijkt namelijk dat inundatie van 2 tot 8 weken in het groeiseizoen de biomassa van kruipend moerasscherm weliswaar doet afnemen, maar dat vrijwel alle planten het overleven. Dit geeft de soort een concurrentievoordeel ten opzichte van veel andere planten die dit niet kunnen verdragen (Burmeier & Jensen 2009). Daarnaast lijkt het waarschijnlijk dat deze laat bloeiende soort een concurrentievoordeel ondervindt van inundatie in het late voorjaar (periode apr-mei). De weersomstandigheden (met name de hoeveelheid neerslag) zijn natuurlijk ook van invloed op de hydrologie in een bepaald jaar. Hoewel dit wel een verklaring kan vormen voor het verschil tussen jaren, is het natuurlijk geen stuurknop waaraan gedraaid kan worden.

Naast de waterstanden is het belangrijk om de herkomst van het water te kennen: gaat het om inundatie vanuit de (brakke!) kreek, stagnerend regenwater of zoet dan wel brak kwelwater. Daarom moeten zowel de grondwaterstanden als de waterstanden nabij de kreken worden gemeten.

In principe dient op elke groeiplaats in de drie kreken de waterkwaliteit (chemie) en waterkwantiteit (peil/stijghoogte) van oppervlaktewater en grondwater te worden gemeten. In Canisvliet wordt het grondwaterpeil ter hoogte van de groeiplaats gemeten door middel van een grondwaterstandsbuis en er zijn tevens metingen van het oppervlaktewater beschikbaar (zie figuur). In het Groote Gat zijn metingen van het waterpeil van de kreek beschikbaar, maar grondwaterstandsmetingen ontbreken. In de Vogelkreek zijn alleen oppervlaktewatermetingen beschikbaar van een punt dat op enige afstand van de Vogelkreek gelegen is en dat vrijwel zeker niet representatief is voor de Vogelkreek zelf (mond. med. P. Maas). Aangezien de groeiplaatsen in de Vogelkreek-Zuid in een smalle zone langs de kreek zijn gelegen, is de grondwaterstand daar direct gekoppeld aan het oppervlaktewaterpeil. Grondwatermetingen zijn dan niet zinvol. Wel zinvol is het plaatsen van een grondwatermeetpunt in de Vogelkreek Noord, waar kruipend moerasscherm is verdwenen. Omdat het beheer hier in de komende beheerplanperiode wordt verbeterd, is de kans aanwezig dat de soort hier terugkeert.

Figuur B8 1: Voorbeeld grondwaterstand op de groeiplaats van kruipend moerasscherm in Canisvliet, buis B54G0066 (Bron: www.dinoloket.nl).

De overgangen tussen zoet en zout milieu en de contactzones tussen rivierwater en regenwater vormen de zeldzaamste, soortenrijkste en meest bedreigde vegetaties uit de Weegbreeklasse (Weeda et al. 2002). De herkomst van het water bepaalt dus in belangrijke mate de samenstelling en is van grote invloed op de vegetatie. Gezien de vegetatie hebben alle drie de groeiplaatsen in het verleden onder invloed van brak water gestaan, maar of dat nog steeds zo is, is niet duidelijk. De kreken bevatten alle drie minstens periodiek brak water, maar of er op die momenten ook inundatie optreedt is niet onderzocht. In theorie zorgt overstroming met brak water voor een concurrentievoordeel voor braktolerante soorten. Er zijn aanwijzingen dat kruipend moerasscherm enigszins tolerant is voor brakke omstandigheden, al was het maar dat de soort vaak samen groeit met brak tolerante soorten als ruwe en platte bies. Waarnemingen uit het binnenland tonen aan dat brak water zeker geen voorwaarde is voor de soort. Onderzoek wijst bovendien uit dat kruipend moerasscherm in het groeiseizoen een overstroming van 2 weken met sterk brak water (173 mmol NaCl per liter = ±30% zeewater) niet overleeft en 8 weken in zoet water wel (Burmeier & Jensen 2008). Of de soort overstroming met zwak brak water wel overleeft is onbekend.

Opvallend is dat de populaties in de drie kreken zich onderaan een vrij steile terreinhelling bevinden. Ook veel populaties elders in Europa bevinden zich vaak in een kleine depressie of langs een gradiënt. Dit heeft waarschijnlijk te maken met de aanvoer van afstromend regenwater en/of (lokaal) kwelwater. Hierdoor blijft de bodem in de zomer vochtiger. Daarnaast zou dit kunnen zorgen voor wat minder voedselrijke omstandigheden en voor verdunning van al te brak kreekwater.

Voor kruipend moerasscherm lijkt in Canisvliet de zomerdaling te beperkt (mond. meded. Peter Maas). Daarom is in Canisvliet in 2014 een proef gestart waarbij het peil in de zomer in droge perioden mag uitzakken. Hierbij wordt onderzoek gedaan naar het effect van dit dynamischer peilbeheer op kruipend moerasscherm. Het huidige winterpeil blijft gehandhaafd om te voorkomen dat de oevers verruigen en de soort wordt teruggedrongen.

1. Voortzetten metingen oppervlaktewaterpeil en oppervlaktewaterkwaliteit in Canisvliet en Groote Gat en toevoegen meetpunt Vogelkreek.

2. Voortzetten metingen grondwaterstand in Canisvliet en toevoegen meetpunt Groote